ECLI:NL:RBROT:2023:11138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling door de Rechtbank Rotterdam

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft op 2 november 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, en dat er voldoende aannemelijkheid is dat verzoeker te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de schuldenlijst bekeken, waaruit blijkt dat een meerderheid van de schulden aan de ex-schoonvader van verzoeker is verschuldigd. Deze vordering betreft zowel materiële als immateriële schade, maar verzoeker is niet strafrechtelijk veroordeeld voor het incident dat aan deze schulden ten grondslag ligt. Hierdoor is de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub c van de Faillissementswet niet van toepassing. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, de termijn vastgesteld op achttien maanden, en mr. C.G.E. Prenger benoemd tot rechter-commissaris. Tevens is er een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 november 2023
[verzoeker],
[adres],
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 2 november 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van hun schulden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw zijn geweest.
De rechtbank heeft gekeken naar de schuldenlijst, waarop is vermeld dat een ruime meerderheid van de totale schuldenlast verschuldigd is aan de ex-schoonvader van verzoeker. De ex-schoonvader vordert een vergoeding van materiële en immateriële schade op grond dat verzoeker onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
Artikel 288 lid 2 sub c Faillissementswet luidt: ‘Het verzoek wordt afgewezen indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358 vierde lid, Fw, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoek.’
Uit de stukken en de ter zitting gegeven verklaring van verzoeker leidt de rechtbank af dat deze schulden aan de ex-schoonvader verband houden met een incident dat zich afspeelde in februari 2018. Verzoeker is voor dit incident niet door een strafrechter veroordeeld. Verzoeker heeft weliswaar een beschikking (en een taakstraf) van het openbaar ministerie opgelegd gekregen, maar dit kan niet zonder meer worden gelijkgesteld met een strafrechtelijke veroordeling. Hierdoor acht de rechtbank de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub c op dit geval niet van toepassing. De civiele schulden vallen bovendien, gelet op de datum van het incident en het ontstaan van de schade ook buiten de termijn van artikel 288 lid 1 onder b Fw
Overigens is er geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf
6 november 2023, waardoor deze termijn eindigt op 6 mei 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder J.M. Hoogland,
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023. [1]

Voetnoten

1.