ECLI:NL:RBROT:2023:11003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10-073920-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte voor het voorbereiden van invoer van cocaïne en verboden verblijf in de Rotterdamse haven

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam vonnis gewezen in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van de invoer van cocaïne en van verboden verblijf in de Rotterdamse haven. De zaak werd behandeld in het kader van de nieuwe Rotterdamse Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK), die gericht is op een snelle en efficiënte afhandeling van strafzaken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 13 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn betrokkenheid bij de cocaïne-invoer, niet terug naar de gevangenis moest, gezien zijn positieve ontwikkeling na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank benadrukte het belang van preventie en resocialisatie, en dat de verdachte inzicht had getoond in zijn handelen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn motivatie om zijn leven te beteren. De verdachte had eerder een veroordeling voor een Opiumwetmisdrijf en de rechtbank hield rekening met zijn verleden, maar ook met zijn huidige inspanningen om een positieve wending aan zijn leven te geven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-073920-23
Datum zitting en uitspraak: 8 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] te Curaçao, Nederlandse Antillen, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] te [plaats01] , bijgestaan door mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het voorbereiden van het invoeren van cocaïne in Nederland, van verboden verblijf in de Rotterdamse haven en deelneming aan een criminele organisatie. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
Feit 1
op of omstreeks 12 en/of 13 maart 2023 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
  • het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van een onbekend gebleven (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • met één of meer mededader(s) (telefonisch en/of via Whatsapp) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne, en/of
  • zich (onbevoegd) te begeven op het (besloten) terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02], en/of
  • zich aldaar (onbevoegd) in een of meer container(s) op te houden, en/of
  • pakketten met cocaïne uit een container te halen, en/of
  • foto’s en/of video’s te maken van die pakketten cocaïne en/of (vervolgens) die foto’s en/of video’s via Whatsapp te versturen aan zijn mededader(s) en/of
  • via Whatsapp de locatie van hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte te delen met zijn mededader(s), en/of
  • één of meerdere barrier seals en/of powerbanks en/of bouten en/of ratels en/of tassen voorhanden te hebben.
Feit 2
op of omstreeks 12 en/of 13 maart 2023 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02] .
Feit 3
op of omstreeks 12 en/of 13 maart 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en/of [medeverdachte01] en/of één of meer onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een misdrijf bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, vindt dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden maar dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
Feit 1
op 12 en 13 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of van een onbekend gebleven (grote) hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
  • zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • met mededaders contacten te onderhouden en informatie uit te wisselen en afspraken te maken over het uithalen van de cocaïne, en
  • zich onbevoegd te begeven op het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02], en
  • zich aldaar onbevoegd in containers op te houden, en
  • via Whatsapp de locatie van hem, verdachte, en zijn mededader te delen met zijn mededader(s), en
  • barrier seals en powerbanks en bouten en ratels voorhanden te hebben.
Feit 2
op 12 en 13 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02] .
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt voor de feiten 1 en 2 op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Opgave bewijsmiddelen [1]
Verklaring van de verdachte op de zitting van 8 november 2023.
Onderzoek van de politie. [2]
3. Onderzoek van de politie. [3]
4. Onderzoek van de politie. [4]
5. Onderzoek van de politie. [5]
6. Onderzoek van de politie. [6]

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
Feit 1
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, het zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 2
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit worden gepleegd door twee of meer verenigde personen
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Strafmotivering

