ECLI:NL:RBROT:2023:11078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10/223520-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2022 in Rotterdam, samen met anderen, de aangever met een mes in de borst heeft gestoken. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de aangever heeft geraakt, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de poging tot doodslag, maar heeft de verdachte vrijgesproken van medeplegen, omdat er geen sprake was van voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 163 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. Daarnaast heeft de rechtbank een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor immateriële schade, vastgesteld op € 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de jeugddetentie, waaronder het melden bij de jeugdreclassering en het volgen van begeleiding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/223520-22
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
raadsvrouw mr. C.J. Berghout, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 21 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 163 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering, naar school gaat volgens het rooster, meewerkt aan de begeleiding vanuit Chapter Next en indien noodzakelijk behandeling volgt en zich inspant voor het hebben en behouden van een vrijetijdsbesteding;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat medeplegen van poging tot doodslag kan worden bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Op de camerabeelden is niet te zien dat de aangever door de verdachte wordt gestoken. Ook zijn er geen bloedsporen van de aangever aangetroffen op de plekken waar de verdachte en de aangever over en weer met messen hebben gezwaaid. Weliswaar heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij de aangever heeft geraakt, maar hij heeft ook verklaard niet te weten waar hij de aangever heeft geraakt. Hij zegt te hebben gevoeld dat hij de aangever heeft geraakt, maar daarvoor is geen steunbewijs. De verklaring van de verdachte dient daarom bij het bewijs buiten beschouwing te worden gelaten. Ook de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte01] dient niet voor het bewijs te worden gebruikt, omdat hij er zelf belang bij heeft om de verdachte aan te wijzen als degene die heeft gestoken. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, voldoende blijkt dat het de verdachte is geweest die in de borst van de aangever heeft gestoken.
Het steken van iemand met een mes in de borstkas is naar het oordeel van de rechtbank gericht op en geschikt voor het toebrengen van dodelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam, waarin zich vitale organen bevinden. Dit levert een poging tot doodslag op.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Hoewel de aangever door een groep jongeren is omsingeld, is er geen sprake van een gezamenlijke uitvoering met betrekking tot het steken. Niet blijkt dat de medeverdachten wisten dat verdachte op zo’n korte afstand zwaaiende en stekende bewegingen zou maken naar de aangever, waarbij hij de aangever uiteindelijk met het mes in de borst raakte. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het bestanddeel medeplegen.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een of meer messen, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen,
die [slachtoffer01] een
maalof meerdere malen in het bovenlichaam heeft gestoken,
- een of meerdere malen tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer01] heeft geschopt,
terwijl die [slachtoffer01] (met een of meerdere steekverwondingen) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Op 1 september 2022 heeft de verdachte in Rotterdam zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte was toen 17 jaar oud. Die avond ontstond er ruzie tussen de aangever en een groep van circa vijf jongeren, waaronder de verdachte. Bij deze ruzie werd de aangever door de verdachte met een groot mes in de borst gestoken.
De verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De aangever heeft door het handelen van de verdachte ernstig en potentieel dodelijk letsel opgelopen. De situatie moet voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend zijn geweest en bij hem, naast letsel en schade, ook grote gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Bovendien zijn ook anderen getuige geweest van dat wat die avond heeft plaatsgevonden. Ook voor hen geldt dat het gebeurde onrust en gevoelens van onveiligheid moet hebben opgeroepen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft in het rapport van 3 april 2023 over de verdachte gerapporteerd dat de verdachte tijdens zijn schorsingsperiode opnieuw is aangehouden, omdat hij een mes bij zich had. Hij heeft toen een periode in de JJI verbleven en is op 1 maart 2023 opnieuw geschorst met bijzondere voorwaarden. De inzet van ChapterNext is van belang om verdachtes vaardigheden te vergroten met het doel de kans op recidive te verkleinen. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf, zodat de verdachte ervaart dat er consequenties zijn verbonden aan zijn gedrag. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie, zodat hij een stok achter de deur heeft en tijdens zijn proeftijd de kans krijgt om met hulp en begeleiding van de jeugdreclassering en Chapter Next nieuwe vaardigheden aan te leren, sociaal gedrag te vertonen en te laten zien dat hij geen nieuwe feiten pleegt. Daarbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: naar school en stage gaan, meewerken aan hulpverlening, onder andere van ChapterNext,en meewerken aan een psychologisch onderzoek als de jeugdreclassering dit nodig vindt, een vrijetijdsbesteding hebben, een contactverbod met medeverdachten en het slachtoffer en zich houden aan een avondklok.
Op 21 augustus 2023 heeft de Raad een aanvullende rapportage opgemaakt. Er worden weinig veranderingen gezien met uitzondering van school. Het is belangrijk dat de verdachte zijn schoolgang het komende jaar op een positieve wijze blijft voortzetten. Ook moet er zicht komen op de impact van de ingrijpende gebeurtenissen die de verdachte heeft meegemaakt en de mogelijke invloed hiervan op zijn gedrag. Ook is het belangrijk dat verdachte vanuit ChaperNext, dat in juni 2023 is gestart, verder wordt ondersteund in het vinden van een positieve vrijetijdsbesteding.
De jeugdreclasseringheeft in het rapport van 21 september 2023 geschreven dat er zorgen zijn over de emotionele ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft voorafgaand aan het incident een moeilijke tijd gehad waarin veel ernstige gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. De verdachte wil hiervoor geen hulp accepteren. Positief is dat verdachte in zeer korte tijd, in juli 2023, alsnog zijn mbo 1 diploma heeft weten te behalen en dat hij dit schooljaar is gestart met een mbo 2 opleiding. De verdachte is hiervoor gemotiveerd. De verdachte heeft aangegeven veel profijt te hebben van de begeleiding van ChapterNext. De jeugdreclassering adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf. Ook wordt een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd met bijzondere voorwaarden, te weten: naar school en stage gaan, meewerken met de begeleiding van ChapterNext, indien nodig ook meewerken aan een behandeling. De verdachte moet zich ook inspannen voor een controleerbare vrijetijdsbesteding. Een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten is naar de mening van de jeugdreclassering niet meer noodzakelijk.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting naar voren gebracht dat het naar omstandigheden de goede kant op gaat. De verdachte heeft een vertrouwensband opgebouwd met ChapterNext. Er moet gekeken worden of eventuele behandeling of vervolghulp nodig is.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mede gelet op de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, schriftelijk vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.911,00 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, met wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. Als de verdachte niet wordt vrijgesproken, bepleit de raadsvrouw de benadeelde partij voor het materiële deel niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat dit deel niet is onderbouwd. Er zijn geen bewijsstukken aangeleverd dat de aangever daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor huishoudelijke hulp. Ook was er sprake van eigen schuld. De vordering zou daarom ten aanzien van het immateriële deel gehalveerd moeten worden.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het materiële deel van de vordering, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 september 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000.00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 163 (honderd drieënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- naar school (en stage) gaat volgens het rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school (en stage);
- meewerkt aan de voortzetting van de begeleiding vanuit ChapterNext en indien noodzakelijk meewerkt aan vervolghulp en/of behandeling;
- zich inspant voor het hebben en behouden van een controleerbare vrijetijdsbesteding, bijvoorbeeld in de vorm van sport en/of bijbaan;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge:
vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een of meer messen, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen,
die [slachtoffer01] een of meerdere malen in het bovenlichaam heeft gestoken,
- een of meerdere malen tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer01] heeft geschopt,
terwijl die [slachtoffer01] (met een of meerdere steekverwondingen) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.