ECLI:NL:RBROT:2023:1087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
C/10/638559 / HA ZA 22-427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van inboedel tussen ex-echtgenoten na echtscheiding

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2023, strijden twee ex-echtgenoten over de verdeling van hun inboedel na hun echtscheiding. De partijen, de vrouw en de man, zijn op 28 mei 1997 te Vaals gehuwd en zijn op 9 december 2021 gescheiden. De vrouw vordert de afgifte van bepaalde inboedelgoederen die zij heeft aangebracht in de huwelijkse voorwaarden, terwijl de man verweer voert en stelt dat de inboedelgoederen eigendom zijn van zijn onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat de inboedelgoederen tot zijn bedrijfsvermogen behoren. De rechtbank oordeelt dat de vrouw recht heeft op de afgifte van de door haar aangebrachte goederen en dat de inboedelgoederen geacht worden aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren, omdat de man zijn stelling niet heeft onderbouwd. De rechtbank heeft de verdeling van de inboedelgoederen vastgesteld conform het voorstel van de vrouw, zonder verrekening van waarde, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638559 / HA ZA 22-427
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. D. Abotay te Schiedam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Cheung te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De zaak in het kort

Partijen zijn reeds gescheiden. Zij strijden over (de verdeling van) de inboedel.

2..De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 mei 2022 met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 21 juli 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 september 2022;
  • de akte van de vrouw van 19 oktober 2022 met producties 6 tot en met 8;
  • de antwoordakte van de man van 16 november 2022.

3..De feiten

3.1.
Partijen zijn op 28 mei 1997 te Vaals gehuwd, na het maken van huwelijkse voorwaarden.
3.2.
Op 9 december 2021 is tussen partijen de echtscheidingsbeschikking uitgesproken.
3.3.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking. Het hoger beroep betreft het oordeel in de beschikking dat van de overwaarde van de gemeenschappelijke woning ieder de helft toekomt.
De echtscheiding is volgens mededeling van beide partijen inmiddels ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De man is nog woonachtig in de gemeenschappelijke woning zodat de man de beschikking heeft over de inboedelgoederen waar het in dit geschil over gaat.
3.4.
De huwelijkse voorwaarden houden een uitsluiting van iedere huwelijksgoederengemeenschap en een periodiek verrekenbeding in.
3.5.
De huwelijkse voorwaarden luiden, voor zover thans van belang, als volgt:
“UITSLUITING ALGEHELE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN
Artikel 1.
Er zal tussen de echtgenoten geen enkele
vermogensrechtelijke gemeenschap, hoe ook genaamd,
bestaan.
BEWIJS- EN VASTSTELLINGSREGELS
Artikel 2.
a. Ieder der echtgenoten is eigenaar van de kleren,
het lijflinnen en de lijfsieraden, welke bij het
einde van het huwelijk of op elk ander tijdstip,
waarop ieders rechten moeten worden vastgesteld,
bij hem of haar in gebruik zijn of tot zijn of
haar gebruik bestemd zijn zonder enige verrekening
en ongeacht door wie en op welke wijze zij zijn verkregen.
b. Alle niet op naam staande goederen, welke behoren
tot het beroeps- of bedrijfsvermogen van één der
echtgenoten, zullen uitsluitend eigendom zijn van
hem of haar, die dat beroep of bedrijf uitoefent,
ongeacht door wie en op welke wijze zij zijn
verkregen, zulks evenwel met de plicht tot
verrekening tussen de echtgenoten, indien de ander
aan de aanschaf dier zaken heeft bijgedragen.
Artikel 3.
Van de goederen staande huwelijk door ieder der
echtgenoten te verkrijgen, zullen, indien van de
verkrijging daarvan niet uit authentieke stukken
blijkt, staten of lijsten opgemaakt en door de beide
echtgenoten ondertekend worden, onverminderd het
recht van ieder der echtgenoten of zijn/haar
erfgenamen, om bij gebreke van dien de aankomst door
alle hem/haar ten dienste staande middelen te
bewijzen.
Die goederen ten aanzien waarvan geen van de
echtgenoten kan bewijzen dat ze aan hem of haar in
eigendom toebehoren, worden geacht aan ieder der
echtgenoten voor de helft toe te behoren, zulks
voorzover het niet betreft de onder artikel 2a. en b. bedoelde goederen.”
3.6.
Aan de akte huwelijkse voorwaarden is de volgende staat van aanbreng gehecht.
“STAAT VAN AANBRENG.
Door [gedaagde01], wonende te [postcode01]
[plaats01] , [adres01] , worden ten aanzien van
het aangaan van zijn huwelijk met [eiseres01]
,
aangebracht de navolgende zaken:
Auto, te weten:
Een auto, merk Mercedes 500 SL, kenteken [kenteken01] .
Motor, te weten:
Een motor, merk Honda, type Shadow VLX.
Electrische apparatuur, te weten:
Een televisie, merk Sony;
Een videorecorder, merk Sony;
Een CDI speler, merk Philips;
Een stereotoren, merk Yamaha met geluidsboxen;
Een televisie;
Een videorecorder.
Diversen, te weten:
Een schilderij, Frank Plancoulain;
Een antieke aspergeschaal met zilveren aspergetang;
Een schilderij, voorstellende havenzicht ([gedaagde01]).
Door [eiseres01], wonende te [postcode01]
[plaats01] , [adres01] , worden ten aanzien van
het aangaan van haar huwelijk met [gedaagde01]
,
aangebracht de navolgende zaken:
Diversen, te weten:
Een antieke Franse pendule;
Vijf Boedha's;
Een houtsnijwerk beeld (antiek);
Een antieke betonvaas;
Een schilderij (paard Willem III);
Door de heer [gedaagde01] en [eiseres01]
wordt aanqebracht de navolgende zaken:
Meubelen, te weten:”
Daarna volgt ondertekening door partijen van de staat van aanbreng.