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en persoonlijke omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen, een locatieverbod en een dagbesteding. Zij gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die zijn bewezenverklaard. Kort gezegd baseert de officier van justitie die straf op soortgelijke gevallen en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetmisdrijf. Zij houdt verder rekening met het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de verdachte hulp nodig heeft en deze ook heeft aanvaard.
De beoordeling
Ernst van de feiten
De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten. De verdachte en zijn medeverdachte hebben illegaal op het haventerrein verbleven en hadden gereedschap bij zich om containers open te kunnen maken Zij deden dit in opdracht van een ander, die hen instructies gaf waar ze moesten zijn. Hoewel er geen verdovende middelen zijn aangetroffen is het een feit van algemene bekendheid, ook bij de verdachten, dat dit soort handelingen worden verricht om cocaïne Nederland in te kunnen brengen. De verdachte is daarmee betrokken geweest bij een cocaïnetransport.
Deze invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven is een ware plaag. Vanuit de andere kant van de wereld worden grote hoeveelheden cocaïne via Rotterdam Nederland ingevoerd. Het op de markt brengen van deze harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast wordt met de handel in cocaïne veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van - ook zeer ernstige - criminaliteit. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten daarnaast een enorme kostenpost op.
De strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) cocaïne een (hoofd)rol speelt. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dat type feiten en meer in het bijzonder de invoer van cocaïne, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Rol van de verdachte
De rol van de verdachte bij de invoer is die van de zogenaamde uithaler. Uithalers halen de in containers ‘bijgepakte’ cocaïne uit de haven of verplaatsen die naar andere containers zodat anderen deze later onopgemerkt uit de haven kunnen ophalen.
Aan de ene kant is deze rol een hele belangrijke rol in het plegen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die de invoer van cocaïne is. De uithalersactiviteiten zijn immers van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen en daarmee zijn uithalers een onmisbare schakel in de internationale transportketen van cocaïne.
Dat de rol belangrijk is blijkt ook wel uit de bedragen die verdiend kunnen worden met het uithalen.
Aan de andere kant is de rol van de verdachte in het geheel beperkt. Het werk van de uithaler is niet meer en niet minder dan de cocaïne voor de eigenaren van die cocaïne uit de haven krijgen. Dat kan een kleine of een grote partij blijken te zijn, hetgeen voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil maakt. Het is een bijzonder risicovolle klus waar andere betrokkenen in de keten hun handen niet graag aan vuil maken.
Het ronselen van uithalers lijkt een eenvoudige zaak. Uithalers zijn namelijk gemakkelijk inwisselbaar en bij ontdekking eenvoudig te vervangen. Dat komt over het algemeen omdat veel relatief jonge mensen de verlokkingen van het snelle geld niet kunnen weerstaan en de risico’s op de koop toe nemen. In deze zaak is gebleken dat de verdachte zich gedwongen voelde om te gaan uithalen, om een schuld die hij had bij de opdrachtgever te kunnen verrekenen. Hij had geld geleend van die persoon om de rekeningen van de crèche van de dochter van zijn ernstig zieke vriendin te kunnen betalen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 6 oktober 2023 blijkt dat de verdachte één keer eerder voor een Opiumwetmisdrijf is veroordeeld. Dit betrof het in 2020 smokkelen van cocaïne via Schiphol. De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met deze veroordeling.
Over de verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt van 27 oktober 2023. Daarin wordt beschreven dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ingezet om een positieve draai aan zijn leven te geven. Hij heeft een moeilijke jeugd ervaren, erkent dat hij in het verleden domme keuzes heeft gemaakt en is nu gemotiveerd om de problemen op diverse leefgebieden aan te pakken. Hij woont bij zijn moeder, staat ingeschreven om begeleid te gaan wonen, is aangemeld voor ambulante behandeling en heeft werk gevonden. Van belang is om met behandeling en begeleiding binnen het reclasseringstoezicht zijn daadkracht te vergroten zodat de verdachte in staat is een delict vrij leven te blijven leiden.
Passende straf
In het algemeen maakt een verdachte die inzicht kan geven in zijn beweegredenen en ook kan reflecteren over het verkeerde van zijn handelen, een eerste stap op de weg terug naar een maatschappelijk meer aanvaarde invulling van het leven dan een rol in de georganiseerde criminaliteit. Met zo’n stap komen de mogelijkheden om concreet vorm te geven aan strafdoelen als preventie en resocialisatie beter in beeld. De vergelding als strafdoel op zichzelf verliest hierdoor voor een deel haar belang. Ook kan een betere inschatting worden gemaakt wat er nodig is om te voorkomen dat dezelfde beweegredenen opnieuw tot vergelijkbaar handelen zullen leiden.
