ECLI:NL:RBROT:2023:11069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/10/665534 / JE RK 23-2204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 28 september 2023, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind01] verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 14 december 2023. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die de noodzaak van uithuisplaatsing aanvoert vanwege de problematische thuissituatie van [kind01]. De pleegouders, [naam01] en [naam02], hebben aangegeven dat zij de zorg voor [kind01] niet meer kunnen dragen, wat heeft geleid tot een escalatie van de situatie op 13 september 2023. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] een belast verleden heeft en dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De pleegouders hebben verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [kind01]. De kinderrechter wijst ook het verzoek van de pleegouders om een bijzondere curator voor [kind01] af, omdat niet is gebleken van een situatie die dit rechtvaardigt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665534 / JE RK 23-2204
Datum uitspraak: 28 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de pleegvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 14 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht van mr. Feiner met bijlage van 27 september 2023;
- het e-mailbericht van mr. Feinermet als bijlage een e-mailwisseling over de medicatie van [kind01] , ingekomen bij de rechtbank op 28 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam03] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam04] ;
- de pleegmoeder, bijgestaan door mr. Feiner.
De pleegvader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegvader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind01] naar zijn mening gevraagd. [kind01] heeft hierover een brief gestuurd aan de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind01] daarin heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[kind01] verbleef in ieder geval sinds 2015 in het pleeggezin van pleegmoeder en pleegvader (hierna gezamenlijk: de pleegouders).
2.2.
Bij beschikking van 10 oktober 2019 is het gezag van [naam05] , de moeder van [kind01] , beëindigd en is de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond benoemd tot voogd.
2.3.
Bij beschikking van 30 juli 2021 is de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond van de voogdij over [kind01] ontslagen en zijn de pleegouders tot voogden benoemd over [kind01] .
2.4.
[kind01] verblijft op een open groep van het [instelling01] .
2.5.
Bij beschikking van 14 september 2023 is [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 14 december 2023.
2.6.
Bij diezelfde beschikking is de machtiging om [kind01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 14 december 2023. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het aangehouden verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. [kind01] heeft een belast verleden. Het ging thuis bij de pleegouders niet goed. [kind01] liep regelmatig weg en op 13 september 2023 is de situatie geëscaleerd. De politie is ter plaatse gekomen na een melding van een ruzie op het adres van de pleegouders en [kind01] . De pleegouders hebben toen aangegeven dat zij gezien zijn gedragsproblemen niet meer voor [kind01] kunnen zorgen. [kind01] is vervolgens meegenomen door de politie en met spoed op een crisisgroep geplaatst. De pleegouders zijn al heel lang bij [kind01] betrokken en hebben duidelijk zicht op hem, maar zij wilden niet met de Raad en het Crisis Interventie Team van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (CIT) in gesprek. De pleegouders vinden dat [kind01] op een gesloten groep geplaatst zou moeten worden en weigeren mee te werken aan een plaatsing op een open groep (crisisopvang). Dit maakt dat een samenwerking met de pleegouders op dit moment niet mogelijk is. De Raad wil met de pleegouders in gesprek om samen te bekijken en bespreken wat nodig is voor [kind01] en wat een passende vervolgplek is voor hem. Het is op dit moment belangrijk dat [kind01] nog langer op de groep in [instelling01] verblijft, zodat hij rust ervaart. De Raad zal de komende drie maanden onderzoek doen naar de situatie van [kind01] .

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Er is op dit moment nog geen vaste jeugdbeschermer bij [kind01] betrokken. Het is vreemd dat [kind01] vanochtend te kennen heeft gegeven dat hij niet meer (middels een videoverbinding) in gesprek met de kinderrechter wil gaan, want gisteravond wilde hij dat nog wel. Vanmorgen was een persoon die zich voorstelde als juridisch vertegenwoordiger van [kind01] bij hem op bezoek. Ter zitting blijkt dat dit de meerderjarige zoon van de pleegouders is. Opeens wil [kind01] niet meer in gesprek met de kinderrechter en ligt er een brief voor de kinderrechter waarin staat dat [kind01] weg wil bij [instelling01] . De inhoud van die brief staat haaks op wat er de afgelopen weken op de groep wordt gezien, namelijk dat [kind01] het naar zijn zin heeft op de groep in het [instelling01] . Het is belangrijk dat er regie komt en gekeken wordt wat de beste plek en hulpverlening voor [kind01] is.
4.2.
