ECLI:NL:RBROT:2023:11222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
10.186952.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van LSD en wapens na rechtmatige woningdoorzoeking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van LSD, voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en het bezit van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden van de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat dit onrechtmatig was vanwege een vermeend vormverzuim. De rechtbank concludeerde dat de melding bij Meld Misdaad Anoniem voldoende grond bood voor de politie om de woning te betreden, gezien de omstandigheden waaronder de melding was gedaan en de waarnemingen van de politie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank gelastte de bewaring van drie in beslag genomen telefoons ten behoeve van de rechthebbende. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de risico's voor de volksgezondheid en de mogelijke schade aan de omgeving door de productie van drugs. De verdachte had ook een antiek vuurwapen in zijn bezit, wat extra risico's met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer 10.186952.23
Datum uitspraak 20 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. C.M. Emeis, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het eerste en derde gedachtestreepje, en het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Rechtmatigheid bewijs
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de melding die bij Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA) werd gedaan in samenhang bezien met de raadpleging van het BRP-register waaruit bleek dat niemand stond ingeschreven op [adres] onvoldoende grond gaf om over te gaan tot binnentreden van de woning. Het binnentreden was daarom onrechtmatig, wat een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek oplevert dat niet kan worden hersteld. Om die reden moet bewijsuitsluiting volgen voor alle feiten.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank moet eerst de vraag beantwoorden of sprake is geweest van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Als dit zo is, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of dat vormverzuim ertoe moet leiden dat de resultaten van dat onderzoek, die door dat vormverzuim zijn verkregen, niet mogen worden gebruikt voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten.
In lijn met vaste jurisprudentie op dit gebied acht de rechtbank, anders dan de verdediging, het binnentreden van de woning rechtmatig.
Het onderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van een MMA-melding op 23 juli 2023 om 17.45 uur. In de melding stond dat in de woning op het adres [adres] vermoedelijk een hennepkwekerij gevestigd was. Al ruim een maand hing er een wietgeur rondom de woning, die niet werd bewoond. Met regelmaat kwam iemand de woning binnen voor een kort bezoek. Ook waren de ramen geblindeerd met raambekleding.
De MMA-melding bevatte daarmee voldoende concrete informatie over de aard van de mogelijk aan de orde zijnde strafbare feiten, de tijd en plaats daarvan. Uit de politiesystemen bleek daarnaast dat niemand stond ingeschreven op het genoemde adres. De politie zag het als een spookwoning, een duurdere woning die wordt gebruikt voor illegale activiteiten. Daarbij merkt de rechtbank op dat voorafgaand aan het daadwerkelijk betreden van de woning, slechts één dag na de melding, de politie ook zelf een duidelijke hennepgeur vanuit de woning heeft waargenomen en dat op herhaald aanbellen en kloppen (in eerste instantie) niet werd gereageerd.
Deze omstandigheden maken dat er voldoende grondslag was voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen en de resultaten van het binnentreden van de woning kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
4.2.
Bewezenverklaring feit 3 zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 en 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de aangetroffen goederen kunnen worden uitgelegd als goederen die in ieder huishouden zijn te vinden. Wat de chemicaliën betreft kan niet met voldoende zekerheid worden gezegd dat deze bestemd zijn voor – kort gezegd – de productie van stoffen op lijst 1 van de Opiumwet.
4.3.2.
Beoordeling
In de woning zijn diverse goederen aangetroffen: een luchtfilter, meerdere mobiele kookplaten, een metalen emmer, vacuümzakken, blenders, een pH-meter, een fles met methanol, een fles met etiket aceton, gebruikte pannen, verwarmingsplaatjes, demiwater, blottervellen (LSD-zegels) en twee documenten met een omschrijving voor de vervaardiging van LAD. Hoewel een aantal van deze goederen inderdaad in gewone huishoudens zullen voorkomen, bekijkt de rechtbank deze goederen niet apart, maar in onderling verband. De rechtbank acht de goederen – in samenhang bezien – typisch voor de productie van (synthetische) drugs. Dit wordt ondersteund door een proces-verbaal van deskundigen van het Landelijk Forensisch Service Centrum, Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO).
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat bepaalde goederen van een vriend van hem waren. Hij heeft deze stelling in het geheel niet onderbouwd, waardoor de rechtbank deze niet kan verifiëren. Deze verklaring wordt daarom terzijde geschoven.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het eerste en derde gedachtestreepje van feit 1 op de tenlastelegging (cocaïne en 5F-ADB) niet wettig en overtuigend zijn te bewijzen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van LSD, het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van (synthetische) drugs en het bezit van een antieke revolver.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 24 juli 2023 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
hij op 24 juli 2023 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en
- het opzettelijk vervaardigen
van LSD of andere (synthetische) drugs, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen
enstoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte:
- een hoeveelheid methanol en een hoeveelheid aceton en een hoeveelheid gedemineraliseerd water ten behoeve van de productie van drugs en
- een luchtfilter, pannen en een metalen emmer en vacuümzakken en blenders, ten behoeve van de productie van drugs,
voorhanden gehad;
3
hij op 24 juli 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk en type Forehand-Wadsworth Russian Model 32, kaliber .32 rimfire, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft voorwerpen en stoffen voorhanden gehad waarmee synthetische drugs geproduceerd kunnen worden. Het is algemeen bekend dat de productie hiervan, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
De verdachte heeft kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de risico’s voor omwonenden en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
Daarnaast had de verdachte een niet onklaar gemaakt vuurwapen in zijn bezit. Hoewel de rechtbank kennis heeft genomen van het verweer van verdachte dat dit een antiek verzamelobject voor hem was, heeft de verdachte hiermee voor zijn directe omgeving gevaar veroorzaakt, los van het feit dat het ongecontroleerde bezit van wapens kan leiden tot maatschappelijk onaanvaardbare escalaties van conflicten.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen ruimte, gelet op de aard en de ernst van de feiten.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met hieraan gekoppeld de algemene voorwaarde. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen PGP-telefoons te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De telefoons dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu er geen aanwijzingen zijn dat deze zijn gebruikt bij of dienstig zijn geweest bij strafbare feiten.
8.3.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is voor onttrekking aan het verkeer, nu niet valt hard te maken dat de PGP-telefoons zijn gebruikt voor de onderhavige of andere strafbare feiten.
De verdachte heeft verklaard dat de telefoons niet van hem zijn, waardoor de rechtbank geen persoon als rechthebbende kan aanmerken. Ten aanzien van de drie in beslag genomen PGP-telefoons zal daarom de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10, 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 3 (drie) Google Pixel telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 november 2023.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 89,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 135,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, en/of
- ongeveer 977,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 5F-ADB,
zijnde cocaïne en/of LSD en/of 5F-ADB,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne en/of LSD en/of andere (synthetische) drugs, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte:
- een hoeveelheid methanol en/of een hoeveelheid aceton en/of een hoeveelheid gedemineraliseerd water en/of een hoeveelheid van een of meer tot op heden
onbekend gebleven stoffen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of stoffen ten behoeve van de productie van drugs en/of
- een of meerdere luchtfilters, een of meerdere pannen en/of een metalen emmer/vat (voor chemicaliën) en/of een of meerdere vacuümzakken en/of een of
meerdere blenders, in elk geval een hoeveelheid materialen en/of goederen ten behoeve van de productie van drugs,
voorhanden gehad;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk en type Forehand-Wadsworth Russian Model 32, kaliber .32 rimfire, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )