ECLI:NL:RBROT:2023:11211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/10/668166 / FA RK 23-8008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over minderjarige in het kader van gezagsuitoefening

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige voogdij over een minderjarige, aangeduid als [kind01]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam - Dordrecht, die verzocht om de voorlopige voogdij over [kind01] te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [kind01], de moeder en de vader, niet bereikbaar zijn en dat zij niet in staat zijn om de noodzakelijke praktische zaken voor hun kind te regelen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de belangen van [kind01] in het geding zijn, aangezien zij geen paspoort, zorgverzekering en inschrijving op een Nederlands adres heeft. De kinderrechter heeft de kinderbescherming belast met de voorlopige voogdij, met de mogelijkheid dat de gecertificeerde instelling Leger des Heils in de toekomst als voogd kan worden benoemd. De kinderrechter heeft benadrukt dat de maatregel dringend en onverwijld noodzakelijk is om de belangen van [kind01] te behartigen, en dat de huidige voogd zo snel mogelijk praktische zaken voor haar moet regelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de voorlopige voogdij eindigt van rechtswege na drie maanden, tenzij er eerder een verzoek tot wijziging van het gezag wordt ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/668166 / FA RK 23-8008
datum uitspraak: 9 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over de voorlopige voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam - Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[naam02],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[naam03],
hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de bereidverklaring van de GI van 8 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
22 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord in het bijzijn van haar zus [naam04] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam05] ;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam06] en [naam07] ;
  • de pleegmoeder, [naam03] .
1.3.
De moeder en de vader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast de moeder en de vader wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [kind01] naar haar mening gevraagd. [kind01] heeft samen
met haar zus [naam04] hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de
mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] verblijft in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij [naam03] .
2.3.
Bij beschikking van 12 september 2023 is [kind01] voorlopig onder toezicht
gesteld tot 12 december 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 september 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd tot 12 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige voogdij over [kind01] uit spreken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De maatregel is volgens de Raad dringend en onverwijld noodzakelijk om in de gezagsuitoefening over [kind01] te voorzien.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Voor [kind01] dienen praktische zaken te worden geregeld. De Raad vraagt zich daarnaast af of de ouders überhaupt het gezag hebben, omdat hiervan geen stukken zijn. De ouders zijn niet bereikbaar voor de Raad. De Raad stelt dat [kind01] geen slachtoffer mag worden van de ongeregelde zaken.
4.2.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. De GI was verbaasd dat de Raad in eerste aanleg een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing had verzocht. Deze maatregelen zijn niet passend voor het regelen van praktische zaken. De GI heeft geprobeerd contact te krijgen met de ouders voor het aanvragen van een paspoort voor [kind01] , maar er is geen samenwerking. De vader is in het buitenland en de moeder is niet bereikbaar. Ondertussen is er ook een melding van huiselijk geweld gedaan bij de pleegmoeder en de partner. Het is een risicovolle situatie. De Raad heeft naar aanleiding hiervan de inschatting gemaakt dat de plek goed genoeg kan zijn, indien het wijkteam gaat starten. Wat betreft de pleegzorgvergoeding, de GI stelt dat zij afhankelijk zijn van verschillende instanties voordat zij een pleegzorgvergoeding kunnen afvragen, zoals een screening van het pleeggezin. De GI vraagt zich af of de gecertificeerde instelling Leger des Heils passender is als voogd voor [kind01] . De praktische problemen in het gezin blijven onopgelost. De GI hoopt zo snel mogelijk een aanvraag te kunnen doen voor een paspoort. Ondertussen dient het Leger des Heils te worden ingelicht zodat daarna, indien mogelijk, een warme overdracht kan plaatsvinden.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:241, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de Raad, indien blijkt dat een minderjarige niet onder het wettelijk vereiste gezag staat of dat dit gezag niet over hem wordt uitgeoefend, de rechter verzoeken in de gezagsuitoefening over deze minderjarige te voorzien.
5.2.
De kinderrechter kan op verzoek van de Raad een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.
