ECLI:NL:RBROT:2023:11221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
10.176164.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak in vereniging met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak in vereniging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 15 juli 2023 een woning in Berkel en Rodenrijs had ingebroken. De verdachte was ten tijde van de inbraak aanwezig en vluchtte bij de komst van de politie. Bewijsmateriaal, waaronder berichten op de telefoon van de verdachte, leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de inbraak. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de diefstal door twee of meer verenigde personen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 100,- schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 10 weken gevangenisstraf, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit had gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer 10.176164.23
Parketnummer TUL 02.152930.19
Datum uitspraak 7 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. A.S. Sewgobind, advocaat in Eindhoven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en deelneemt aan een gedragsinterventie;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 02.152930.19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het is onduidelijk wie de politie heeft zien wegrennen vanuit de richting van de woning, nu de verdachte niet voldoet aan het signalement dat de verbalisant zelf heeft opgegeven. Daarnaast blijkt nergens uit dat de verdachte in de woning is geweest of een raam heeft geforceerd. De berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte hebben hem nooit bereikt. De verdediging verzoekt daarom om vrijspraak.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen, nu niet is vast te stellen wie de andere personen waren en wat hun rol was.
4.1.3.
Beoordeling
Op 15 juli 2023 rond 04.03 uur kreeg de politie een melding van een buurtbewoner dat zich rond de [adres02] in [plaats02] twee personen ophielden die zich verdacht gedroegen. Zij liepen in de richting van de woning aan de [adres02] . Toen de politie na een aantal minuten aankwam zag één van de politieagenten een man wegrennen uit de richting van de [adres02] . Hij rende achter de man aan, verloor hem uit het oog en op dat moment hoorde hij water kletteren. Hij liep naar de Berkelseplas, waarin de verdachte werd aangetroffen. De verbalisant herkende de verdachte als de persoon die hij achterna was gerend uit de richting van de [adres02] .
In de woning aan de [adres02] bleek te zijn ingebroken. Het keukenraam was opengebroken en er bevonden zich werktuigsporen aan het raam. De slaapkamer was overhoop gehaald en diverse sieraden waren weggenomen. Buiten, op het grindpad naast de woning, vóór het opengebroken keukenraam, werd de telefoon van de verdachte aangetroffen.
In deze telefoon van de verdachte zijn verschillende berichten en oproepen aangetroffen. Hij ontving op 15 juli 2023 om 02.44 uur een bericht van [naam01] met de vraag waar de koevoet was. Twee minuten later ontving de verdachte een bericht van [naam02] met weer de vraag waar de koevoet was. Kort daarna worden er twee gesprekken gevoerd tussen de telefoon van de verdachte en [naam02] . Om 04.08 uur stuurt [naam02] het bericht naar de telefoon van de verdachte dat hij open moet doen en op hetzelfde tijdstip wordt er met de telefoon van de verdachte naar [naam02] gebeld, waarna een gesprek van 22 seconden plaatsvindt. Vervolgens wordt tussen 04.12 uur en 04.26 uur door [naam02] tenminste 25 keer - tevergeefs - gebeld naar de telefoon van de verdachte. Op dat moment lag de verdachte in de Berkelseplas.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van de inbraak aanwezig was bij de desbetreffende woning. Bij het zien van de politie is de verdachte gevlucht en het water in gesprongen. Uit de inhoud van de berichten en de belcontacten concludeert de rechtbank dat de verdachte voor en rond het tijdstip van de inbraak contact had met in ieder geval twee anderen. Hierbij wordt aan de verdachte gevraagd waar de koevoet is en tegen hem gezegd dat hij open moet doen.
De verdachte heeft verklaard dat hij is weggerend en in het water is gesprongen omdat hij bang was dat de politie hem – gelet op zijn verleden – niet zou geloven als hij zou zeggen dat hij toevallig in de buurt was. Dat zijn telefoon voor het keukenraam van de desbetreffende woning is aangetroffen, is naar zijn zeggen toeval. Hij zou deze tijdens het wegrennen zijn verloren.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het aantreffen van de verdachte ter plaatse, het aantreffen van zijn telefoon op het pad voor het opengebroken keukenraam en zijn poging om te ontkomen aan de politie, in samenhang met de op de telefoon aangetroffen berichten voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert dat de verdachte degene is geweest die, tezamen met anderen, op 15 juli 2023 heeft ingebroken in de woning aan de [adres02] en daar diverse sieraden heeft weggegenomen.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 juli 2023 te [plaats02] tezamen en in vereniging met anderen, een horloge van het merk Pulsar en een zilveren ring en zilveren armbanden, die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Dit is een ernstig en ergerlijk feit dat gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt voor de bewoners in kwestie, maar ook in de samenleving in het algemeen. Bovendien brengt een woninginbraak veel administratieve en praktische rompslomp met zich mee voor de bewoners, zo maakt de rechtbank ook op uit de vordering van de benadeelde partij. De verdachte heeft zich van al deze gevolgen geen enkele rekenschap gegeven en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen voordeel. Het feit dat hij al meermalen is veroordeeld voor woninginbraken en ten tijde van dit feit in een proeftijd liep, heeft kennelijk ook weinig indruk gemaakt op de verdachte. In ieder geval heeft het hem er niet van weerhouden weer eenzelfde soort feit te plegen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 13 oktober 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte die, naar het zich laat aanzien, niet hebben geleid tot gedragsverandering.
Anders dan is geadviseerd door de reclassering, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zelf aangegeven het nut van met name de CoVa-training niet in te zien. Nu een dergelijke training valt of staat met de motivatie van de deelnemers, ziet de rechtbank hierin geen meerwaarde voor de verdachte. Het verplicht opleggen hiervan zou daarnaast een onnodig beroep doen op de toch al beperkte capaciteit van de reclassering.
Het voorgaande leidt er tevens toe dat de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, geen aanleiding ziet om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair, in geval van een bewezenverklaring, heeft de verdediging aangegeven geen verweer te voeren tegen de vordering.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de factuurdatum, te weten 23 augustus 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 oktober 2021 van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 2 november 2021.
9.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd te verlengen dan wel slechts een gedeelte ten uitvoer te leggen en daarbij de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Voor verlenging van de proeftijd ziet de rechtbank geen aanleiding. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet evenmin redenen om deze tenuitvoerlegging te beperken in tijd of om te zetten in een taakstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 100,- (zegge: honderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 100,-(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 100,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 (twee) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 18 oktober 2021 van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (parketnummer 02.152930.19) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2023.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te [plaats02] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge van het merk Pulsar en/of een zilveren ring en/of één of meer zilveren armband(en), in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;