ECLI:NL:RBROT:2023:10818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10-066956-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen op 6 maart 2023 in Vlaardingen een plofkraak had voorbereid. De verdachte had explosieve stoffen, waaronder flitspoeder, in zijn woning voorhanden. De rechtbank verwierp het verweer van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de voorbereidingen en niet had geprobeerd het plan te stoppen. De rechtbank oordeelde dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was door de explosieven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank constateerde wel een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, maar oordeelde dat dit niet leidde tot strafvermindering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en problemen met huisvesting en middelengebruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-066956-23
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de:
[detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. G. Vermaak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit voor het bestanddeel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de plofkraak zou worden gezet bij een geldautomaat waar in de nabije omgeving geen woningen stonden.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het procesdossier en wat is besproken tijdens de zitting blijkt het volgende. De verdachte heeft bekend rondom 6 maart 2023 in Vlaardingen samen met anderen een plofkraak te hebben voorbereid. Ter voorbereiding van deze plofkraak waren explosieve stoffen in de zijn woning voorhanden, te weten een metalen plaat (een zogenaamde pizzaschuif) en een wit plastic doosje met flitspoeder allebei met een zichtbaar lont eraan bevestigd. Deze explosieven zijn nadien aangetroffen in de omgeving van de woning in een witte bestelbus, waarin de spullen vanuit zijn woning waren geplaatst. In de bestelbus zijn ook een scooter zonder kentekenplaat, handschoenen, bivakmutsen en een zwarte sporttas met daarin een moker en een breekijzer aangetroffen. Na een melding dat vier mannen een scooter in een bestelbusje aan het inladen waren, zijn de medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] (met in zijn jaszak een zwarte bivakmuts), [medeverdachte03] en [medeverdachte04] (met in zijn jaszak zwarte handschoenen en een aansteker en geheel in het zwart gekleed) in de nacht van 6 maart 2023 vlakbij de bestelbus aangehouden.
De ter plaatse gekomen Teamleider Explosieven Veiligheid heeft de explosieven in de bestelbus onderzocht en geconstateerd dat het om een zogenaamde pizzaschuif ging, een explosief om de geldlade van geldautomaten op te blazen. De inhoud van een pizzaschuif bestaat meestal uit flitspoeder of tatp. Deze stoffen zijn zeer gevoelig op ontbranding, hoogst explosief, zeer gevoelig voor statische elektriciteit en zeer instabiel. Deze stoffen kunnen bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding komen en kunnen door scherfwerking vermoedelijk tot 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg hebben. Ook in het witte plastic doosje blijkt dit flitspoeder te zitten.
De explosieven zijn ook onderzocht door het NFI. Het blijkt inderdaad te gaan om een ‘pyrotechnisch mengsel op basis van hoofdzakelijk kaliumperchloraat, aluminium en zwavel’, dat wordt getypeerd als flitspoeder. Het NFI merkt daarbij op dat flitspoeder gevoelig is voor (onbedoelde) ontsteking door bijvoorbeeld vuur, hitte, een vonk of wrijving. Al bij geringe opsluiting zal het ontsteken van flitspoeder leiden tot een explosieve verbranding.
Anders dan de verdediging stelt is de rechtbank van oordeel dat bij de (voorbereiding van de) plofkraak wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is of zou zijn geweest. Uit het hiervoor genoemde onderzoek van het NFI in combinatie met de bevindingen van de Teamleider Explosieven en Veiligheid blijkt voldoende dat het flitspoeder zeer gevoelig is voor onbedoelde ontsteking, al bij geringe opsluiting zal leiden tot een explosieve verbranding en bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding kan komen, en door scherfwerking tot een afstand van 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg kan hebben. Dat gevaar is er dus niet alleen bij het plegen van de plofkraak zelf, maar ook bij het in huis hebben van die explosieven en het vervoeren daarvan (zoals op weg naar de bestelbus is gedaan en op weg naar de plofkraak zou zijn gedaan).
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van explosieven. Gelet op ieders taakverdeling was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van Strafecht omschreven ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en vervoermiddelen, te weten een moker, breekijzer, een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje bevattende flitspoeder , een (vlucht)scooter, een bestelbus en bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje
bevattende flitspoeder
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een voorwerp van categorie II, onderdeel 7º.
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er was namelijk sprake van vrijwillige terugtred. De verdachte heeft immers nog voordat de plofkraak werd gepleegd de in zijn huis aanwezige personen zijn huis doen verlaten en de explosieven en de scooter zijn huis uit laten brengen. De verdachte heeft daarmee de andere verdachten duidelijk gemaakt het plan niet verder uit te willen voeren.
