3.1.[holding A] en [bedrijf B] vorderen, verkort weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
[bedrijf C] met onmiddellijke ingang schorst als bestuurder althans het stem- en/of vergaderrecht van [bedrijf C] in het bestuur van [bedrijf B] schorst, totdat een bodemrechter uitspraak heeft gedaan over haar bestuurspositie,
[bedrijf C] gebiedt medewerking te verlenen aan verwerking in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van haar schorsing als bestuurder, onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, met een maximum van € 200.000,00,
[bedrijf C] verbiedt zichzelf en/of een door haar aangewezen persoon toegang te verschaffen tot bestuursvergaderingen, het pand en het bedrijfsterrein van [persoon B] , en de bedrijfssystemen en operationele bedrijfsgegevens van [persoon B] , onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, met een maximum van € 200.000,00,
de managementovereenkomst van [bedrijf C] per 11 november 2022 althans per 1 januari 2023 buiten werking stelt totdat een bodemrechter uitspraak heeft gedaan over haar bestuurspositie,
[bedrijf C] gebiedt binnen vijf dagen na dit vonnis alle bedrijfseigendommen, waaronder tevens begrepen de bankpas(sen) van [persoon B] , te retourneren aan [bedrijf B] totdat een bodemrechter uitspraak heeft gedaan over haar bestuurspositie, onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, met een maximum van € 200.000,00,
[bedrijf C] veroordeelt tot het binnen vijf dagen na dit vonnis overgaan tot betaling aan [bedrijf B] van de door [persoon B] ontvangen managementvergoeding per 11 november 2022 tot en met maart 2023, een bedrag van € 77.273,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de dag nadat de onterechte betalingen zijn verricht aan [bedrijf C] , dan wel vanaf de dag van dagvaarding,
subsidiair:
7. een alomvattende regeling of andere ordemaatregel treft ter voorkoming van verdere schade aan [persoon B] en ter beëindiging van het geschil,
in alle gevallen:
8. [bedrijf C] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
9. [bedrijf C] veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente.