ECLI:NL:RBROT:2023:11257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/10/666986 / KG ZA 23-922
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van overdracht van appartement door vruchtgebruiker in erfrechtelijk geschil

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, de kinderen van de overleden [naam 1], een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de voormalige echtgenoot van [naam 1]. De eisers vorderen dat de voorzieningenrechter [gedaagde] verbiedt om het bloot eigendom van een appartement aan zichzelf te leveren, omdat dit in strijd zou zijn met de wil van de erflaatster. De procedure is gestart na een eerdere akte van verdeling van de nalatenschap, waarin het appartement aan de eisers was toebedeeld, terwijl [gedaagde] het vruchtgebruik had aanvaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2023, waarna partijen geen overeenstemming konden bereiken.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de intentie heeft om het appartement aan zichzelf over te dragen, wat volgens eisers in strijd is met de bepalingen van het testament van [naam 1]. De rechter heeft geoordeeld dat de overdracht door [gedaagde] aan zichzelf de wil van de erflaatster doorkruist, aangezien het testament duidelijk aangeeft dat de eisers de nalatenschap zouden erven met een recht van vruchtgebruik voor [gedaagde]. De rechter heeft de vordering van eisers toegewezen en [gedaagde] verboden om de overdracht uit te voeren, met een dwangsom van € 1.000.000,00 als hij hier niet aan voldoet. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666986 / KG ZA 23-922
Vonnis in kort geding van 21 november 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Villars-Sur-Ollon, Zwitserland,
2.
[eiser 2],
wonende te Barendrecht,
3.
[eiser 3],
wonende te Brielle,
eisers,
advocaat: mr. J.J. Degenaar te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. F.H.C. Aarts te Heerlen.
Partijen worden hierna eisers en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2023,
  • de producties 1 tot en met 14 van eisers,
  • de spreekaantekeningen van mr. Aarts,
  • de opgave goederen onder vruchtgebruik van [gedaagde].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023. Partijen hebben nadien geprobeerd om een regeling te treffen, maar geen overeenstemming bereikt. Bij brief van 6 november 2023 heeft mr. Degenaar verzocht om vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] (hierna: [naam 1]) is van [datum 1] tot haar overlijden op [datum 2] met [gedaagde] in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Eisers zijn de kinderen van [naam 1] uit haar eerdere huwelijk met [eiser 2].
2.2.
Bij testament van 5 april 2018 heeft [naam 1] over haar nalatenschap beschikt. Daarbij heeft zij [gedaagde] voor 1/1000ste deel en eisers, tezamen en voor gelijke delen, voor 999/1000ste deel tot haar erfgenamen benoemd. Verder heeft zij aan [gedaagde] het vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap gelegateerd. De artikelen VI.B.10 en 11 bepalen dat [gedaagde] bevoegd is tot het vervreemden en verteren van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen. In artikel VI.B.13.a in combinatie met artikel VII.A.2.b staat dat het recht van vervreemden en/of verteren vervalt als [gedaagde] hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of duurzaam gaat samenwonen als ware hij gehuwd.
2.3.
Bij akte van 15 december 2021 hebben partijen de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van [naam 1] en [gedaagde] en de verdeling van de nalatenschap vastgelegd. Daarbij is onder meer een appartement aan de [adres] (hierna: het appartement) aan eisers toegedeeld en geleverd. [gedaagde] woont in het appartement. Verder heeft [gedaagde] het legaat van vruchtgebruik aanvaard en is op de nalatenschap, en dus ook het appartement, een recht van vruchtgebruik gevestigd.
2.4.
Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft notaris [naam 2] (hierna: de notaris) een conceptleveringsakte aan eisers gezonden. Daaruit blijkt dat [gedaagde] het appartement op 5 juli 2023 voor € 595.000,00 heeft verkocht aan [naam 3] (hierna: [naam 3]). De overdracht stond gepland op 9 augustus 2023.
2.5.
Bij e-mail van 8 augustus 2023 hebben eisers aan de notaris geschreven dat zij zich afvragen of [gedaagde] bevoegd is tot overdracht van het appartement aan [naam 3]. [gedaagde] zou aan hen hebben laten weten dat [naam 3] in het appartement komt wonen zodra zij haar woning heeft verkocht. Volgens eisers staat de woning van [naam 3] te koop, zodat het slechts een kwestie van tijd is totdat sprake is van een duurzame samenwoning. Eisers hebben verder hun bezwaren geuit tegen de hoogte van de prijs, omdat het appartement volgens hen een aanzienlijke hogere waarde heeft.
2.6.
Bij e-mail van 14 augustus 2023 heeft mr. Degenaar namens eisers twee voorstellen aan [gedaagde] gedaan.
2.7.
Op 2 oktober 2023 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de notaris, mr. Degenaar en een adviseur van [gedaagde], [naam 4] (hierna: [naam 4]). Bij e-mail van 3 oktober 2023 heeft mr. Degenaar aan [naam 4] bevestigd dat besproken is dat [naam 4] de twee voorstellen van eisers met [gedaagde] bespreekt en dat mr. Degenaar aan eisers de mogelijkheid voorlegt dat voor [naam 3] een recht van vruchtgebruik op het appartement wordt gevestigd onder de opschortende voorwaarde dat het recht van vruchtgebruik van [gedaagde] is geëindigd. [naam 4] heeft bij e-mail van dezelfde dag laten weten dat hij eerst de reactie van eisers afwacht. Op 6 oktober 2023 heeft mr. Degenaar aan [naam 4] bericht dat een recht van vruchtgebruik voor [naam 3] voor eisers niet acceptabel is, maar dat zij hun beide voorstellen handhaven.