5.1.2.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd bij het bedenken van het plan, het bieden van ruimte in zijn huis voor zowel de voor de plofkraak benodigde mensen, als voor de explosieven en de scooter waarmee de plofkraak zou worden uitgevoerd. Ook heeft hij bijgedragen aan het voorbereiden van de feitelijke uitvoering van de plofkraak door met twee medeverdachten de route te verkennen.
Anders dan de verdediging leidt de rechtbank uit het feit dat de verdachte iedereen verzocht heeft zijn huis te verlaten en de spullen mee te nemen niet af dat daarmee sprake is geweest van een vrijwillige terugtred van de verdachte. Aannemelijk is geworden dat het de verdachte, mede gezien de onwenselijke aandacht van de buurman voor zijn huis, te heet onder de voeten werd en hij daarom iedereen zijn huis uit wilde hebben mét medeneming van de voor de plofkraak benodigde spullen.
Zijn bijdrage aan de voorbereidingen van de plofkraak was toen al voltooid en het gronddelict kon op dat moment nog steeds worden verwezenlijkt. De verdachte heeft nadien geen enkele handeling verricht die erop duidt dat hij dát heeft proberen tegen te houden.
Ook voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is betrokken geweest bij de voorbereiding van een plofkraak, waarvoor hij - samen met de medeverdachten - twee explosieven voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft een wezenlijk aandeel heeft gehad in het bedenken van het plan en heeft ervoor gezorgd dat de benodigde zaken beschikbaar waren. Een plofkraak zorgt voor veel onrust en schade bij omwonenden en in de samenleving. Dat geldt des te meer in een stad als Rotterdam, die wordt geteisterd door explosieven. Bij een plofkraak wordt doorgaans een grote ravage aangericht. Dat het risico bestaat dat personen gewond - of erger - raken, wordt daarbij op de koop toegenomen. In dit geval was dat risico zeer reëel. Er is gebruik gemaakt van flitspoeder. Dat is zeer explosief. De explosieven zijn bewaard in een woning in een woonwijk, zijn vervolgens verplaatst en in een bestelbus gelegd. Een klein ongeluk had hierbij grote gevolgen kunnen hebben. De verdachte heeft zich daar in het geheel niet om bekommerd. Daarnaast waren de voorbereidingen voor de plofkraak vergevorderd. Dat het plan niet is uitgevoerd is enkel te danken aan de opmerkzaamheid van buurtbewoners en het snelle ingrijpen van de politie.
7.3.
Strafmaatverweer
7.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat daarom strafvermindering op zijn plaats is. Voor de aanhouding van de verdachte had de officier van justitie op dat moment nog geen bevel gegeven.
7.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 6 maart 2023, om 09:33 uur, is aangehouden. Omstreeks 10:41 uur werd door de officier van justitie toestemming gegeven voor de aanhouding buiten heterdaad van de verdachte. Dat betekent dat de aanhouding van de verdachte zonder het bevel van de officier van justitie heeft plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Of hieraan een rechtsgevolg (in de vorm van strafvermindering) moet worden verbonden dient te worden beoordeeld aan de hand van de factoren die zijn genoemd in het tweede lid van artikel 359a Sv, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De rechtbank onderkent het belang van de rechtsbescherming dat wordt gediend met het afgeven van een bevel tot aanhouding buiten heterdaad door de officier van justitie. De rechtbank houdt daarbij wel rekening met het feit dat de officier van justitie ruim een uur later alsnog toestemming heeft verleend tot aanhouding buiten heterdaad.
Mede in dat licht is niet gebleken van een dermate ernstig verzuim of nadeel voor de verdachte, dat aan het geconstateerde verzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden.
De rechtbank zal dan ook volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek met betrekking tot de aanhouding buiten heterdaad van de verdachte op 6 maart 2023. Het verzoek van de verdediging tot strafvermindering wordt verworpen.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit uit de Wet wapens en munitie.
7.4.2.
Rapportages
Inforsa heeft twee een rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 maart 2023 en 22 augustus 2023. Deze rapporten houden onder meer het volgende in. De financiële situatie van de verdachte, het sociale netwerk waar de verdachte zich in bevindt en zijn houding worden als delictgerelateerde risicofactoren gezien. Daarnaast zijn er problemen omtrent huisvesting, dagbesteding en middelengebruik. De verdachte lijkt niet open te staan voor hulpverlening, maar zegt deze problemen in detentie te hebben aangepakt. Bij een veroordeling wordt daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van
Strafecht omschreven brandstichting en/of ontploffing (in een geldautomaat),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is,
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
een of meerdere moker(s), breekijzer(s), een metalen plaat (zogenaamde
pizzaschuif) en/of een plastic doosje bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een
vooralsnog onbekende explosieve stof, een (vlucht)scooter, een bestelbus en/of
bivakmuts(en)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp
van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en/of een plastic doosje
bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een vooralsnog onbekende explosieve
stof,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )