ECLI:NL:RBROT:2023:11091
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 12 juni 2023 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van verzoeker in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoeker schulden heeft aan het CJIB, ontstaan door verkeersboetes en strafbeschikkingen, en dat deze schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Echter, op basis van artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet kan het verzoek toch worden toegewezen als verzoeker zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zijn auto heeft verkocht, zijn onderneming heeft opgeheven en onder beschermingsbewind is gesteld. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de financiële situatie van verzoeker stabiel is.
De rechtbank heeft besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken, met een termijn van 18 maanden, en heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris. Tevens is er een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat. De uitspraak is openbaar gedaan en verzoeker kan binnen acht dagen hoger beroep instellen.