4..Het geschil

4.1.
De vrouw vordert - samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - (primair) de man te veroordelen tot afgifte van de onder punt 7 in haar dagvaarding opgesomde zaken en afgifte van de inboedelzaken die zijn genoemd in de lijst die als productie 3 is gevoegd bij de dagvaarding (hierna: inboedellijst [eiseres01] ) en (subsidiair), indien de man daartoe niet bereid is, de verdeling van de inboedel vast te stellen, met veroordeling van de man in de kosten van het geding, alsmede de nakosten.
4.2.
De man voert verweer. Hij concludeert dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vorderingen dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.

5..De beoordeling

Ontvankelijkheid

5.1.
De man voert allereerst aan dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering tot verdeling van de inboedel aangezien de familierechter in de Rechtbank Rotterdam al in de procedure onder C/10/624822 /FA RK 21-6665 over deze kwestie een uitspraak heeft gedaan, in haar beschikking van 9 december 2021.
5.2.
De familierechter heeft in die beschikking overwogen dat zij zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de omvang en de waardering van de (gemeenschappelijk) inboedel om tot verdeling hiervan over te kunnen gaan. Daarom is het verzoek van de vrouw tot verdeling van de (gemeenschappelijke) inboedel afgewezen. De familierechter heeft dus nog niet inhoudelijk beslist over de wijze van verdeling.
5.3.
Omdat de familierechter nog niet (inhoudelijk) heeft beslist over de verdeling, liggen de vorderingen van de vrouw nog ter beslissing voor aan de rechtbank. Nu de vrouw ontvankelijk is, zal de rechtbank de vorderingen hierna inhoudelijk behandelen.
Afgifte zaken aangebracht door de vrouw: eigendom vrouw
5.4.
De vrouw vordert allereerst dat de man wordt veroordeeld tot afgifte van de onder punt 7 in haar dagvaarding opgesomde zaken, te weten:
  • een antieke Franse pendule;
  • vijf Boedha's;
  • een houtsnijwerk beeld (antiek);
  • een antieke betonvaas;
  • een schilderij (paard Willem III).
Het betreft door haar aangebrachte zaken zoals opgenomen in de staat van aanbreng bij de huwelijkse voorwaarden.
5.5.
De man erkent dat deze zaken van de vrouw zijn. De man stelt dat de vrouw deze zaken steeds kon meenemen uit de woning, waar hij woont maar waar zij verblijft wanneer de man aan het werk is.
5.6.
Nu de man erkent dat deze zaken eigendom zijn van de vrouw, zal de rechtbank deze vordering van de vrouw toewijzen. Hoewel de vrouw deze zaken mogelijk reeds feitelijk kon meenemen uit de woning, zal de rechtbank voor zover nog nodig bepalen dat de man moet meewerken aan de afgifte van deze zaken aan de vrouw op het eerste verzoek van de vrouw.
Gemeenschappelijke inboedel
5.7.
De vrouw vordert daarnaast afgifte van de opgesomde en gecodeerde inboedelzaken op de inboedellijst [eiseres01] . Kennelijk vordert zij in het kader van de verdeling van de inboedelgoederen, de toedeling van deze inboedelgoederen aan haar, waartegenover de zaken op de inboedellijst in productie 4 (hierna: inboedellijst [gedaagde01] ), aan de man kunnen worden toegedeeld, één en ander zonder verrekening van waarde.
5.8.
De man voert aan dat inboedelzaken zijn aangeschaft op kosten van zijn onderneming en daarmee eigendom zijn van zijn onderneming. Volgens de man heeft de vrouw niet aangetoond dat de inboedelgoederen op de lijsten (ook) van haar zijn. De man wijst erop dat de vrouw destijds tijdens de mondelinge behandeling bij de familierechter heeft erkend dat er mogelijk goederen als gemeenschappelijk op de lijst staan, terwijl deze eigendom zijn van de onderneming van de man. De man wijst er voorts op dat de vrouw geen eigen inkomsten had tijdens het huwelijk. Dat zij op de loonlijst stond van zijn B.V. was een schijnconstructie.
5.9.
In artikel 2b van de huwelijkse voorwaarden staat dat zaken die tot het beroeps- of bedrijfsvermogen van één der echtgenoten behoren, uitsluitend eigendom zijn van hem of haar die dat beroep of bedrijf uitoefent, ongeacht door wie en op welke wijze zij zijn verkregen.
