ECLI:NL:RBROT:2023:11048

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/1093 en FT EA 23/1094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een ZZP’er, had op 7 november 2023 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat hij in een bedreigende situatie verkeerde door een ontruimingsvonnis van 26 september 2023. Tijdens de zitting op 14 november 2023 was de verweerster, Stichting Woonbron, niet verschenen. Verzoeker heeft verklaard dat hij in de periode van november 2022 tot maart 2023 geen inkomsten had, maar sindsdien voldoende inkomsten genereert om zijn huur te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker de huur voor november 2023 heeft voldaan en dat hij een bedrag van € 1000,-- heeft overgemaakt naar de verweerster als teken van goede wil. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat verzoeker in staat was om de lopende huurtermijnen te voldoen, en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de voorlopige voorziening, waaronder het tijdig voldoen van de huurtermijnen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 20 november 2023
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 7 november 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 7 november 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 november 2023.
Ter zitting van 14 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 26 september 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode november 2022 tot maart 2023 geen inkomsten had. Hierdoor kon hij de rekeningen niet betalen. Hij heeft eerst getracht een WW-uitkering aan te vragen, maar bleek hier geen recht op te hebben. Daarna heeft hij geprobeerd een bijstandsuitkering aan te vragen, maar ook dit is niet gelukt. Schuldhulpverlening heeft aanvullend verklaard dat verzoeker tijdig heeft geprobeerd om een bijstandsuitkering aan te vragen. Dit is echter bij de gemeente blijven liggen. Verzoeker heeft er toen voor gekozen om per maart 2023 bij Post.nl als ZZP’er te gaan werken. Bovendien gaat verzoeker voor vier uur in de week in loondienst in de horeca. Verzoeker zal worden doorverwezen naar het Expertise Team Financiën (ETF) en naar het Regionaal Bureau Zelstandigen (RBZ), zodat hij zowel hulp krijgt met zijn schuldenproblematiek als met het voldoen aan zijn fiscale verplichtingen. Als ZZP’er heeft verzoeker voldoende inkomsten om de lopende huurpenningen te betalen.
Verzoeker heeft bovendien de huur van november 2023 betaald. Ook heeft hij uit teken van goede wil een bedrag van € 1000,-- overgemaakt naar verweerster. Dit bedrag komt nog in mindering op de vordering van verweerster. Van deze betalingen zijn bankafschriften overgelegd.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 26 september 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 20 oktober 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 8 november 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 26 september 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt inkomsten als ZZP’er. Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij daarmee voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te betalen. Verzoeker heeft bovendien aangetoond dat hij de huur over de maand november 2023 heeft voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 26 september 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] te [woonplaats01] ( [postcode01] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
7 november 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.