ECLI:NL:RBROT:2023:10919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
10/201644-23, 10/303376-21 en 22/001562-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging ex-partner, bezit van vuurwapen en cocaïne

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van zijn ex-partner, het bezit van een vuurwapen met munitie en een geluiddemper, en het aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 augustus 2023 zijn ex-partner heeft bedreigd via een videogesprek en fysiek, waarbij hij dreigende uitspraken deed en filmpjes stuurde waarin hij een vuurwapen vasthield. De verdachte ontkende de bedreigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en geloofwaardig waren, ondersteund door bewijs uit het dossier. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in dezelfde periode een vuurwapen en munitie in zijn bezit had, wat de ernst van de bedreigingen vergrootte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van veertien maanden, met aftrek van voorarrest, en bepaalde dat de verdachte onder bijzondere voorwaarden na detentie onder toezicht blijft. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van bedreigingen en wapenbezit een fors hogere straf rechtvaardigde dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/201644-23
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/303376-21 en 22/001562-21
Datum uitspraak: 20 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres01] ,
raadsman mr. C.J.M. Blanken, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verlenging van de proeftijden van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen in de zaken met de parketnummer 10/303376-21 en rolnummer 22/001562-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt officier van justitie
De verdachte dient voor dit feit te worden vrijgesproken. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat de aangeefster hem valselijk heeft beschuldigd en heeft een niet op voorhand onaannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat aangeefster in het bezit was van de filmpjes waarop hij te zien is. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ter zake van bedreiging.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij zijn ex-partner heeft bedreigd en moet daarom worden vrijgesproken. Het dossier bevat geen steunbewijs voor aangeefsters verklaring dat de verdachte haar heeft bedreigd, niet in het videogesprek en evenmin fysiek toen de verdachte bij de woning van de aangeefster was. De verdachte ontkent ook dat hij de filmpjes op de telefoon van de aangeefster aan haar heeft toegestuurd, zodat ook op dat punt geen sprake is van een bedreiging. De aangeefster heeft hem vaker valselijk beschuldigd naar aanleiding van een langlopend conflict omtrent de omgang met hun zoon en heeft de filmpjes in haar bezit gekregen door het Snapchat-account van de verdachte te hacken.
Beoordeling
In de onderhavige zaak staan de verklaringen van aangeefster en verdachte tegenover elkaar. De rechtbank dient daarom de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te beoordelen en vervolgens te bepalen of voor de verklaring van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De aangeefster heeft op 10 augustus 2023 aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte, haar ex-partner, twee dagen daarvoor. Volgens haar verklaring heeft de verdachte deze bedreigingen in een tijdsbestek van enkele uren geuit in een videogesprek, vervolgens fysiek vanaf de straat voor haar woning en in twee filmpjes die hij haar op de avond van 8 augustus 2023 via Snapchat heeft toegestuurd. De verdachte zou hebben gedreigd kogels door haar huis te jagen en haar dood te maken als ze hem niet zou deblokkeren op de telefoon van hun zoon. Op de door de aangeefster getoonde filmpjes is de verdachte te zien, zo heeft hij ter zitting erkend, terwijl hij een vuurwapen in zijn hand heeft en een patroonhouder vasthoudt met daarin meerdere patronen.
De verdachte erkent dat hij op de ten laste gelegde datum bij de woning van de aangeefster is geweest en dat er die dag meermalen telefonisch contact is geweest. Daarbij was sprake van een ruzie en heeft de verdachte ook gescholden. Hij ontkent echter dat hij de aangeefster op enig moment heeft bedreigd. De genoemde filmpjes zijn niet aangetroffen op zijn telefoon en de verdachte ontkent ook dat hij deze aan de aangeefster heeft toegestuurd.
De rechtbank stelt vast dat de aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de
vermeende bedreigingen door de verdachte en dat haar verklaring ook wordt ondersteund door de filmpjes op haar telefoon en door een foto van de verdachte op de straat voor haar woning. De rechtbank ziet geen redenen om aan de mededelingen van de aangeefster te twijfelen en acht haar verklaring geloofwaardig en betrouwbaar.
De verdachte heeft zich tot aan de zitting grotendeels beroepen op zijn zwijgrecht. Zijn verklaring ter terechtzitting dat de aangeefster zijn Snapchat-account zou hebben gehackt en de bewuste filmpjes langs deze weg zou hebben verkregen om een valse aangifte tegen hem te kunnen doen, is niet nader onderbouwd, vindt geen steun in het dossier en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. De rechtbank stelt aldus vast dat de verdachte degene is geweest die deze filmpjes op de ten laste gelegde datum aan de aangeefster heeft toegestuurd en acht de inhoud daarvan ook bedreigend. Bij deze conclusie neemt de rechtbank in aanmerking dat bij het opsporingsonderzoek naar aanleiding van de ten laste gelegde bedreigingen een vuurwapen van het merk Walther met bijbehorende munitie is aangetroffen in de kelderbox van de woning van verdachtes huidige vriendin. De verdachte heeft bekend dat hij dit wapen in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad. Op de zitting heeft de verdachte voorts erkend dat hij de persoon is die op de filmpjes met een vuurwapen te zien is en dat dit wapen van hetzelfde merk is als het in beslag genomen vuurwapen.
