In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, de kinderen van de overleden [naam 1], een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de voormalige echtgenoot van [naam 1]. De eisers vorderen dat de voorzieningenrechter [gedaagde] verbiedt om het bloot eigendom van een appartement aan zichzelf te leveren, omdat dit in strijd zou zijn met de wil van de erflaatster. De procedure is gestart na een eerdere akte van verdeling van de nalatenschap, waarin het appartement aan de eisers was toebedeeld, terwijl [gedaagde] het vruchtgebruik had aanvaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2023, waarna partijen geen overeenstemming konden bereiken.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de intentie heeft om het appartement aan zichzelf over te dragen, wat volgens eisers in strijd is met de bepalingen van het testament van [naam 1]. De rechter heeft geoordeeld dat de overdracht door [gedaagde] aan zichzelf de wil van de erflaatster doorkruist, aangezien het testament duidelijk aangeeft dat de eisers de nalatenschap zouden erven met een recht van vruchtgebruik voor [gedaagde]. De rechter heeft de vordering van eisers toegewezen en [gedaagde] verboden om de overdracht uit te voeren, met een dwangsom van € 1.000.000,00 als hij hier niet aan voldoet. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.