De man stelt dat de inboedel behoort tot zijn bedrijfsvermogen en daarmee dus zijn eigendom is. De vrouw heeft dit gemotiveerd betwist. Partijen houden allebei van antiek en zilverwerk en kochten tijdens het huwelijk veel zaken samen en de betaling ging dan via de zakelijke rekening. Die zaken werden niet geleverd aan de onderneming van de man, maar aan partijen. Daarnaast heeft de vrouw zelf inboedelgoederen aangeschaft, en van haar familie en ouders, die een juwelierszaak hadden, veel zaken, zoals zilverwerk, geschonken gekregen, en hebben zij en de man ook veel zilverwerk tegen inkoopprijs gekocht bij haar familie. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft de man zijn stelling niet nader onderbouwd - bijvoorbeeld met stukken uit de boekhouding van zijn B.V. - waaruit blijkt dat inboedelgoederen behoren tot zijn bedrijfsvermogen. En bij de mondelinge behandeling heeft de man op de vraag van de rechtbank meegedeeld dat de inboedelgoederen niet op de balans van zijn onderneming staan en niet aan zijn onderneming zijn geleverd. De man heeft verder ook niet met andere (authentieke) stukken of bewijsmiddelen aangetoond dat deze zaken hem in eigendom toebehoren.
5.10.
Nu de man zijn stelling, dat er goederen als gemeenschappelijk op de lijst staan terwijl deze eigendom zijn van zijn onderneming, niet nader heeft onderbouwd en ook voor het overige niet aannemelijk heeft gemaakt dat (de/bepaalde) goederen uitsluitend zijn eigendom zijn, worden de inboedelgoederen geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren - conform het bepaalde in artikel 3 laatste zin van de huwelijkse voorwaarden: “Die goederen ten aanzien waarvan geen van de echtgenoten kan bewijzen dat ze aan hem of haar in eigendom toebehoren, worden geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren (…)”.
.
Wijze van verdeling van de gemeenschappelijke inboedel
5.11.
De vrouw heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven en geadstrueerd aan de hand van de meegebrachte foto’s met daarop de gecodeerde inboedelgoederen op de lijsten, dat zij heeft getracht de vele tientallen stuks zilverwerk, tientallen decoratiestukken, de vele meubels en tapijten en de tientallen schilderijen, steeds eerlijk maar ook op een voor haar logische wijze (bijvoorbeeld gereedschap in de garage naar de man; beeld- en geluidapparatuur naar de man) over de beide inboedellijsten te verdelen.
Voorts heeft de vrouw op zitting aangegeven dat op de inboedellijst [gedaagde01] onderdeel G 002 (motorfiets toebehoren en gereedschap), alsmede de motorfiets Harley Davidson en de Auto Bentley niet gemeenschappelijk maar van de man zijn. De man heeft dat bevestigd.
5.12.
De man heeft voorafgaand aan de zitting geen tegenvoorstel gedaan tegen de door de vrouw voorgestelde verdeling, maar erkende tijdens de mondelinge behandeling wel dat hij precies wist aan de hand van de lijsten wat het voorstel van de vrouw inhield, zodat van hem verwacht had mogen worden dat hij een tijdig en onderbouwd tegenvoorstel had gedaan indien hij het niet met de voorgestelde verdeling eens was. De man heeft (pas) tijdens een schorsing van de zitting, op aandringen van de rechtbank in het kader van het beproeven van een minnelijke regeling, op de inboedellijsten middels markeringen aangegeven welke stukken hij in plaats van aan hem, aan de vrouw toegedeeld zou willen zien, en welke stukken hij in plaats van aan de vrouw, aan hem toegedeeld wilde zien.
5.13.
De vrouw heeft na de zitting een akte genomen waarin zij alsnog de foto’s in het geding heeft gebracht behorende bij de gecodeerde inboedelgoederen op de lijsten die zij bij de mondelinge behandeling had getoond. Ook heeft de vrouw in deze akte het tegenvoorstel van de man (zijnde de markeringen van de man op haar lijsten) en haar uiteenzetting op welke onderdelen zij het niet eens is met dit tegenvoorstel en waarom, alsmede welke alternatieve verdeling zij voorstaat op die onderdelen, in het geding gebracht en gemotiveerd, dit conform de afspraken neergelegd in het proces-verbaal van de zitting.