In afwijking van het standpunt van de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de bedreigingen, in alle ten laste gelegde varianten, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Conclusie
Bewezen is bedreiging van de aangeefster met enig misdrijf tegen het leven, meermalen gepleegd, en bedreiging met zware mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 augustus 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door
(in een videogesprek) tegen die [slachtoffer01] te zeggen "Ik ga je dood maken als jij mij
niet
deblokkeertop mijn zoons telefoon. Ik ga kogels door je huis jagen als je
mijn
zoon nog meer van me weghoudt", en
(in haar tegenwoordigheid ) naar die [slachtoffer01] te roepen
" [slachtoffer01] kom hier naar beneden dan ga je zien wat er gaat gebeuren. Ik ben een
echte man. Ik ga kogels door je huis jagen. Jij gaat niet meer kunnen lopen. Als je
naar de politie gaat dan raak jij je kinderen voorgoed kwijt",
in elk geval haar (telkens) woorden toe te voegen van een soortgelijke dreigende
aard en/of strekking,
en die [slachtoffer01] filmpjes toe te sturen waarop te zien is dat
hij, verdachte een vuurwapen, en een
patroonhouder met kogelpatronen vast heeft en
die voorwerpen (aldus) dreigend aan haar te tonen;
2
hij in de periode van 8 augustus tot en met 11 augustus 2023 te
Vlaardingen of te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Walther, model Creed, kaliber 9mm, en
(daarbij) voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een
patroonhoude
rmet 14 kogelpatronen (kaliber 9mm)
voorhanden heeft gehad;
3
hij op 11 augustus 2023 te Vlaardingen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een geluiddemper voor een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op 11 augustus 2023 te Vlaardingen
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezenverklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen bedreigen van zijn ex-partner, onder meer door het sturen van twee filmpjes via Snapchat waarop hij te zien is terwijl hij een vuurwapen en een patroonhouder met kogelpatronen in zijn handen heeft. De verdachte heeft hiermee gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de aangeefster, zoals onder meer blijkt uit haar aangifte. De impact van deze bedreigingen wordt onderstreept door het feit dat de verdachte in dezelfde periode daadwerkelijk een vuurwapen met bijbehorende munitie en een geluiddemper voorhanden heeft gehad. Vuurwapenbezit leidt tot het risico dat wapens daadwerkelijk worden gebruikt en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie, zeker in een woning, voedt bovendien ook breder binnen de samenleving gevoelens van onveiligheid. Ten slotte heeft de verdachte een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad en heeft hij daarmee bijgedragen aan het in stand blijven van drugshandel. De rechtbank rekent hem deze feiten ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor bedreiging en andere geweldsdelicten. De verdachte liep daarbij in twee proeftijden van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen.
Rapportages
De rechtbank heeft ook gekeken naar de rapporten van 16 juni 2023 en 16 oktober 2023 die Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt.
Uit het rapport van 16 juni 2023 volgt – zakelijk weergegeven – dat bij de verdachte aanwijzingen bestaan voor agressie- en impulsiviteitsproblematiek, versterkt door het gebruik van middelen. Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Het in november 2022 gestarte reclasseringstoezicht verloopt moeizaam. De verdachte komt gemaakte afspraken beperkt na en toont nauwelijks inzicht ten aanzien van zijn eigen gedrag. Ook is sprake van weerstand tegen interventies gericht op zijn agressieproblematiek, hoewel deze noodzakelijk worden geacht ter beperking van het recidiverisico. Ondanks deze omstandigheden wordt voortzetting van het reclasseringstoezicht met daarbij een behandelverplichting en het meewerken aan stabilisatie op andere leefgebieden geïndiceerd geacht. Een reclasseringstoezicht met (aanvullende) bijzondere voorwaarden kan worden gezien als een laatste kans voor de verdachte om zijn delictpatroon te doorbreken. Als blijkt dat een dergelijk traject niet het gewenste effect heeft en de verdachte opnieuw recidiveert, wordt geadviseerd om onderzoek te doen naar de noodzaak en de mogelijkheden tot oplegging van een ISD-maatregel.
