In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldsaneringsregeling was eerder op 31 januari 2022 uitgesproken, waarbij A. Noordzij als bewindvoerder was aangesteld. De rechter-commissaris heeft op 22 september 2023 een voordracht gedaan om de regeling te beëindigen, waarna de schuldenaar op 16 november 2023 niet ter zitting verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenaar een nieuwe baan heeft, maar er zijn geen gegevens van de huidige werkgever verstrekt. De schuldenaar heeft een Participatiewet-uitkering ontvangen en er zijn nieuwe schulden ontstaan, wat de bewindvoerder en budgetcoaches zorgen baart. De schuldenaar heeft aangegeven te willen stoppen met de regeling, tenzij het leefgeld wordt verhoogd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan de sollicitatieplicht gedurende 15 maanden en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan ter hoogte van € 5.989,18. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.404,98.
Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, en dit kan uitsluitend door een advocaat worden gedaan.