ECLI:NL:RBROT:2023:10826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/10/665897 / JE RK 23-2268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om een schriftelijke aanwijzing, gegeven door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, geheel vervallen te verklaren. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, heeft aangevoerd dat zij niet terecht een schriftelijke aanwijzing heeft ontvangen, omdat zij, in tegenstelling tot de vader, aan alle afspraken heeft meegewerkt. De schriftelijke aanwijzing was gegeven op 7 september 2023 en bevatte afspraken over de omgang tussen de vader en de kinderen, alsook communicatie tussen de ouders. De vader was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2023, maar was wel correct opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en haar advocaat geen gronden hebben aangevoerd die rechtvaardigen dat de schriftelijke aanwijzing vervalt. De kinderrechter heeft overwogen dat de schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat deze zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de schriftelijke aanwijzing aan beide ouders is gericht en dat het van belang is dat beide ouders zich aan de afspraken houden. Gezien het voorgaande heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665897 / JE RK 23-2268
Datum uitspraak: 13 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[moeder01] ,
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, kantoorhoudende te Dordrecht,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2011 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2013 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] ,
[minderjarige03],
geboren op [geboortedatum03] 2018 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [voornaam minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 september 2023;
- het bericht met bijlage van de advocaat van moeder van 27 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verlengd tot 11 april 2024.
2.4.
De GI heeft op 7 september 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] . Hierin is het volgende besluit opgenomen:
- De omgang tussen vader en de kinderen wordt uitgevoerd zoals deze in de beschikking
vermeld staat. Iedere zaterdag van 09:00 - 19:00 uur. Vader haalt de kinderen op en brengt
de kinderen terug naar moeder. Vader draagt er zorg voor dat de kinderen deelnemen aan
hun activiteiten tijdens zijn omgang die al liepen ten tijde van de zitting op 3 februari 2023;
- Moeder informeert vader op de woensdag voor de omgang over tijden betreft de activiteiten van de kinderen (mochten deze afwijkend zijn van de standaardtijden);
- Ouders communiceren via de mail met elkaar en reageren uiterlijk na 3 dagen op elkaar;
- Ouders worden aangemeld bij het CGB en zullen meewerken aan de hulpverlening;
- Samen wordt er gewerkt aan uitbreiding van de omgang tussen vader en de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren.
3.2.
Door en namens de moeder is het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder vindt het niet terecht dat zij een schriftelijke aanwijzing heeft gekregen omdat zij – anders dan de vader – overal aan meewerkt. Het klopt dat de moeder de omgang een periode niet is nagekomen, maar de schriftelijke aanwijzing is niet in die periode gegeven. De moeder vindt het ook niet terecht dat zij de vader elke week op de hoogte zou moeten stellen over eventuele wijzigingen in activiteiten, omdat de vader die informatie zelf ook per mail krijgt.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De GI heeft de schriftelijke aanwijzing aan beide ouders gegeven omdat zij beiden gedurende de ondertoezichtstelling afspraken niet zijn nagekomen. De moeder heeft de omgang tussen de vader en de kinderen een periode stopgezet en door toedoen van beide ouders heeft de intake bij CBG nog niet plaatsgevonden.

5.De beoordeling

5.1.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek). Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader toetst de kinderrechter aan de hand van de aangevoerde gronden of het besluit voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2.
De kinderrechter overweegt dat door de moeder en haar advocaat geen gronden zijn aangevoerd op basis waarvan de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard zou dienen te worden. Er is niet ter beoordeling aan de kinderrechter voorgelegd of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen, of de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en of het besluit deugdelijk is gemotiveerd. Dit is de kinderrechter ook niet anderszins gebleken. Er is tijdens de mondelinge behandeling slechts gesteld dat het niet terecht is dat de GI (ook) een schriftelijke aanwijzing aan de moeder heeft gegeven. Ten aanzien hiervan is de kinderrechter met de GI van oordeel dat het van belang is dat de schriftelijke aanwijzing aan beide ouders is gericht, nu het besluit ziet op afspraken over en weer en ook de moeder deze afspraken eerder niet vlekkeloos is nagekomen.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de moeder afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023, in aanwezigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.