Uit het rapport van 16 oktober 2023 volgt dat aan de verdachte in een andere strafzaak op 19 juni 2023 wederom een verplicht reclasseringstoezicht is opgelegd, met daarin onder meer een ambulante behandelverplichting. In het kader van dit begeleidingstraject heeft de reclassering één gesprek met de verdachte kunnen voeren totdat hij in augustus 2023 opnieuw gedetineerd raakte in het kader van de onderhavige strafzaak. De verdachte had op dat moment sinds kort een eigen woning, had een baan en een vaste relatie en had naar eigen zeggen afspraken gemaakt over de omgang met zijn kinderen. De verdachte was door de reclassering aangemeld bij de Waag en stond op de wachtlijst voor een intake.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, en zij met name de combinatie van de bedreigingen en het bezit van een vuurwapen met munitie zwaar meeweegt bij de bepaling van de strafmaat, zal aan de verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd van aanzienlijk langere duur dan door het openbaar ministerie is geëist. Ook weegt de rechtbank in zijn nadeel mee dat de verdachte al in twee proeftijden liep, onder meer na een veroordeling ter zake van bedreiging. Dit heeft hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De reclassering stelt vast dat bij de verdachte aanwijzingen bestaan voor impulscontroleproblemen en acht verdere begeleiding daarom aangewezen, maar constateert ook dat eerder ingezette trajecten moeizaam verlopen. De rechtbank ziet om deze reden thans geen aanleiding om opnieuw een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen geluiddemper en munitie zullen – zoals gevorderd door de officier van justitie – worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Parketnummer 10/303376-2
Bij vonnis van 19 juni 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf van 40 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 19 juni 2023.
Rolnummer 22/001562-21
Bij arrest van 30 september 2022 van het gerechtshof te Den Haag is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling, het niet voldoen aan een ambtelijk bevel of vordering, gekwalificeerde belediging en bedreiging met de dood, meermalen gepleegd, veroordeeld
– voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan een gedeelte groot 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 oktober 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van beide uitspraken wordt verlengd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze uitspraken en voor het einde van de proeftijden gepleegd. De uitspraken zijn onherroepelijk. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de uitspraken verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.
De tenuitvoerlegging zal worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de in het arrest met rolnummer 22/001562-21 aan de verdachte opgelegde straf, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden door het plegen van de thans bewezen strafbare feiten. Daarbij worden geen bijzondere redenen gezien die zich zouden verzetten tegen de tenuitvoerlegging.
In de zaak met parketnummer 10/303376-21 zal de rechtbank afzien van een last tot tenuitvoerlegging, nu de proeftijd hierbij is ingegaan op 19 juni 2023 en het begeleidingstraject zich op dit moment nog in de opstartfase bevindt. De rechtbank acht het van belang dat deze voorwaardelijke straf met de daarbij opgelegde bijzondere voorwaarden doorloopt, zodat de verdachte het begeleidingstraject na ommekomst van de huidige detentie kan hervatten. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging in deze zaak daarom afwijzen en ziet op dit moment geen aanleiding voor een verlenging van de proeftijd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
verklaart
onttrokken aan het verkeer:
vuurwapen (pistool);
14 stuks munitie (kogelpatroon);
vuurwapen (geluiddemper);
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van 30 september 2022 van het gerechtshof Den Haag met rolnummer 22/001562-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
27 dagen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 19 juni 2023 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10/303376-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 november 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 augustus 2023 te Rotterdam en/of te Vlaardingen, in elk geval
in Nederland
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
(in een videogesprek) tegen die [slachtoffer01] te zeggen "Ik ga je dood maken als jij mij
niet de blokkeert op mijn zoons telefoon. Ik ga kogels door je huis jagen als je me
zoon nog meer van me weghoudt", en/of
(in haar tegenwoordigheid ) naar die [slachtoffer01] te roepen of tegen haar te zeggen
" [slachtoffer01] kom hier naar beneden dan ga je zien wat er gaat gebeuren. Ik ben een
echte man. Ik ga kogels door je huis jagen. Jij gaat niet meer kunnen lopen. Als je
naar de politie gaat dan raak jij je kinderen voorgoed kwijt",
in elk geval haar (telkens) woorden toe te voegen van een soortgelijke dreigende
aard en/of strekking,
en/of die [slachtoffer01] een of meerdere filmpje(s) toe te sturen waarop te zien is dat
hij, verdachte een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een
patroonhouder met een of meerdere kogelpatroon / kogelpatronen vast heeft en/of
dat/ die voorwerpen (aldus) (dreigend) aan haar te tonen;
2
hij in of omstreeks de periode van 8 augustus tot en met 11 augustus 2023 te
Vlaardingen en/of te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Walther, model Creed, kaliber 9mm, en/of
(daarbij) voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een
patroonhouden met 14 kogelpatronen (kaliber 9mm)
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Vlaardingen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een geluiddemper voor een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Vlaardingen
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.