ECLI:NL:RBROT:2023:10866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
71/223178-21 en 10/180261-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en vervoeren van harddrugs en deelname aan een criminele organisatie

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben en vervoeren van harddrugs, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. E.G.S. Roethof. Tijdens de zitting op 3 november 2023 werd het onderzoek gevoerd, waarbij de tenlasteleggingen werden besproken. De verdachte had procesafspraken gemaakt met het Openbaar Ministerie, waarbij hij afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten en instemde met een strafeis van vier jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie deze afspraken had gemaakt.

De officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, vorderde bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De bewezen feiten betroffen onder andere het vervoeren en aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne, alsook het bezit van een vuurwapen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de georganiseerde aard van de drugshandel en de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een vuurwapen en munitie, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gemaakte procesafspraken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 21 november 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 71/223178-21 en 10/180261-23
Datum uitspraak: 17 november 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting in de zaak met parketnummer
10/180261-23 preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 71/223178-21 ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de aanpassing omschrijving tenlastelegging. Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 10/180261-23 ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de beide tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Tussen de verdachte en de officier van justitie zijn procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij (de totstandkoming van) de procesafspraken. De procesafspraken zijn voorafgaand aan de zitting ter kennisname aan de rechtbank gezonden. Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Ter zitting hebben de verdachte en de officier van justitie bevestigd dat het om de volgende afspraken gaat:
De verdachte:
- dient geen onderzoekswensen in;
- voert geen rechtmatigheidsverweren, bewijsverweren of strafmaatverweren;
- hoeft geen verklaring af te leggen;
- zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
Het Openbaar Ministerie:
- zal ter terechtzitting een strafeis van 4 (vier) jaar eisen;
- zal geen ontnemingsvordering bij de rechtbank aanhangig maken indien de verdachte de
verplichtingen in de overeengekomen schikking nakomt;
Beide partijen:
- zien af van hoger beroep indien de strafoplegging door de rechtbank conform deze overeenkomst plaatsvindt.
De rechtbank heeft tijdens de bespreking van de ten laste gelegde feiten de verdachte uitdrukkelijk uitgenodigd daarover zijn standpunt kenbaar te maken. De verdachte heeft te kennen gegeven geen inhoudelijke verklaring over de hem verweten feiten te willen afleggen.
De verdachte heeft verklaard dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak kunnen hebben. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de beslissing om mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
De beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) blijven leidend voor de rechtbank, meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf. De rechtbank kan daarbij de procesafspraken terzijde schuiven als op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de geëiste straf niet passend acht. Dat in acht nemende komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het in de beide zaken ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met
aftrek van voorarrest.

5.Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 71/223178-21 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 10/180261-23 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
In de zaak met parketnummer 71/223178-21:
1.
hij op 1 maart 2021 te Honselersdijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft vervoerd
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 162 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
2.
hij op 19 augustus 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk
heeft vervoerd, en
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 14 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne en
ongeveer 1 kilogram van een materiaal
bevattende heroïne
zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij in de periode van 21 juni 2020 tot en met 7 juni 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte en medeverdachte
[medeverdachte01] en/of andere Sky-gebruikers en/of andere ANOM-gebruikers,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven
als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid.
4.
hij in de periode van 29 juli 2020 tot en met 7 juni 2021 in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderenopzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 295 kilogram (206 kilo uit Sky-data en 89 kilo uit Anom-data) van een materiaal bevattende heroïne
en
ongeveer 288 kilogram (237 kilo uit Sky-data en 51 kilo uit Anom-data) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
5. ( Zaaksdossier PK380)
hij op 19 augustus 2021 te Rotterdam
- een (vuur)wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, merk Walther, type PK380, kaliber 9 x 17 mm en/ of
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber 9 x 17 mm, voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 10/180261-23:
hij op 18 juli 2023 te Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
aanwezig heeft gehad
13.116 gram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 71/223178-21
Feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Het deelnemen aan en organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet.
Feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 5
Handelen in strijd met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
In de zaak met parketnummer 10/180261-23
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet.
gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Onderbouwing van de straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van meer dan 1 jaar samen met anderen en in georganiseerd verband meerdere keren hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig gehad en vervoerd. De hoeveelheden harddrugs waar het om ging duiden op professionele cocaïne- en heroïne handel. Cocaïne en heroïne zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werken ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Verdachte heeft als opdrachtgever van een medeverdachte koerier een rol gehad als tussenschakel in de keten van de georganiseerde handel in harddrugs; hij zorgde daarmee voor de distributie van de verdovende middelen.
Ook heeft de verdachte in zijn woning een vuurwapen met daarbij behorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie, zeker in combinatie met de hiervoor beschreven handel in verdovende middelen, vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient in beginsel, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft in de zaak met parketnummer 71/23178-21 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 februari 2022. De reclassering heeft daarin vermeld geen noodzaak te zien voor interventies en toezicht. Geadviseerd is een afdoening zonder voorwaarden.
De ter terechtzitting als deskundige gehoorde reclasseringsmedewerker heeft in aanvulling op het rapport verklaard dat het de reclassering wel zorgen baart dat de verdachte, naar is gebleken, inmiddels wordt verdacht van een nieuw strafbaar feit (de zaak met parketnummer 10/180261-23) en daarmee dus – indien bewezen - tijdens het lopende schorsingstoezicht is gerecidiveerd.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig ervoor heeft gekozen het advies van zijn advocaat te volgen om in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan. De verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen, zijn straf wil uitzitten en daarna met ‘een schone lei’ wil beginnen.
Mede tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken acht de rechtbank de straf, zoals die tussen de officier van justitie en de verdachte is overeengekomen, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding daar van af te wijken. Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van vier jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

4.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen vuurwapen en de inbeslaggenomen patroonhouder en patronen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 47en 57, van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 71/223178-21 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 10/18261-23 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
4 stuks patronen, Sellier & Bellot
1. patroonhouder Walther
1. Walther PK380, zwart;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst in de zaak met parketnummer 71/223178-21.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op 17 november 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 71/23178-21:
Feit 1 (Zaaksdossier 162 kilogram)
hij op of omstreeks 1 maart 2021 te Honselersdijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, v
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 162 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
Feit 2 (Zaaksdossier 11)
hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of verkocht
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 14 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3 (Zaaksdossier 11B)
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2020 tot en met 7 juni 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte en medeverdachte
[medeverdachte01] en/of andere Sky-gebruikers en/of andere ANOM-gebruikers,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven
als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid;
Feit 4 (Zaaksdossier 11B en zaaksdossier Dolfijn)
hij op of omstreeks in de periode van 29 juli 2020 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 295 kilogram (206 kilo uit Sky-data en 89 kilo uit Anom-data) heroïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
en/of
ongeveer 288 kilogram (237 kilo uit Sky-data en 51 kilo uit Anom-data) cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 5 (Zaaksdossier PK380)
hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een (vuur)wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, merk Walther, type PK380, kaliber 9 x 17 mm en/ of
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber 9 x 17 mm, voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 10/180261-23:
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 13.116 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.