De verdachte neemt een zekere verantwoordelijkheid voor de feiten en heeft inzicht in het verkeerde van zijn handelen. Dit biedt ruimte om met de verdachte (en de reclassering) naar de toekomst te kijken. De verdachte is bijna een schoolvoorbeeld. Bij de politie heeft de verdachte al meer openheid gegeven over zijn handelen en een (deels) bekennende verklaring afgelegd.
Op de zitting heeft de verdachte opnieuw verteld onder welke omstandigheden hij ervoor heeft gekozen om de feiten te plegen. Ook heeft hij verteld over zijn huidige persoonlijke omstandigheden, die ook naar voren komen in het reclasseringsadvies.
De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 20 juni 2023 zijn leven op orde. Hij heeft via het uitzendbureau werk gevonden bij twee werkgevers, is bezig met het behalen van zijn rijbewijs en bekijkt samen met de reclassering de mogelijkheden om begeleid te gaan wonen. Twee dagen na de zitting heeft hij een afspraak om ambulante behandeling in gang te zetten. De behandeling zal hem helpen in de toekomst betere beslissingen te nemen. Hij ziet zijn toekomst positief tegemoet. Ook de reclassering beaamt dat de verdachte inzicht heeft getoond in zijn handelen en dat hij open staat voor begeleiding. De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een locatieverbod van het havengebied en dagbesteding.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een hoge, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken die de rechtbank op een rijtje heeft gezet. De straf die de officier van justitie heeft geëist, is daarom helemaal niet gek en houdt ook goed rekening met de omstandigheden.
Toch vindt de rechtbank het niet wenselijk als de verdachte, nu het zo goed met hem gaat, weer terug zou moeten naar de gevangenis zoals bij de eis van de officier van justitie wel het geval is. De verdachte heeft zijn leven - zij het voorzichtig - aardig op de rit en detentie zou deze positieve lijn alleen maar verstoren. Wel ziet de rechtbank om die reden aanleiding om, naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel, ook nog een flinke taakstraf op te leggen. De eis van de officier van justitie wordt daarmee eigenlijk gevolgd maar dan in deels andere strafmodaliteiten.
De rechtbank komt op een gevangenisstraf met een totaalduur van 16 maanden. Daarvan wordt 3 maanden onvoorwaardelijk en 13 maanden voorwaardelijk opgelegd. Het voorwaardelijke deel van 13 maanden gevangenisstraf hangt gedurende 3 jaren boven het hoofd van de verdachte. Daarnaast moet de verdachte een taakstraf uitvoeren van 200 uren.
De totaalduur van de straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van de feiten niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in een straf substantieel groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 13 maanden boven zijn hoofd hangt. Voor anderen - onder meer jonge mensen - moet ook duidelijk zijn dat dit niet de weg is naar het grote geld of het aflossen van eventuele schulden en dat hoge straffen volgen als zij ook in de fout gaan.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt kan het voorwaardelijke deel, 13 maanden gevangenisstraf, alsnog ten uitvoer worden gelegd. Dat kan bij herhaalde invoer, bij wederrechtelijk verblijf in de haven zoals nu bewezenverklaard en ook bij ieder ander strafbaar feit.
De bijzondere voorwaarden, kort gezegd: een reclasseringscontact, een behandelverplichting, een begeleid wonen traject, een gebiedsverbod en een dagbestedingsverplichting, moeten de verdachte ook helpen om het niet meer zover te laten komen. Houdt hij zich niet aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen.
Conclusie
Aan de verdachte wordt een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, waarvan 13 maanden voorwaardelijk en een taakstaf van 200 uren.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals dit hiervoor is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
13 (dertien) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra hij aangemeld is en er plaats voor hem is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een passende plek voor hem is gevonden. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde bevindt zich niet op de Maasvlakte te Rotterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf en taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 november 2023.

Voetnoten

1.De paginanummers en de documentcode die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar het digitale procesdossier.
2.Proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer01] , pagina’s 10 en 11.
3.Proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer02] , pagina’s 12-14.
4.Proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer03] , pagina’s 15-17.
5.Proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer04] , pagina’s 3-6 van aanvullend procesdossier.
6.Proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer05] , pagina’s 46-48 van aanvullend procesdossier.