ECLI:NL:RBROT:2023:11092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/10/668218 / FA RK 23-8025 (voorlopige voorziening) / C/10/668207 / KG ZA 23-990 (beroep)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep tegen huisverbod

Op 8 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.V. Paniagua, een voorlopige voorziening vroeg tegen een door de burgemeester van Rotterdam opgelegd huisverbod. Dit huisverbod was opgelegd op 29 oktober 2023, na herhaaldelijke ruzies tussen verzoeker en achterblijfster, waarbij fysiek contact en zelfs verwondingen waren vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van achterblijfster, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod. Ondanks de verklaring van verzoeker dat hij zich niet in de buurt van de woning zou begeven, oordeelde de voorzieningenrechter dat dit niet voldoende was om het huisverbod op te heffen. De belangenafweging leidde tot de conclusie dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep van verzoeker tegen het huisverbod werd ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter benadrukte dat er nog geen partnergesprek had plaatsgevonden en dat er geen veiligheidsafspraken waren gemaakt, wat de noodzaak van het huisverbod onderstreepte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/668218 / FA RK 23-8025 (voorlopige voorziening)
C/10/668207 / KG ZA 23-990 (beroep)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[verzoeker01], verzoeker,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
gemachtigde mr. R.V. Paniagua.
en
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde mr. J.F. Jim,
in welke zaken belanghebbende is:
[belanghebbende01],
wonende op hetzelfde adres van de man,
hierna: achterblijfster.

1.Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 29 oktober 2023 heeft verweerder een huis- en contactverbod jegens achterblijfster opgelegd aan verzoeker.
1.2.
Bij brief van 3 november 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de oplegging van het huisverbod (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. Aanwezig waren:
 verzoeker en zijn gemachtigde;
 verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.F. Jim;
 achterblijfster.
Achterblijfster en Veilig Thuis zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Beslissing

De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om schadevergoeding af,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

3.Overwegingen

3.1.
Weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
3.1.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van verzoeker en achterblijfster (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3.1.2.
Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit, dan wel het bestreden besluit te vernietigen, indien nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van deze zaak.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen om aan verzoeker een schadevergoeding te betalen.
3.2.
Spoedeisend belang
3.2.1.
Verzoeker heeft door het opgelegde huisverbod geen toegang tot zijn woning. Het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening is daarmee gegeven.
3.3.
Kortsluiten met afwijzen verzoek voorlopige voorziening
3.3.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, als tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.4.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, als het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan als beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, verder onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verder onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen wegens een verder gebrek aan belang.

4.Beoordeling

5. Verzoeker voert aan dat geen sprake was van een ernstig en onmiddellijk gevaar noch het vermoeden daarvan, zodat verweerder in redelijkheid geen gebruik kon maken van zijn bevoegdheid het huisverbod op te leggen. Bovendien worden de belangen van verzoeker hierdoor disproportioneel doorkruist.
5.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
Gevaar
5.2.
De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat partijen vaker ruzie hebben en elkaar dan in elk geval vastpakken. Dat betekent dat in die ruzie een element zit van vechten met elkaar, ofwel fysiek contact. Dat wordt erkend door beide partijen. Wat ook vaststaat is dat achterblijfster aan het laatste gevecht een bloedneus heeft overgehouden en dat dat rechtstreeks door die worsteling kwam. Het kan zo zijn dat het de bedoeling van verzoeker niet is geweest om te slaan, maar in de worsteling die er is geweest, is dat kennelijk wel wat er is gebeurd. Ook daar zijn partijen het ook over eens. Omdat het niet de eerste keer is dat partijen hebben gevochten en het achterblijfster is die een verwonding heeft opgelopen bij die worsteling, betekent dit dat op het moment de meeste dreiging van verzoeker uitgaat en zijn aanwezigheid in de woning, als achterblijfster er ook is, een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van achterblijfster oplevert. Dat betekent dat er grond was voor verweerder voor oplegging van een huisverbod.
5.4.
Tot slot nog het volgende. Verweerder heeft van achterblijfster een filmpje ontvangen dat zij een jaar geleden gemaakt zou hebben waarop blauwe plekken te zien zijn. Verweerder heeft van dit filmpje foto’s gemaakt en deze ingediend. De voorzieningenrechter vindt het lastig om zonder meer vast te stellen dat verzoeker achterblijfster die blauwe plekken destijds heeft bezorgd, maar het past wel in het zorgelijke beeld van de relatie van partijen. Deze foto’s van het filmpje zijn dan ook niet doorslaggevend, maar er is door de man geen verklaring gegeven op de concrete foto’s.
Belangenafweging
5.5.
De voorzieningenrechter moet vervolgens vaststellen of verweerder, alle belangen afwegend, in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen aan verzoeker. Daartoe wordt overwogen als volgt.
5.6.
Vaststaat dat een partnergesprek nog niet heeft plaatsgevonden en dat er nog geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Het partnergesprek heeft nog niet plaatsgevonden, omdat achterblijfster dit nog niet wilde. Dat ligt dus niet, zoals door verzoeker aangevoerd, aan bureaucratie of traagheid bij verweerder of Veilig Thuis. Aan achterblijfster is door de gemeente uitgelegd dat er op korte termijn een partnergesprek moet plaatsvinden. Als achterblijfster blijft weigeren veiligheidsafspraken te maken, kan dat eventueel een rol spelen bij de beoordeling van een beroep tegen een eventuele verlenging. Voor de beoordeling van de oplegging speelt dat echter geen rol. Verzoeker heeft aangegeven dat hij zich ook zonder huisverbod niet in de buurt van de woning van partijen zal begeven en geen contact zal opnemen met achterblijfster. Die bereidheid is echter pas uitgesproken na het opleggen van het huisverbod. Bovendien betekent de bereidheid van verzoeker nog niet dat er concrete veiligheidsafspraken zijn gemaakt en dat een huisverbod dan ook niet meer nodig zou zijn.
5.7.
Verzoeker heeft gesteld dat achterblijfster beschikt over andere woonruimte, maar als die ruimte al bewoonbaar of beschikbaar is, is deze in Friesland. Nu achterblijfster hier in Rotterdam werkt, is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen directe mogelijkheid om te verhuizen. Verzoeker heeft ook nog aangevoerd dat achterblijfster gereageerd zou hebben op andere woningen in Rotterdam, maar hiervan is geen bewijs overgelegd, zodat de voorzieningenrechter niet kan aannemen dat achterblijfster andere woonruimte heeft. Hierbij weegt mee dat verzoeker op dit moment in een hotel verblijft, zodat hij onderdak heeft en niet op straat hoeft te slapen. Uit het voorgaande blijkt dat de belangenafweging er niet toe leidt dat verweerder geen gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om aan verzoeker een huisverbod op te leggen. Daarom verklaart de voorzieningenrechter het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, zodat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat en schadevergoeding niet aan de orde is.
5.8.
Het betoog faalt.
Aldus gedaan door mr. A.C. Siemons, voorzieningenrechter, en door deze en mr. T. Houtepen, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: