ECLI:NL:RBROT:2023:11063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/1019 / FT EA 23/1020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die op 18 oktober 2023 een verzoek indiende voor een voorlopige voorziening. Verzoeker vroeg de rechtbank om te voorkomen dat verweerster, de verhuurder, het vonnis van 5 september 2023 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een bedreigende situatie verkeert, aangezien verweerster op 19 oktober 2023 had aangekondigd over te gaan tot ontruiming. Verzoeker heeft aangegeven dat hij samenwerkt met het Expertise Team Financiën (ETF) en dat er stabilisatiemaatregelen zijn getroffen om zijn financiële situatie te verbeteren. Tijdens de zitting op 2 november 2023 heeft de advocaat van verzoeker verklaard dat er een fout is gemaakt in de toepassing van de beslagvrije voet, wat de huurbetalingen bemoeilijkt. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker zwaarder laten wegen dan die van verweerster, omdat verzoeker zich onder beschermingsbewind wil laten stellen en er een team van hulpverleners is dat hem ondersteunt. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker de lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 9 november 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 18 oktober 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 18 oktober 2023 heeft de rechtbank een voorlopige beslissing genomen en de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 9 november 2023.
Ter zitting van 2 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer J. Pearson, advocaat van verzoeker (hierna: advocaat);
  • mevrouw J. de Jong, werkzaam bij het Wijkteam Rotterdam Centrum (hierna: hulpverlening).
Mevrouw M.G. Landegent, werkzaam bij Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V. heeft namens verweerster voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank bericht dat er sinds 23 april 2023 geen betaling is gedaan en medegedeeld dat er niemand namens verweerster zal verschijnen ter zitting.
Op dinsdag 7 november 2023 heeft de advocaat namens verzoeker de rechtbank nader bericht.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 5 september 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat verzoeker is aangemeld bij het Expertise Team Financiën (hierna; ETF) door het Wijkteam Rotterdam Centrum. Met behulp van het ETF kan verzoeker de benodigde stukken verzamelen om een aanvraag schuldhulpverlening bij de Kredietbank Rotterdam in te dienen. Een aantal stabilisatiemaatregelen is reeds in gang gezet. Verzoeker werkt hieraan mee en doet erg zijn best, aldus het ETF.
Ter zitting heeft de advocaat van verzoeker het volgende verklaard. Nadat verzoeker een afspraak had bij de sociaal raadslieden, hebben zij vastgesteld dat de beslagvrije voet sinds begin 2023 verkeerd is toegepast. Verzoeker zal dit laten aanpassen om voldoende ruimte te creëren om de huur te betalen. Verder ontvangt verzoeker steun van ETF en het Wijkteam en is er een start gemaakt met de inventarisatie van de schulden. Ter zitting heeft verzoeker verklaard zich onder beschermingsbewind te laten stellen om te waarborgen dat de lopende termijnen zullen worden betaald.
In dit kader meent verzoeker dat zijn belang zwaarder dient te wegen dan het belang van de verhuurder.
Per bericht van dinsdag 7 november 2023 heeft de advocaat van verzoeker laten weten dat er contact is geweest met een beoogd bewindvoerder, de onderbewindstelling van verzoeker spoedig zal kunnen plaatsvinden, en de hulpverleners van verzoeker druk bezig zijn om de beslagvrije voet van verzoeker aan te passen via de afdeling LIC binnen de Belastingdienst. Volgens de Wijkcoach van verzoeker zal de huur van december 2023 via de maatwerkpas worden voldaan, aldus de advocaat.

3.Het verweer

Verweerster heeft per 24 oktober 2023 schriftelijk laten weten dat verzoeker vanaf april 2023 tot en met heden geen enkele belating heeft gedaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 5 september 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 12 oktober 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 19 oktober 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 5 september 2023 ten uitvoer kan leggen.
De rechtbank stelt vast dat de financiële situatie van verzoeker problematisch is, en het voldoen van de huursommen moeilijk haalbaar is zolang het beslag van de Belastingdienst blijft rusten op het inkomen van verzoeker en er geen aanpassing in de beslagvrije voet plaatsvindt. Uit hetgeen ter zitting is besproken en uit de stukken van 7 november 2023 blijkt echter ook dat verzoeker een team van mensen om zich heen heeft verzameld dat druk bezig is om dit aan te laten passen. Via de Wijkcoach van verzoeker zal worden voorzien in fondsen voor de betaling van de huur voor de eerstvolgende maand december.
Bovendien is verzoeker bezig zichzelf onder beschermingsbewind te doen stellen. De verwachting is dat dit op zeer korte termijn wordt uitgesproken, en dat met behulp van beschermingsbewind de lasten verder kunnen worden teruggebracht zodat ook op die manier meer ruimte ontstaat voor de huurbetalingen. Namens verzoeker is verklaard dat de huurbetalingen gedurende het traject de hoogste prioriteit zullen hebben.
Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
Ter waarborging van de belangen van verweerster zal de rechtbank in het dictum een voorwaarde opnemen inhoudende dat de lopende huurtermijnen tijdig voldaan dienen te worden. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 5 september 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
18 oktober 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de partij die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.