5.14.
De man heeft daarna, in zijn antwoordakte, slechts zijn eerdere bezwaren herhaald en gesteld dat (ook) het nadere voorstel van de vrouw geen evenwichtige verdeling inhoudt omdat de vrouw daarmee een (te) grote hoeveelheid waardevolle zaken verkrijgt. De man heeft deze stelling niet nader onderbouwd en de man is in zijn antwoordakte niet inhoudelijk ingegaan op het nadere voorstel van de vrouw. De man heeft in zijn antwoordakte geen nieuw tegenvoorstel gedaan.
5.15.
Indien, zoals in casu, de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling kunnen bereiken, kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van art. 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet alleen de redelijkheid en de eerlijkheid van het nadere voorstel van de vrouw, maar ook de redelijkheid en eerlijkheid van het oorspronkelijke voorstel van de vrouw zoals verwoord in de dagvaarding, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De man heeft niet onderbouwd waarom in dat voorstel sprake zou zijn van een onevenwichtige waardeverdeling, terwijl de vrouw aan de hand van de ter zitting getoonde foto’s, die naderhand bij akte in het geding zijn gebracht, wel met voorbeelden kon staven dat haar (eerste) verdelingsvoorstel redelijk was en qua waarde van de inboedelgoederen op basis van schatting, een eerlijke verdeling inhield.
Tegenover dat eerste voorstel heeft de man, hoewel hij daartoe aan de hand van de coderingen en omschrijvingen in de lijsten in staat was, zoals hij heeft erkend, ook geen tijdig en goed onderbouwd tegenvoorstel gedaan. Evenmin heeft de man de rechtbank verzocht partijen te bevelen om op een andere wijze tot verdeling te komen, bijvoorbeeld door om en om steeds ieder een inboedelgoed van de lijsten te kiezen. Ook voorafgaand aan de procedure wilde de man niet op die wijze tot verdeling komen. Op 12 januari 2022 had de vrouw nog per WhatsApp aan de man voorgesteld om er samen uit te komen via foto’s, of door om de beurt te kiezen. De man liet daarop slechts weten dat alleen als de vrouw bereid was om een verdeling van de overwaarde van het huis te accepteren van 70:30 (naar respectievelijk hem en de vrouw), hij bereid zou zijn ‘om op ruimhartige wijze’ de inboedel te verdelen.
5.17.
De rechtbank zal gelet op het hiervoor overwogene de verdeling van de gemeenschappelijke inboedelgoederen vaststellen conform het (eerste) voorstel van de vrouw in de inboedellijst [eiseres01] en de inboedellijst [gedaagde01] . Voor een andere wijze om tot verdeling te komen, bijvoorbeeld door partijen om en om te laten kiezen, ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de niet-coöperatieve houding van de man. Evenmin is er aanleiding specifieke zaken te laten waarderen: de noodzaak daartoe had dan tenminste door de man goed onderbouwd moeten worden gesteld en dat is niet gebeurd. De zaken op de inboedellijst [eiseres01] worden dus toegedeeld aan de vrouw en die op de inboedellijst [gedaagde01] aan de man. Opgemerkt wordt nog dat de beide motorfietsen en de Bentley niet in de verdeling zijn betrokken, want die zijn eigendom van de man en blijven dus bij de man. Deze verdeling vindt plaats zonder verrekening van waarde (dus: met gesloten beurzen).
5.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beveelt de man op het eerste verzoek van de vrouw af te geven aan de vrouw:
  • een antieke Franse pendule;
  • vijf Boedha's;
  • een houtsnijwerk beeld (antiek);
  • een antieke betonvaas;
  • een schilderij (paard Willem III);
6.2.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van inboedelgoederen vast als volgt: de zaken op de inboedellijst [eiseres01] worden toegedeeld aan de vrouw en die op de inboedellijst [gedaagde01] worden toegedeeld aan de man, zonder verrekening van waarde;
6.3.
beveelt de man de inboedelzaken die genoemd zijn op de inboedellijst [eiseres01] op het eerste verzoek van de vrouw aan haar af te geven;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
3246/638