ECLI:NL:RBROT:2023:11209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
10/152082-23 / TUL: 02/265581-19 en 01/055980-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gevaar voor goederen

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1 januari 1994, die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gevaar voor goederen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 mei 2023, waarbij de verdachte samen met een ander een stuk vuurwerk afstak en dit in de richting van de rolluiken van een coffeeshop gooide. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit, met uitzondering van een deel van de aanklacht dat niet bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden in de strafmaat zijn meegenomen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd was en een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De rechtbank besloot ook dat de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen niet nodig was, gezien de opgelegde voorwaarden in deze zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/152082-23
Parketnummers vordering TUL: 02/265581-19 en 01/055980-20
Datum uitspraak: 23 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres01] , [postcode02] te [verblijfplaats01] ,
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde (levensgevaar dan wel gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was);
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde voor het overige;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 02/265581-19 en 01/055980-20;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 02/265581-19 en 01/055980-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk af te steken en
vervolgens dat vuurwerk in de richting van het rolluik van coffeeshop [coffeeshop01] ,
gelegen aan de [adres02] , te gooien,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de coffeeshop en nabijgelegen
panden en de in die panden aanwezige goederen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een coffeeshop. De verdachte heeft in de nacht van 1 mei 2023 een coördinerende rol gehad bij het afsteken van het vuurwerk door de medeverdachte voor de coffeeshop. Hierdoor is schade aan de coffeeshop ontstaan. Explosies als deze brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt en in de maatschappij in het algemeen teweeg, terwijl ze doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaken. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit en rekent dit de verdachte zwaar aan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte ter zitting geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn rol in hetgeen heeft plaatsgevonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 november 2023. In dit rapport staat dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Om in te zetten op het verminderen van het recidiverisico acht de reclassering het doorbreken van het huidige patroon van de verdachte noodzakelijk. De verdachte heeft geen dagbesteding, schulden en een negatief sociaal netwerk. De reclassering acht het ook van belang dat er nieuwe diagnostiek wordt afgenomen zodat de verdachte op de juiste manier kan worden begeleid. De verdachte heeft ondersteuning nodig bij het maken van pro sociale keuzes. De verdachte wordt binnenkort vader en dit kan motiverend werken om uit beeld te blijven bij justitie. Voorts wijst de reclassering erop dat de verdachte zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan de opgelegde bijzondere voorwaarden houdt. Volgens de reclassering dient bij een veroordeling de reeds opgelegde bijzondere voorwaarden voortgezet te worden om de kans op herhaling te verkleinen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn leven wil beteren omdat hij een goed voorbeeld wil zijn voor kind. De verdachte heeft inmiddels werk gevonden en is blij met de begeleiding en het toezicht vanuit de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een taakstraf op te leggen. Hiervoor bestaat geen aanleiding gelet op de ernst van het feit, de rol van de verdachte bij het feit en het strafblad van de verdachte. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Daarbij zal – anders dan door de reclassering is geadviseerd – geen locatieverbod en locatiegebod worden opgelegd, nu hiervoor naar oordeel van de rechtbank geen aanleiding bestaat. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hierna is vermeld.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 165.518,99 aan materiële schade. De schriftelijk ingediende vordering bestaat uit € 75.513,06 aan gederfde inkomsten en € 7.139,- aan kosten met betrekking tot juridisch advies. Ter zitting heeft de benadeelde partij zijn vordering aangevuld met € 82.866,93 aan beveiligingskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. De vordering is onvoldoende onderbouwd en niet eenvoudig van aard. De beoordeling van de schade vormt een onevenredige belasting van het strafproces.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting oplevert van het strafproces. Het causale verband tussen de opgevoerde kosten en het ten laste gelegde is niet makkelijk vast te stellen.
8.3.
Beoordeling
Onduidelijk is waar de juridische werkzaamheden betrekking op hebben gehad. Deze kosten zijn om die reden gemotiveerd betwist door de verdediging. Een nadere onderbouwing ten aanzien van de opgevoerde kosten voor juridische bijstand is noodzakelijk om de schade voor vergoeding in aanmerking te kunnen laten komen.
Daarnaast kan op basis van de beschikbare informatie niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de opgevoerde materiële schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, aangezien er enkele weken daarvoor ook een ontploffing is geweest bij de coffeeshop en er door die ontploffing ook kosten zijn gemaakt. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord is het ook nog de vraag of en in welke mate de hoogte van de gevorderde schade aan de verdachte kan worden toegerekend en toewijsbaar is. De vordering is daarom te complex en het levert in deze fase van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding op om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen daaromtrent nader bewijs in te brengen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 november 2020 van de politierechter in Oost-Brabant is de verdachte ter zake van het medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2021 en liep tot en met 24 juni 2023.
Bij vonnis van 28 januari 2022 van de politierechter in Zeeland-West-Brabant is de verdachte ter zake van opzetheling en diefstal in vereniging door middel van braak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan een 116 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 februari 2022 en loopt tot 11 februari 2024.
9.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat het hierboven bewezenverklaarde feit na het wijzen van de genoemde vonnissen en voor het einde van de proeftijden is gepleegd. De verdachte heeft aldus de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Gezien de straf die ten aanzien van het bewezen feit wordt opgelegd, ziet de rechtbank echter geen aanleiding die last te geven. Evenmin ziet de rechtbank reden de proeftijden te verlengen, nu de verdachte in deze zaak eveneens veroordeeld wordt tot een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
9.3.
Conclusie
De tenuitvoerlegging van de in de genoemde vonnissen opgelegde voorwaardelijke straffen zullen worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering [naam01] op het adres [adres03] te [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan psychodiagnostisch onderzoek en laat hij zich, indien noodzakelijk geacht, behandelen bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum02] 2004 en [naam02] , geboren op [geboortedatum03] 2002, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk, een opleiding of een door de reclassering te bepalen dagbestedingstraject, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. De veroordeelde geeft inzage in zijn dagbesteding en geeft toestemming aan de reclassering om dit te controleren;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlenging in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het eventuele middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde laat zich begeleiden door stichting Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 januari 2022 van de politierechter in Zeeland-West-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 november 2020 van de politierechter in Oost-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk af te steken en/of
vervolgens dat vuurwerk in de richting van het rolluik van coffeeshop [coffeeshop01] ,
gelegen aan de [adres02] , te gooien,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten de coffeeshop en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen,
te duchten was.