De pleegmoeder voert, mede bij monde van haar advocaat, verweer tegen het verzoek van de Raad. [kind01] heeft gedragsproblemen. Hij is deze zomer op een behandelgroep ‘Winnaars haken nooit af’ geplaatst, maar dit heeft onvoldoende geholpen. [kind01] blijft weglopen van huis. De pleegouders vinden het van belang dat [kind01] op een goede plek behandeld wordt, voordat hij terug naar huis komt. De pleegouders zijn teleurgesteld over de manier waarop door de Raad en het CIT is gehandeld, te weten niet in overleg en samenspraak met hen. De pleegouders zijn niet goed geïnformeerd over waar [kind01] heen ging en hoe zijn medicatie aan hem zou worden verstrekt. Ze hoorden pas dagen na de plaatsing van [kind01] waar hij verbleef. De pleegouders hebben alles over voor [kind01] en hebben vanwege het verleden weinig vertrouwen in de GI. Bovendien is er geen vaste jeugdbeschermer betrokken. De pleegouders willen samenwerken met de hulpverlening, maar willen zelf de regie houden en zelf beslissen waar [kind01] verblijft en welke hulpverlening wordt ingezet. Er moet in het vrijwillig kader worden gekeken naar wat een goede plek is voor [kind01] . Er is niet voldaan aan de wettelijke criteria voor een voorlopige ondertoezichtstelling. Het is immers niet zo dat de pleegouders geen verantwoordelijkheid nemen of kunnen nemen. Indien de kinderrechter de maatregelen opheft, dan wel het verzoek daartoe afwijst, kunnen de pleegouders zelf contact opnemen met de groep waar [kind01] verblijft. Er is dan immers sprake van een vrijwillige plaatsing. De pleegouders vinden het goed dat de Raad onderzoek gaat doen. Daarnaast verzoeken de pleegouders om een bijzondere curator voor [kind01] te benoemen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de voorlopige ondertoezichtstelling in stand moet blijven, nu (nog altijd) wordt voldaan aan het wettelijk criterium als bedoeld in artikel 257, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid en 265b, eerste lid, BW).
5.2.
[kind01] wordt op dit moment ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [kind01] heeft een zeer belast verleden. Hij heeft moeite om zijn emoties te reguleren en laat agressief gedrag zien. Op 13 september jl. is de situatie geëscaleerd. De politie is die week al meerdere keren op het adres van de pleegouders en [kind01] geweest, ook vanwege het feit dat [kind01] dan al meerdere keren van huis was weggelopen. De pleegouders hebben op 13 september jl. aangegeven dat zij de zorg voor [kind01] op dat moment niet kunnen dragen en [kind01] wordt meegenomen naar het politiebureau. Het CIT en de Raad wilden later die avond met de pleegouders in gesprek, maar de pleegouders werkten hier niet aan mee. Zij bleven vasthouden aan hun visie dat een gesloten plaatsing voor [kind01] nodig is en gaven geen toestemming voor plaatsing op een crisisgroep. In een contact dat de volgende dag plaatsvond hebben de pleegouders geen informatie over de thuissituatie, eerdere hulpverlening en achterliggende problematiek van [kind01] gegeven en bleven zij vasthouden aan een plaatsing van [kind01] op een gesloten groep. [kind01] is daarom op 14 september 2023 voorlopig onder toezicht gesteld en met een spoedmachtiging uit huis geplaatst op een crisisgroep.
5.3 De kinderrechter is van oordeel dat het de komende tijd noodzakelijk is dat er een gedwongen kader is waarin [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft en waarin door de GI in overleg en samenspraak met de pleegouders wordt onderzocht wat voor [kind01] passend is als vervolgplek en aan hulpverlening. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de Raad en het CIT beschrijven dat de pleegouders na de escalatie niet aanspreekbaar waren en niet bereid tot overleg, anders dan wanneer [kind01] direct gesloten geplaatst zou worden. Ook vindt de kinderrechter het zorgelijk dat - zo bevestigde de pleegmoeder ter zitting - vanmorgen de zoon van de pleegouders naar het [instelling01] is gegaan en zich daar heeft voorgedaan als juridisch vertegenwoordiger van [kind01] , terwijl hij dit niet is.
5.4.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het vrijwillig kader op dit moment niet voldoende is voor [kind01] . Het is in het belang van [kind01] om de komende tijd op de huidige groep bij het [instelling01] te blijven, zodat hij rust en stabiliteit ervaart. Dit wordt gewaarborgd met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
5.5.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 14 december 2023. Het is belangrijk dat de pleegouders vanaf nu gaan samenwerken met de Raad en de GI en samen bekijken wat in het belang van [kind01] is. De Raad zal de komende periode verder onderzoek doen.
5.6.
Het verzoek van de pleegouders om een bijzondere curator voor [kind01] te benoemen wijst de kinderrechter af, omdat er niet is gebleken van een situatie als bedoeld in artikel 1:250, eerste lid, BW.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 14 december 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.3
wijst het verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator voor [kind01] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier, en op schrift gesteld op 16 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.