5.3.
Gebleken is dat de ouders van [kind01] niet in staat zijn om de noodzakelijke praktische zaken voor haar te regelen. Zo heeft zij nog altijd geen paspoort en geen zorgverzekering. Ook is zij nog niet ingeschreven op een Nederlands adres. De ouders zijn onbereikbaar voor de Raad van de Kinderbescherming, de GI en andere instanties. Daarbij verblijft de vader in het buitenland en is het onduidelijk waar de moeder verblijft. De ouders lijken bovendien niet in staat om aan te tonen dat zij gezag hebben over [kind01] .
5.4.
De kinderrechter stelt voorop dat voor [kind01] duidelijk moet zijn waar zij kan opgroeien en wie praktische zaken voor haar kan regelen. [kind01] is duidelijk in haar wens dat ze bij de pleegmoeder wil blijven en de pleegmoeder wil dat ook. Zowel de Raad als de GI hebben vanaf het begin geen bezwaar gehad tegen het verblijf van [kind01] bij [naam03] . Het gaat goed met [kind01] bij [naam03] , ze heeft het naar haar zin en doet het goed op school. Gebleken is echter dat de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing onvoldoende zijn om praktische zaken voor [kind01] te regelen. De GI is nog altijd afhankelijk van de toestemming van de moeder/de ouders voor allerlei praktische zaken, waardoor zaken als paspoort, inschrijving op het adres van [naam03] en ziektekostenverzekering nog steeds niet geregeld zijn. De kinderrechter acht daarom de verzochte maatregel dringend en onverwijld noodzakelijk om de belangen van [kind01] te behartigen en zal de GI belasten met de voorlopige voogdij over [kind01] .
5.5.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de gecertificeerde instelling Leger des Heils mogelijk beter aansluit bij de praktische problematiek. Ter zitting is besproken of het Leger des Heils mogelijk al in deze beschikking tot opvolgend voogd benoemd kan worden, aangezien de Raad, de GI en [naam03] zich daarmee kunnen verenigen. Allereerst moet echter onderzocht worden of het Leger des Heils bereid is om deze taak op zich te nemen. Gelet op de ter zitting uitgesproken instemming van alle betrokkenen zal de kinderrechter, indien de Raad/GI alsnog om wijziging van de voogd verzoekt en daarbij een bereidverklaring van het Leger des Heils overlegt, zonder nadere zitting de voogdij wijzigen. Het is echter zaak dat de thans benoemde GI als voogd nu zo snel mogelijk praktische zaken voor [kind01] gaat regelen, dat kan niet wachten op een eventueel opvolgend voogd.
5.6
Ter zitting is duidelijk geworden dat [naam03] nog altijd geen vergoedingen ontvangt voor de zorg die zij verleent aan [kind01] . De kinderrechter acht van belang, zoals ook is genoemd in de beschikking van 22 september 2023, dat [naam03] en [kind01] op zo kort mogelijke termijn (en met terugwerkende kracht) de vergoedingen gaan ontvangen waar zij recht op hebben. Nu de Raad en de GI vanaf het begin achter de plaatsing bij [naam03] hebben gestaan is het niet aanvaardbaar dat [naam03] door praktische bezwaren als een wachtlijst voor de screening zelf deze kosten moet dragen. [kind01] verblijft immers sinds december 2022 feitelijk bij haar, dat zij nog niet gescreend is maakt niet dat [kind01] van de lucht kan leven. Waarom [kind01] zelf nog steeds geen vergoeding voor kleed-en zakgeld ontvangt is evenmin duidelijk geworden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
belast de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met de voorlopige voogdij over [kind01] ;
6.2.
deze maatregel eindigt van rechtswege na drie maanden, te weten op 9 februari 2024, tenzij voor het einde van die termijn aan de kinderrechter een voorziening in het gezag over [kind01] is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dit verzoek is beslist;
6.3.
bepaalt dat aan de gecertificeerde instelling alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarige die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden toegekend;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 21 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.