ECLI:NL:RBROT:2023:11208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
10/152055-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een ontploffing met gevaar voor goederen onder toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die op 1 mei 2023 te Rotterdam een ontploffing heeft teweeggebracht door vuurwerk af te steken en dit in de richting van de rolluiken van een coffeeshop te gooien. De verdachte is preventief gedetineerd en heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf in de vorm van een leerstraf, genaamd So-Cool. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing en de complexiteit van de schadeclaim. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte begeleiding en ondersteuning krijgt om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/152055-23
Datum uitspraak: 23 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Somalië) op [geboortedatum01] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
preventief gedetineerd in [detentie-instelling01] te [detentieplaats01] ,
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde (levensgevaar dan wel gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was);
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde voor het overige;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten So-Cool, voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk af te steken en
vervolgens dat vuurwerk in de richting van het rolluik van coffeeshop [coffeeshop01] ,
gelegen aan de [adres02] , te gooien,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de coffeeshop en nabijgelegen
panden en de in die panden aanwezige goederen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een coffeeshop. De verdachte heeft in de nacht van 1 mei 2023 vuurwerk aangestoken en deze voor de deur van de coffeeshop gegooid. Hierdoor is schade aan de coffeeshop ontstaan. Explosies als deze brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt en in de maatschappij in het algemeen teweeg, terwijl ze doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaken. Daar komt bij dat de exacte aanleiding van de ontploffing niet duidelijk is geworden, waardoor de gevoelens van angst nog onverminderd aanwezig zijn bij – in ieder geval – de eigenaar van de coffeeshop. De rechtbank acht het een zeer ernstig feit en rekent dit de verdachte aan.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij door iemand is benaderd om vuurwerk af te steken voor de coffeeshop, dat hij hiervoor € 800,- euro zou krijgen en dat hij op dat moment het foute van zijn handelen niet inzag. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte ter zitting openheid van zaken heeft gegeven en heeft aangegeven dat hij een verkeerde keuze heeft gemaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feit.
7.3.2.
Rapportage
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 november 2023. In dit rapport staat dat de reclassering door de ontkennende houding van de verdachte geen goed zicht heeft kunnen krijgen op welke problemen er zijn, maar volgens de reclassering is er sprake van instabiliteit op bijna alle leefgebieden. De familie van de verdachte is naar Engeland vertrokken, waarna de verdachte op wisselende adressen woonde, geen vast inkomen had en geen ondersteunend netwerk.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte weet de risico’s van zijn handelen niet altijd goed in te schatten. Er zijn aanwijzingen dat verdachte impulsief kan handelen en dat hij zijn eigen gedrag niet goed weet te organiseren. De verdachte is nog jong, heeft een beperkt strafdossier en er lijkt sprake te zijn van een gebrek aan opgedane vaardigheid in zelfstandigheid. Het is van belang dat de verdachte met school kan beginnen, zijn startkwalificaties kan halen en dat hij pedagogische ondersteuning krijgt van volwassenen. De interventies die volgens de reclassering nodig zijn, zijn alleen uitvoerbaar onder het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden en daarnaast een taakstraf in de vorm van de erkende gedragsinterventie So-Cool. De reclassering vindt het passend dat de toezichthoudende taken door de volwassenreclassering worden uitgevoerd.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij spijt heeft van zijn handelen en achteraf heeft beseft wat hij heeft gedaan. Hij wil graag naar school en op een positieve manier invulling geven aan zijn leven. De verdachte heeft verklaard open te staan voor hulpverlenging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De raadsman van de verdachte en de officier van justitie hebben de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ingevolge artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op het genoemde rapport, het gegeven advies, de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, past de rechtbank ten aanzien van dit bewezenverklaarde feit op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe.
Straffen
De rechtbank heeft gelet op straffen die rechters in soortgelijke zaken hebben opgelegd. Hieruit blijkt dat doorgaans onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enkele maanden worden opgelegd. De officier van justitie heeft een lagere straf geëist dan het – door haar genoemde – uitgangspunt van een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, namelijk een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf. De officier van justitie vindt dat in de eerste plaats passend omdat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en heeft verklaard dat hij spijt heeft en zich schaamt voor zijn daad. Daarnaast vindt zij het belangrijk dat de verdachte voldoende steun krijgt in het kader van bijzondere voorwaarden. Zij is van mening dat de verdachte en kans verdient.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere omstandigheden van deze zaak maken dat in het voordeel van de verdachte kan worden afgeweken van de straffen die doorgaans voor dit feit worden opgelegd. De rechtbank zal de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie beperken tot drie maanden jeugddetentie. De verdachte heeft deze drie maanden al in voorarrest uitgezeten. De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk en daarom zal de rechtbank – naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie – ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. De verdachte is jong en heeft problemen op meerdere leefgebieden. De hierna te noemen straf biedt de verdachte de mogelijkheid om met hulp en begeleiding van de reclassering het begaan van strafbare feiten te voorkomen en zijn leven een positieve wending te geven. Daarnaast zal de rechtbank conform het advies van de reclassering een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool, opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hierna is vermeld en daarnaast een taakstraf, in de vorm van een leerstraf, te weten So-Cool, voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 165.518,99 aan materiële schade. De schriftelijk ingediende vordering bestaat uit € 75.513,06 aan gederfde inkomsten en € 7.139,- aan kosten met betrekking tot juridisch advies. Ter zitting heeft de benadeelde partij zijn vordering aangevuld met € 82.866,93 aan beveiligingskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. De vordering is onvoldoende onderbouwd en niet eenvoudig van aard. De beoordeling van de schade vormt een onevenredige belasting van het strafproces.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat beoordeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert van het strafproces. Het causale verband tussen de opgevoerde kosten en het ten laste gelegde is niet makkelijk vast te stellen.
8.3.
Beoordeling
Onduidelijk is waar de juridische werkzaamheden betrekking op hebben gehad. Deze kosten zijn om die reden gemotiveerd betwist door de verdediging. Een nadere onderbouwing ten aanzien van de opgevoerde kosten voor juridische bijstand is noodzakelijk om de vordering voor vergoeding in aanmerking te kunnen laten komen.
Daarnaast kan op basis van de beschikbare informatie niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de opgevoerde materiële schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, aangezien er enkele weken daarvoor ook een ontploffing is geweest bij de coffeeshop en er door die ontploffing ook kosten zijn gemaakt. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord is het ook nog de vraag of en in welke mate de hoogte van de gevorderde schade aan de verdachte kan worden toegerekend en toewijsbaar is. De vordering is daarom te complex en het levert in deze fase van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding op om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen daaromtrent nader bewijs in te brengen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van zes (6) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte,
groot drie (3) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen vier kantoordagen bij Reclassering Nederland (hierna: reclassering) op het adres [adres03] te [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [naam medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum02] 1994 en [naam01] , geboren op [geboortedatum03] 2002, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of scholing, met een vaste structuur, voor ten minste 24 uur per week;
de veroordeelde laat zich begeleiden door [naam02] van IMW of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start aansluitend op detentie. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de hulpverlener geeft voor de begeleiding;
4. de veroordeelde verblijft op een door de reclassering goedgekeurd adres en staat hier ook ingeschreven. Dit kan verblijf in de begeleide woonvorm van Villa Boerenbont of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang zijn, te bepalen door de reclassering.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur,waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject
So-Cool (regulier)van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 10 november 2023 opgeheven. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk af te steken en/of
vervolgens dat vuurwerk in de richting van het rolluik van coffeeshop [coffeeshop01] ,
gelegen aan de [adres02] , te gooien,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten de coffeeshop en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen,
te duchten was.