ECLI:NL:RBROT:2023:10823

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/10/667377 / JE RK 23-2464
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht. Het verzoek betrof de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2007, die op dat moment in een crisisopvang verbleef. De kinderrechter had eerder op 19 oktober 2023 al een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken, tot 16 november 2023. De Raad verzocht om een verlenging van deze machtiging, omdat [voornaam minderjarige01] aangaf zich thuis onveilig te voelen en niet meer terug te willen naar huis. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2023 werd [voornaam minderjarige01] apart gehoord, en de ouders waren aanwezig met hun advocaat, mr. F. Pool. De kinderrechter heeft de situatie van [voornaam minderjarige01] en de zorgen van de ouders zorgvuldig afgewogen. De ouders ontkenden dat er sprake was van een escalatie in de thuissituatie en verzochten om de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing op te heffen, zodat [voornaam minderjarige01] naar huis kon terugkeren. De kinderrechter oordeelde echter dat, gezien de eerdere meldingen van onveiligheid en de GGZ-problematiek van [voornaam minderjarige01], het noodzakelijk was om de spoedmachtiging in stand te houden. De kinderrechter wees het verzoek van de Raad af voor zover daarop niet eerder was beslist, en benadrukte het belang van het inzetten van hulpverlening voordat [voornaam minderjarige01] weer naar huis kan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/667377 / JE RK 23-2464
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. N. Schiettekatte, kantoorhoudende te Rotterdam,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. N. Schiettekatte, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 oktober 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het bericht met bijlagen van 30 oktober 2023 van mr. F. Pool, waarnemend voor mr. Schiettekatte.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] , die apart is gehoord;
- de ouders met mr. F. Pool;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft op een crisisopvang.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 oktober 2023 [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 januari 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 oktober 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 16 november 2023. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige01] is op 19 oktober naar GGZ Delfland gegaan met het verhaal dat zij thuis onveiligheid ervaart. Zij zou door haar ouders worden geslagen en wilde niet meer terug naar huis. Daarop is met ouders gesproken en zijn de mogelijkheden bekeken. De situatie is toen uit de hand gelopen, waarna de Raad een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht en [voornaam minderjarige01] op een crisisopvang is geplaatst. Uit de weinig beschikbare informatie is duidelijk geworden dat de GGZ-problematiek van [voornaam minderjarige01] op de voorgrond staat. De uitspraken die zij heeft gedaan over de thuissituatie blijven echter zorgelijk. De komende twee weken moet een plan worden gemaakt om te kijken welke hulpverlening ingezet moet worden om [voornaam minderjarige01] weer thuis te kunnen plaatsen. Het resterende deel van het verzoek kan dan worden aangehouden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij de Raad. De komende periode moet worden gekeken welke hulpverlening ingezet moet worden om een thuisplaatsing te realiseren. Daarnaast is het van belang dat een veiligheidsplan wordt gemaakt, zodat duidelijk is hoe gehandeld moet worden indien het in de thuissituatie opnieuw zou escaleren. De kans daarop is aanwezig door de GGZ-problematiek van [voornaam minderjarige01] .
4.2.
Door en namens de ouders is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er sinds anderhalf jaar problemen zijn met [voornaam minderjarige01] vanwege haar angst- en paniekaanvallen. Dit is al de derde keer in een aantal maanden tijd dat [voornaam minderjarige01] zich ergens heeft gemeld. De ouders ontkennen dat er sprake is geweest van een escalatie in de thuissituatie. Ook geven zij aan dat het niet klopt dat het gesprek met het crisisinterventieteam (CIT) uit de hand is gelopen. De ouders willen dat [voornaam minderjarige01] zo snel mogelijk terug naar huis komt, zodat zij haar leven weer kan oppakken en weer naar school kan gaan. Afgelopen donderdag is in een overleg gesproken over de inzet van ambulante spoedhulp (ASH), met ondersteuning van FACT en het opstellen van een veiligheidsplan. De ouders willen daar aan meewerken. De advocaat van de ouders verzoekt het resterende gedeelte van het verzoek af te wijzen en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing per vandaag op te heffen, zodat [voornaam minderjarige01] naar huis kan.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige01] zich op 19 oktober 2023 heeft gemeld bij GGZ Delfland, waar zij behandeling krijgt voor haar angst- en paniekaanvallen. [voornaam minderjarige01] heeft aangegeven dat zij zich thuis niet veilig voelt en niet meer terug wil naar huis. Dit is reden geweest om met de ouders in gesprek te gaan. De ouders hebben weliswaar een ander beeld bij hoe dat gesprek is verlopen dan het CIT, maar duidelijk is dat hun houding op dat moment niet bijgedragen aan een snelle terugkeer van [voornaam minderjarige01] . Zij wilden niet meewerken aan het maken van veiligheidsafspraken en gaven geen toestemming voor een vrijwillige time-out op een crisisopvang. Omdat er geen zicht was op de veiligheid van [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie is zij uiteindelijk middels een spoedmachtiging op een crisisopvang geplaatst. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders aangegeven dat zij willen dat [voornaam minderjarige01] per direct naar huis komt. Ook [voornaam minderjarige01] zelf heeft aangegeven dat zij naar huis wil. Omdat dit al de derde keer in een aantal maanden tijd is dat [voornaam minderjarige01] ergens heeft aangeklopt, acht de kinderrechter de kans groot dat dit patroon zich zal herhalen als [voornaam minderjarige01] thuis wordt geplaatst zonder dat er hulpverlening is ingezet. De kinderrechter acht het van belang dat ASH, met ondersteuning van FACT, wordt ingezet zodat [voornaam minderjarige01] zo snel mogelijk terug kan naar huis.
5.2.
Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding de verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand te houden, zodat de GI ruim twee weken de tijd heeft om een en ander in gang te zetten. De kinderrechter zal het resterende verzoek van de Raad afwijzen, waarmee de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] op 16 november 2023 eindigt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de Raad af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier, en op schrift gesteld op 13 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.