2.8.
Bij e-mail van 10 oktober 2023 heeft de notaris aan eisers geschreven dat [gedaagde] de woning op 27 oktober 2023 aan zichzelf wenst over te dragen voor een prijs van € 595.000,00. Bij de e-mail is een conceptleveringsakte gevoegd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen na vermindering van eis, verkort weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] in zijn hoedanigheid van vruchtgebruiker verbiedt om het bloot eigendom van de woning te leveren aan zichzelf op basis van de conceptakte van 10 oktober 2023, op straffe van een dwangsom van € 1.500.000,00 indien [gedaagde] na betekening van het vonnis in strijd handelt met dit verbod,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers hebben een spoedeisend belang bij hun vordering, omdat [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat hij tot overdracht van het appartement aan zichzelf wenst over te gaan. Op de zitting heeft [gedaagde] toegezegd dat hij de uitkomst van dit kort geding afwacht.
4.2.
[gedaagde] stelt dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij niet bevoegd zijn om over het appartement te beschikken. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in deze stelling. Eisers hebben als bloot eigenaren van het appartement voldoende belang bij hun vordering, zodat zij daarin kunnen worden ontvangen.
4.3.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat het recht van [gedaagde] om het appartement te vervreemden is vervallen, omdat hij met [naam 3] duurzaam samenwoont als ware hij gehuwd. Indien nog geen sprake is van een duurzame samenwoning, stellen eisers dat [gedaagde] met de overdracht van het appartement aan zichzelf in strijd handelt met de bedoeling van [naam 1] met het testament. Ook vinden zij dat [gedaagde] met de overdracht zijn zorgplicht als vruchtgebruiker jegens eisers als bloot eigenaren schendt.
4.4.
[gedaagde] stelt dat hij het appartement heeft gekocht en dat eisers via de gemeenschap van goederen tussen [gedaagde] en [naam 1] en een ongelukkige testamentaire verdeling de erfgenamen van zijn fortuin zijn geworden. [gedaagde] wil het appartement terug en vindt het onaanvaardbaar als zijn belang moet wijken voor dat van eisers. Volgens [gedaagde] is het ook de bedoeling van [naam 1] geweest dat [gedaagde] volledig en naar eigen inzicht over het gehele vruchtvermogen kan beschikken. Hij weerspreekt dat hij duurzaam met [naam 3] samenwoont of dit na de overdracht van het appartement gaat doen.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de overdracht door [gedaagde] van het appartement aan zichzelf in strijd met de wil van [naam 1]. Uit het testament volgt dat het de wil van [naam 1] was dat eisers (999/1000ste deel van) de nalatenschap zouden erven en dat daarop een recht van vruchtgebruik voor [gedaagde] zou worden gevestigd. Met de akte van 15 december 2021 hebben partijen hier invulling aan gegeven: eisers zijn bloot eigenaar van het appartement geworden en [gedaagde] heeft een recht van vruchtgebruik op het appartement gekregen. Door de overdracht van het appartement aan zichzelf verkrijgt [gedaagde] de onbezwaarde eigendom van het appartement. Daarmee doorkruist hij de wil van de erflaatster. [gedaagde] kan in dat geval immers doen en laten wat hij wil, terwijl het de bedoeling was dat hij een vruchtgebruik op de nalatenschap zou krijgen en in het testament beperkingen aan dat vruchtgebruik zijn gesteld. [gedaagde] wekt met een overdracht aan zichzelf de indruk dat hij dit doet omdat hij dan geen rekening meer hoeft te houden met de belangen van de blooteigenaren en met de beperkingen van het vruchtgebruik.
4.6.
Deze onaanvaardbare doorkruising van de wil van [naam 1] leidt ertoe dat vordering 1 van eisers wordt toegewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een andere uitkomst. Dat [gedaagde] met de overdracht een in zijn ogen ongelukkige verdeling wenst recht te zetten, rechtvaardigt niet dat de wil van de erflaatster wordt genegeerd. Daarnaast vormt dit geen reden om terug te komen op de bij akte van 15 december 2021 vastgelegde verdeling van de nalatenschap. [gedaagde] heeft hier immers zelf mee ingestemd. Verder is van belang dat de overdracht tot gevolg heeft dat eisers bij het eindigen van het vruchtgebruik niet meer over het appartement kunnen beschikken. Ook kan, gelet op de door eisers overgelegde stukken, niet worden uitgesloten dat de prijs van € 595.000,00 niet marktconform is.
4.7.
Het kan verder in het midden blijven of [gedaagde] en [naam 3] op enig moment duurzaam zijn gaan samenwonen als ware zij gehuwd.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat aanleiding voor het opleggen van een dwangsom van € 1.000.000,00.
4.9.
Omdat het hier een geschil betreft in de (stief)familie-relationele sfeer worden de kosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] in zijn hoedanigheid van vruchtgebruiker om het bloot eigendom van het registergoed staande en gelegen te [adres] te leveren aan zichzelf op basis van de conceptakte van 10 oktober 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan eisers een dwangsom te betalen van € 1.000.000,00 indien hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.2971/1876