ECLI:NL:RBROT:2023:11244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/910 en FT EA 23/911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een verzoeker die in financiële problemen verkeert. De verzoeker had op 13 september 2023 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een bevel aan zijn schuldeisers om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De schuldeisers, ABN AMRO Bank N.V. en Uitvaartverzorging Kievit B.V., hebben echter geweigerd om in te stemmen met de regeling, die voorzag in een betaling van slechts 1,86% van de totale schuldenlast van € 58.076,51. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeisers in redelijkheid niet konden worden verplicht om in te stemmen met de regeling, gezien het feit dat hun vorderingen 100% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat het aanbod van de verzoeker niet het uiterste was wat hij kon bieden, en dat er onvoldoende bewijs was dat de verzoeker niet in staat zou zijn om meer te verdienen dan zijn huidige uitkering. De rechtbank heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen en zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] & [nummer02]
uitspraakdatum: 23 november 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 13 september 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • ABN AMRO Bank N.V., hierna te noemen: ABN AMRO;
  • Uitvaartverzorging Kievit B.V., hierna te noemen: Kievit;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABN AMRO heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • Mevrouw [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening);
  • De heer D. Kindermans, werkzaam bij Budget- en beschermingsbewind Zuid- Hollandse Eilanden B.V., (hierna te noemen beschermingsbewindvoerder);
  • Mevrouw [naam02] , werkzaam bij Budget- en beschermingsbewind Zuid-Hollandse Eilanden B.V., (hierna te noemen Staigiare)
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee schuldeisers, waarvan nul preferente en twee concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 58.076,51 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 26 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1.86% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.

3.Het verweer

ABN AMRO heeft in haar verweerschrift te kennen gegeven dat er eerst een aanbod is ontvangen van 1,60% dit aanbod is later gewijzigd naar 1,86%. Uit het verzoek tot heroverweging is gebleken dat deze wijziging heeft plaatsgevonden omdat de hoogte van de uitkering in de VTLB-berekening onjuist is weergegeven. ABN AMRO geeft aan dat een correcte VTLB-berekening, ter onderbouwing van het voorstel, ontbreekt.
Voorts geeft de ABN AMRO aan dat de schuldenaar een sollicitatieplicht heeft voor veertig uur per week. De bank heeft twijfels of een saneringskrediet het maximaal haalbare is. Het is volgens ABN AMRO aannemelijk dat schuldenaar binnen afzienbare periode loon uit dienstbetrekking zal gaan genereren, waardoor de afloscapaciteit kan stijgen. De bank vindt dat met het huidige voorstel niet het hoogst haalbare is aangeboden.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser Kievit geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN AMRO en Kievit bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN AMRO en Kievit in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Gezien het feit dat ABN AMRO en Kievit de enige schuldeisers zijn.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van ABN AMRO en Kievit een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast (te weten 100% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat ABN AMRO en Kievit in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht.
Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een PW-uitkering. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoeker heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat hij nog steeds onverminderd arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van ABN AMRO en Kievit als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om ABN AMRO en Kievit te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong rechter, en in aanwezigheid van D. Kaymak, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023. [1]

Voetnoten

1.