ECLI:NL:RBROT:2023:11087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (wsnp) door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend, dat aan de formele vereisten voldoet. Tijdens de zitting op 2 november 2023 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van beschermingsbewind en schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden, ondanks dat er enkele schulden zijn die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling en boetes van het CJIB. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker inmiddels voldoende stappen heeft ondernomen om zijn financiële situatie te stabiliseren, onder andere door ondersteuning vanuit de WMO en beschermingsbewind. Hierdoor is de rechtbank van mening dat verzoeker nu in staat is om de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank heeft besloten om de hardheidsclausule toe te passen en verzoeker toe te laten tot de wsnp, met een termijn van 18 maanden, die eindigt op 9 mei 2025. De rechtbank heeft mr. C.G.E. Prenger benoemd tot rechter-commissaris en heeft verdere instructies gegeven aan de bewindvoerder.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummers: [nummer01]
uitspraakdatum: 9 november 2023
[verzoeker01]
[adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoekers hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ter zitting van 2 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw R. Amsterdam, werkzaam bij Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V. (hierna: beschermingsbewindvoering);
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Schuldbemiddeling Nederland (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam02] , werkzaam bij Middin (hierna hulpverlening).
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling: toelating tot de wsnp

De rechtbank zal verzoeker toelaten tot de wsnp. Daaraan ligt het volgende ten grondslag.
Formele vereisten
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden.
Goede trouw: toepassing hardheidsclausule
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest (artikel 288 lid 1 onder b Faillissementswet). De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Daarbij luidt artikel 288 lid 2 sub c Faillissementswet: ‘Het verzoek wordt afgewezen indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358 vierde lid, Fw, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoek.’
Als sprake is van “te kwader trouw” schulden zoals bedoeld in bovengenoemde bepalingen, kan de rechter het verzoek alsnog toewijzen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen (artikel 288 lid 3 Faillissementswet). Als dat wordt gedaan, wordt de zogenoemde “hardheidsclausule” toegepast.
De rechtbank zal dat in dit geval ook doen, en licht dat hieronder toe.
Belgische strafzaak
Op de schuldenlijst van verzoeker staat een schuld aan Eyskens & Segers B.V.. Deze schuld bedraagt € 254,43 en is ontstaan op 29 oktober 2019. Uit het dossier blijkt dat deze schuld een verplichte bijdrage betreft aan het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders te België. Verzoeker heeft deze schuld opgelegd gekregen naar aanleiding van een strafrechtelijke veroordeling.
Verzoeker heeft ter zitting uitgelegd dat hij in België was op een vakantiepark. Hij verbleef daar om uit het zicht te blijven van schuldeisers. De nicht van verzoeker had geld geleend en dat wilde de schuldeisers verhalen op verzoeker. Deze schuldeisers hebben verzoeker gevonden en hebben hem vervolgens bedreigd. Om zichzelf, zijn kleinzoon en zijn ex-partner te beschermen heeft verzoeker een waarschuwingsschot in de lucht gelost met een jachtgeweer. Verzoeker heeft hiervoor vier maanden in hechtenis gezeten in Amsterdam. Hierna heeft er een rechtszitting plaatsgevonden in België en is verzoeker na twee weken in vrijheid gesteld. De zaak is daarmee afgedaan. Verzoeker heeft verklaard dat er op dit moment geen strafzaak meer loopt. . Schuldhulpverlening heeft geprobeerd om informatie te krijgen over de strafzaak via de advocaat van verzoeker, maar krijgt steeds geen reactie.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze schuld naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan. Deze schuld staat dus in beginsel aan toelating in de weg.
CJIB schulden
Op de schuldenlijst van verzoeker staat ook een schuld aan het CJIB van € 2.352,-. Uit het overzicht van het CJIB blijkt dat dit om boetes gaat die zijn opgelegd voor overtredingen die zijn begaan met voertuigen die op naam van verzoeker hebben gestaan. Verzoeker heeft verklaard dat hij voor familieleden voertuigen op zijn naam heeft gezet.
Ook deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan, en staat in beginsel aan toelating in de weg.
Wending ten goede
Zowel ten aanzien van de schulden bij het CJIB, als ten aanzien van het incident in België, heeft verzoeker verklaard dat dit is gebeurd in een hele instabiele periode in zijn leven. Verzoeker had geen vaste woon en verblijfplaats en geen inkomen. Hij voelde zich daardoor genoodzaakt om mensen te helpen die hem hielpen. Familie en anderen hebben schulden gemaakt op zijn naam.
De rechtbank is van oordeel dat inmiddels sprake is van een andere situatie. Verzoeker ontvangt sinds november 2020 ondersteuning vanuit de WMO door Middin. Verzoek staat sinds 15 maart 2021 bovendien onder beschermingsbewind waardoor de financiële situatie van verzoeker stabiel is en er geen nieuwe schulden meer zijn ontstaan. Verzoeker heeft een eigen woning met een zelfstandig huurcontract en een vast inkomen. Verzoeker is op dit gebied niet meer afhankelijk van anderen en heeft ter zitting verklaard anderen ook niet meer te helpen zoals hij aanvankelijk deed. Verzoeker wordt ook niet meer bedreigd.
De begeleider van verzoeker heeft verklaard dat verzoeker zich vanaf het begin goed heeft opengesteld voor begeleiding. Zij hebben gemerkt dat verzoeker lering heeft getrokken uit gemaakte keuzes in het verleden. Dat beweegt hem om nu andere keuzes te maken. Verzoeker heeft er voor gekozen om een nieuw begin te maken, stelt hulpvragen en is doelgericht. Hij is niet meer in aanraking geweest met politie, aldus de begeleider vanuit Middin. De begeleiding vanuit Middin zal in beginsel worden voortgezet gedurende de wsnp.
De rechtbank is van oordeel dat er daarmee sprake is van een (persoonlijke) ontwikkeling waaruit blijkt dat verzoeker greep heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht. Daarom ziet de rechtbank aanleiding de hardheidsclausule toe te passen.
Voldoen aan de verplichtingen van de wsnp
Gezien het vorenstaande is de rechtbank ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker met de ondersteuning vanuit beschermingsbewind de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen.
Conclusie
Verzoeker zal worden toegelaten tot de wsnp.
Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] -1970 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op 18 maanden, te rekenen vanaf
9 november 2023, waardoor deze termijn eindigt op 9 mei 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
gevestigd te Postbus 2022,
4200 BA Gorinchem;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/ deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
- bepaalt dat schuldenaar zich tijdens de schuldsaneringsregeling onder beschermingsbewind houdt.
Dit vonnis is door mr. C.G.E. Prenger, rechter, in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023. [1]

Voetnoten

1.