ECLI:NL:RBROT:2023:11101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
10715190 VV EXPL 23-475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de geldigheid van een concurrentiebeding en de afwijzing van vorderingen van de werknemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Primaned Projectadvies B.V. De werknemer is sinds 1 september 2020 in dienst bij Primaned en heeft een concurrentiebeding ondertekend in een addendum bij zijn arbeidsovereenkomst op 14 december 2021. De werknemer wenst nu bij een concurrent, PROCON, in dienst te treden, maar Primaned heeft aangegeven dat zij hem aan het concurrentiebeding zal houden. De werknemer vordert in kort geding dat het concurrentiebeding nietig wordt verklaard, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het beding niet geschorst kan worden. Er is niet aangetoond dat het beding zwaarder is gaan drukken op de werknemer of dat er sprake is van onbillijke benadeling. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de werknemer af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de toepassing van concurrentiebedingen in arbeidsrelaties.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10715190 VV EXPL 23-475
datum uitspraak: 24 oktober 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Primaned Projectadvies B.V.,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W.J. van der Horst.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘PA’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 september 2023, met producties;
  • de producties van de zijde van PA;
  • de aantekeningen van mr. Van Wijk;
  • de aantekeningen van mr. Van der Horst;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 9 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken.
1.3.
De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

De kern van de zaak

2.1.
Het draait in deze zaak in de kern om het volgende. [eiser] is sinds 1 september 2020 in dienst bij PA. Op 14 december 2021 zijn partijen in een addendum bij de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding en een relatiebeding overeengekomen. [eiser] is bij PA begonnen in de functie van [naam functie 1] . Op dit moment heeft hij de functie van [naam functie 2] . [eiser] wil echter bij PROCON in dienst treden. Dit is een vennootschap die recent is opgericht en een concurrent is van PA, althans die (voor een deel) concurrerende werkzaamheden aanbiedt. PA heeft [eiser] te kennen gegeven dat zij hem, in het geval hij bij PROCON in dienst wil treden, aan het concurrentiebeding zal houden.
2.1.1.
De vraag die in deze procedure voorligt is of [eiser] aan het beding gehouden kan worden. De voorzieningenrechter oordeelt die vraag bevestigend. De redenen om tot dit oordeel te komen worden hierna verder uitgewerkt.
Spoedeisendheid
2.2.
[eiser] heeft concreet zicht op een andere baan en wil, zij het door middel van een voorlopig oordeel, zijn (juridische) kansen kunnen inschatten. Daarmee is de spoedeisendheid gegeven.
Nietigheid concurrentiebeding
2.3.
[eiser] vordert primair te bepalen dat het concurrentiebeding nietig is.
heeft allereerst betoogd dat het concurrentiebeding nietig is, gelet op het bepaalde in artikel 9a WAADI. Hij
Een dergelijke vordering leent zich echter niet voor kort geding, omdat hiermee een constitutief oordeel (het vastleggen van rechten) wordt gevraagd. Dat past niet in het voorlopige karakter van een kort geding.
Zwaarder drukken
2.4.
Een concurrentiebeding kan zijn geldigheid echter verliezen. Volgens vaste rechtspraak moet een concurrentiebeding opnieuw worden gesloten wanneer de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst een zodanig ingrijpende wijziging heeft ondergaan dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
2.4.1.
Volgens [eiser] doet die situatie zich hier voor. Sinds 1 januari 2023 vervult hij de functie van [naam functie 2] . Dit is een wezenlijk andere functie dan die waarvoor hij is aangenomen in 2020, aldus [eiser] . PA betwist dit gemotiveerd.
2.4.2.
Toen [eiser] in dienst trad bij PA had hij net zijn HBO studie technische bedrijfskunde afgerond [1] . Voorshands is voldoende aannemelijk dat dit een beginfunctie was en dat [eiser] ambitieus was. Dat hij binnen PA zou gaan (door-)groeien was dus evident. Al in april 2021 heeft [eiser] te kennen gegeven interesse te hebben in sales en beide partijen schetsen het tijdspad van de periode daarna. Hieruit blijkt dat de koers wijzigde. Terwijl deze wijzigingen al (voorzichtig) in gang waren gezet, is het op dit moment geldende addendum ondertekend. Op dat moment zat [eiser] al op ‘een commercieel spoor’ en was het voor beide partijen ook duidelijk dat hij daarin vooruit wilde.
[eiser] is dus inderdaad een andere functie, met een andere functietitel, gaan bekleden, maar dit verliep via de weg der geleidelijkheid en was niet onvoorzien, zoals [eiser] betoogt. In deze kortgedingprocedure is dan ook onvoldoende gebleken dat het concurrentiebeding
aanmerkelijk zwaarderis gaan drukken. Aangenomen moet daarom worden dat het concurrentiebeding zijn geldigheid niet heeft verloren. Dit betekent dat ook de subsidiaire vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
Afweging van belangen
2.5.
Dan moet worden bezien of het in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat [eiser] , in verhouding tot het te beschermen belang van PA, door dat beding onbillijk wordt benadeeld [2] . Als dat het geval is, kan er aanleiding zijn om het beding in de onderhavige (kortgeding)procedure geheel of gedeeltelijk te schorsen.
2.5.1.
[eiser] verklaart dat hij zich sinds de overname door Eiffel steeds minder op zijn plek voelt binnen PA. Bij PROCON kan hij een positieverbetering krijgen, met betere arbeidsvoorwaarden. Ook kan hij een meer internationaal georiënteerde functie gaan vervullen.
Daar tegenover staat het belang van PA. Zij vreest dat PROCON een kopie van PA wordt. Die vrees baseert zij op de jarenlange samenwerking tussen PA en Primaned (dat onder dezelfde holding als PROCON hoort), de nog vrij recente verkoop van aandelen en daarna veranderde verhoudingen. PA vreest een aantasting van haar bedrijfsdebiet. [eiser] hoort namelijk bij haar ‘commerciële hart’ aldus PA. Hij neemt deel aan de wekelijkse salesoverleggen en kent alle commerciële informatie. Ook heeft [eiser] recent meegedacht over positionering en strategieën. Hij kan zijn kennis aanwenden om PROCON verder vorm te geven.
2.5.2.
Gelet op de gang van zaken rondom de oprichting van PROCON, die beide partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben geschetst, wordt voorshands geoordeeld dat PA een rechtens te respecteren belang heeft bij het overeengekomen beding. Alhoewel het beding [eiser] beperkt in zijn arbeidskeuze en hem daardoor benadeelt, kan voorshands niet worden aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] door het beding
onbillijkwordt benadeeld. Zo is het concurrentiebeding geografisch en in tijd beperkt. Niet gebleken is dat [eiser] geen gelijkwaardige functie kan bekleden buiten de Randstad of bij een onderneming die geen concurrerende werkzaamheden verricht. Om die reden wordt geen aanleiding gezien om het beding te schorsen, zoals [eiser] meer subsidiair vordert. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
2.6.
[eiser] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld. Hij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van PA begroot op € 793,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
783

Voetnoten

1.productie 2 bij dagvaarding; cv van [eiser]
2.als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 onder b BW