ECLI:NL:RBROT:2023:11247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
10-087176-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing ontneming met heropening van onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in een ontnemingszaak, waarbij het onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde is heropend. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, had een vordering ingediend om het bedrag van € 18.470,- vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting op 4 oktober 2023 werd duidelijk dat het dossier niet volledig was en dat er onvoldoende zicht was op de individuele transacties van de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde contante stortingen op zijn rekening heeft gedaan, waarvan hij beweert dat deze afkomstig zijn van legale bronnen. Deze verklaring is echter niet meegenomen in het eerdere onderzoek, wat aanleiding gaf tot de heropening van de zaak. De rechtbank heeft de veroordeelde en de officier van justitie de gelegenheid gegeven om hun standpunten nader te onderbouwen via een schriftelijke ronde. De verdediging moet uiterlijk op 29 november 2023 een conclusie van antwoord indienen, waarna de officier van justitie tot 10 januari 2024 de gelegenheid heeft om te reageren. De rechtbank benadrukt het belang van strikte naleving van deze termijnen en zal het onderzoek op een later tijdstip hervatten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-087176-23 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01]
geboren op [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. A. Karacelik, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2023.

2.Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. H.A. van Wijk strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 18.470,-;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 18.470,-.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, derde lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

3.Tussenbeslissing

Het dossier bevat een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van het Harc Team Rotterdam (hierna: het rapport). In dat rapport is onder meer het volgende gerelateerd.
Omdat in het strafrechtelijk onderzoek geen zicht is verkregen op alle individuele transacties /
strafrechtelijke activiteiten en de daarmee samenhangende opbrengsten, is er bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor gekozen om een eenvoudige kasopstelling te
vervaardigen. Door middel van deze methode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt nagegaan of, en zo ja, in hoeverre veroordeelde meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord.
In deze methode worden de totale contante uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. Indien de totale contante uitgaven groter zijn dan de beschikbare legale contante gelden (met andere woorden: het uiteindelijke verschil negatief is), is er dus sprake van onbekende contante ontvangsten. Een negatieve kas is immers niet mogelijk: men kan niet meer uitgeven dan men fysiek aan kasgeld beschikbaar heeft, tenzij sprake is van een andere, onbekende contante ontvangstenbron. Van deze onbekende contante ontvangstenbron kan worden aangenomen dat deze tenminste gelijk is aan het verondersteld wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op basis van het overzicht van de uitgaven en ontvangsten kan de volgende opstelling worden vervaardigd:
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen € 2.760,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € 2.760,00
Werkelijk contante uitgaven inclusief bankstortingen € 21.230,00
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel) € 18.470,00.
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld, dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen van € 18.470,00.
De officier van justitie heeft haar vordering gebaseerd op de inhoud van het rapport.
In het opsporingsonderzoek heeft de veroordeelde met betrekking tot de bevindingen in het rapport geen antwoord willen of kunnen geven. Eerst tijdens het onderzoek op de terechtzitting heeft de veroordeelde een verklaring afgelegd over de contante ontvangsten en uitgaven op zijn rekening.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek in deze zaak niet volledig is geweest.
De veroordeelde heeft verklaard dat de contante stortingen op zijn rekening afkomstig zijn van legale transacties. Zo zou hij, ook ver vóór de periode van onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel, contant gespaard geld op zijn rekening hebben gestort. Deze omstandigheid is niet meegenomen in het onderzoek dat heeft geleid tot het rapport en het dossier bevat geen aanknopingspunten om de aannemelijkheid van de verklaring van de veroordeelde te beoordelen.
Daarom zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de veroordeelde en de officier van justitie via een schriftelijke ronde in de gelegenheid stellen om hun standpunten nader te onderbouwen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Heropent het gesloten onderzoek ter terechtzitting en schorst deze voor
onbepaalde tijd.
De verdediging dient uiterlijk binnen zes weken na heden (dus uiterlijk op 29 november 2023) een conclusie van antwoord in bij de griffie van deze rechtbank, door deze conclusie te sturen naar het emailadres
ontnemingszaken.rb.rotterdam@rechtspraak.nl, onder vermelding van de naam van veroordeelde en parketnummer.
De officier van justitie dient uiterlijk binnen zes weken gerekend vanaf het aflopen van voorgaande termijn, dus uiterlijk 10 januari 2024, een conclusie van repliek in, ook door verzending naar voormeld emailadres.
De officier van justitie en de verdediging dienen van de door hen aan de rechtbank overgelegde conclusie gelijktijdig een exemplaar aan de wederpartij te doen toekomen.
De rechtbank hecht waarde aan een strikte naleving van voormelde termijnen vanwege
redenen van proceseconomische aard en ziet graag dat de procespartijen zich hieraan
houden.
Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen datum en tijdstip.
Beveelt dat tegen de nadere terechtzitting dient te worden opgeroepen:
-de veroordeelde, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de veroordeelde.
Dit tussenvonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.