In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De huurder had een woning gehuurd van Hef Wonen, maar na een politie-inval op 28 oktober 2022, waarbij drugs werden aangetroffen, heeft de burgemeester de woning voor drie maanden gesloten. Hef Wonen heeft vervolgens op 18 januari 2023 de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert nu een verklaring voor recht dat deze ontbinding rechtsgeldig is.
De kantonrechter oordeelt dat Hef Wonen terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden op basis van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Echter, de rechter weegt ook de positieve ontwikkelingen in het leven van [gedaagde01] mee. De huurder heeft aangegeven dat hij is afgekickt, ambulante hulp ontvangt, twee banen heeft en zijn huurachterstand heeft ingelopen. De rechter concludeert dat, gezien deze omstandigheden, het onaanvaardbaar zou zijn om de huurovereenkomst te ontbinden en de ontruiming van de woning te vorderen.
De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming af en compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt eveneens afgewezen, omdat Hef Wonen niet heeft aangetoond dat aan [gedaagde01] een wettelijk vereiste brief is gestuurd. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in huurrechtelijke geschillen, vooral wanneer een huurder significante stappen heeft gezet om zijn leven te verbeteren.