ECLI:NL:RBROT:2023:1077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
10/003217-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door schuld met zwaar lichamelijk letsel door telefoongebruik tijdens het rijden

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 juli 2020 betrokken was bij een verkeersongeval in Rotterdam. De verdachte, bestuurder van een bestelbus, reed achterop een stilstaande auto met aanhanger tijdens een verkeerscontrole. Het slachtoffer, de bestuurder van de stilstaande auto, raakte ernstig gewond door de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, omdat hij tijdens het rijden zijn mobiele telefoon bediende en daardoor niet op de weg lette. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen, en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte als ervaren chauffeur op de hoogte was van de gevaren van het verkeer en dat zijn onoplettendheid en telefoongebruik hebben geleid tot het ongeval. Het slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafmaat. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij een ander lichamelijk letsel toebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/003217-21
Datum uitspraak: 13 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. F. Ben-Saddek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair ten laste gelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde veroorzaken van gevaar op de weg heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op 7 juli 2020, omstreeks 10:00 uur, op de [naam locatie01] in Rotterdam een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte als bestuurder van een bestelbus en [slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer) als bestuurder van een personenauto met aanhanger waren betrokken. Deze weg is een provinciale weg waarvan de westelijke rijbaan omhoog loopt en uit twee rijstroken bestaat. Net voorbij het hoogste punt is het slachtoffer met zijn personenauto met aanhanger tot stilstand gekomen. Het slachtoffer had voldaan aan een aan hem gegeven teken tot stoppen door een politievoertuig. De voertuigcombinatie van het slachtoffer stond stil op de rechter rijstrook van de westelijke rijbaan, achter het politievoertuig. Verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] hebben het slachtoffer in de berm aan de rechterkant naast de weg aangesproken. Verbalisant [verbalisant03] heeft 20 tot 25 meter achter de aanhanger het achteropkomende verkeer op de rechter rijstrook de aanwijzing gegeven een rijbaan naar links op te schuiven. De verdachte, die samen met zijn zoon in de auto zat en op de rechter rijstrook kwam aanrijden, is op het laatste moment naar links uitgeweken en heeft met de rechtervoorzijde van zijn bestelauto de aanhanger aan de linker achterkant geraakt. De aanhanger is losgeschoten en heeft het slachtoffer die in de berm stond, geraakt. Het slachtoffer heeft door de aanrijding ernstig letsel opgelopen aan zijn voet. Op grond van gegevens van de iPhone 7 van de verdachte is gebleken dat het ongeval heeft plaatsgevonden tussen 10:00:07 en 10:00:09 uur.
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW. Voor een bewezenverklaring is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Dit hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
Bij de beoordeling wordt ervan uitgegaan dat de verdachte, zoals hij ook zelf heeft verklaard, niet harder reed dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 km/u. Op basis van de verkeersongevallenanalyse en de foto’s van de situatie ter plaatse wordt vastgesteld dat sprake was van een overzichtelijke situatie. Het betreft een rechte weg en op het moment van het ongeval was het licht en was er geen sprake van bijzondere weersomstandigheden, die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Het politievoertuig en de voertuigcombinatie van het slachtoffer stonden stil op een omhoog lopende rijbaan zonder uitzicht belemmerende obstakels en waren vanaf minimaal ongeveer 110 meter zichtbaar voor het achterop komende verkeer. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant03] blijkt dat bestuurders die vóór de bestelbus van de verdachte reden op haar aanwijzingen een rijbaan naar links zijn opgeschoven. Ook blijkt uit de verklaring van verbalisant [verbalisant03] dat zij de verdachte vanaf haar positie, 20 tot 25 meter achter de stilstaande aanhanger, duidelijk in zijn bestelbus heeft waargenomen. Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat het zicht van de verdachte op de op de rijbaan staande verbalisant en op de stilstaande aanhanger steeds goed moet zijn geweest, dat de stilstaande aanhanger tijdig genoeg gezien kon worden en dat er voldoende tijd was om op deze verkeerssituatie te anticiperen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de bestuurder van een bestelbus, zoals die waarin de verdachte reed, hoger zit dan in een gemiddelde personenauto, wat het zicht op de weg ten goede komt.
Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant03] blijkt dat zij heeft gezien dat de verdachte niet reageerde op haar aanwijzingen om een rijbaan naar links op te schuiven en dat hij met zijn bovenlichaam naar de bijrijderszijde gedraaid zat. Zij zag dat de verdachte zijn aandacht niet op de weg voor zich hield en dat hij een voorwerp in zijn rechterhand vast had, dat hij aan het bedienen was. Zij zag dat zijn vingers bewogen op het voorwerp, terwijl hij naar het voorwerp keek. Verbalisant [verbalisant03] heeft door middel van springen en zwaaien met haar armen haar aanwezigheid aan de verdachte kenbaar gemaakt, maar zag geen enkele reactie van de verdachte, die naar het voorwerp in zijn hand bleef kijken en met onverminderde snelheid op de rechterbaan bleef rijden. De verdachte is op het laatste moment naar links uitgeweken. De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaring; die verklaring vindt ook steun in het dossier, namelijk in de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , die beiden hebben opgetekend dat verbalisant [verbalisant03] heeft geschreeuwd dat de bestuurder van de achteropkomende bestelbus het niet zag en dat hij op zijn telefoon zat. Verbalisant [verbalisant01] heeft tevens verklaard dat zij zag dat de op de stilstaande voertuigen afrijdende bestelbus nauwelijks tot geen snelheid minderde. Daar komt bij dat uit het onderzoek aan de Samsung Galaxy Note die in beslag is genomen bij de bijrijder, de zoon van de verdachte, blijkt dat de telefoon tot zeer kort voor het ongeval, te weten om 10:00:04 uur, is gebruikt voor het versturen van een bericht met het facebookaccount van de verdachte. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de verdachte tot zeer kort voor de aanrijding een telefoon bediende. De verklaring van de verdachte dat zijn aandacht was afgeleid van de weg doordat hij problemen ondervond met het doorschakelen naar de derde versnelling, zoals afgelegd bij zijn tweede verhoor, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Die toelichting vindt – mede gelet op het door de getuigen beschreven rijgedrag van de verdachte – geen steun in het dossier.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de verdachte de stilstaande voertuigen over een voldoende afstand had kunnen en moeten zien, en er dus sprake is geweest van een periode van onoplettendheid die tenminste een aantal seconden moet hebben geduurd. De verdachte heeft op geen enkele manier bijtijds gereageerd op de situatie op de rijbaan voor hem, terwijl hij daar voldoende tijd en gelegenheid voor had en andere bestuurders wel tijdig hun snelheid konden aanpassen en hun voertuig naar de linker rijbaan hebben verplaatst. De rechtbank concludeert dat de verdachte de aanhanger niet heeft gezien omdat hij tijdens het rijden een mobiele telefoon bediende en hij zijn aandacht niet op de weg voor zich hield. Deze gedragingen zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat dus sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Het slachtoffer heeft blijkens de medische verklaring over zijn letsel door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten beklemmingsletsel van de rechter enkel met zwelling en huidletsel op het onderbeen, een bloedende wond op de hiel en een afscheuringsbreuk van het sprongbeen, en derhalve ook uitgebreid bandletsel, met een herstelduur van twee tot drie maanden. De rechtbank betrekt bij deze kwalificatie ook de verklaring van het slachtoffer dat hij een aantal maanden na het ongeval nog mank liep en verdere behandeling nodig heeft.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 juli 2020 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [naam locatie01] ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-
eenmobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en heeft bediend en zijn blik gericht hield op die mobiele telefoon en
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en
-niet tijdig heeft opgemerkt dat op de rijbaan meerdere voertuigen stilstonden (in verband met een veiligheidscontrole door de politie) en
-niet heeft opgemerkt dat een - in politie
-uniform geklede en als zodanig herkenbare
- ambtenaar van politie, die zich achter die stilstaande voertuigen had opgesteld, het verkeer aanwijzingen gaf om een rijstrook naar links op te schuiven om die stilstaande voertuigen te passeren en
-ondanks die aanwijzingen met onverminderde snelheid bleef doorrijden in de richting van die politieambtenaar en die stilstaande voertuigen en
-niet heeft opgemerkt dat die politieambtenaar (inmiddels) probeerde zijn, verdachtes, aandacht te trekken met heftige bewegingen (zwaaien en springen) en
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met het achterste voertuig (een aanhanger), waardoor dat voertuig tegen één van de bij die stilstaande voertuigen staande personen, genaamd [slachtoffer01] , is aangebotst of aangereden, waardoor die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten beklemmingsletsel van de rechter enkel met zwelling en huidletsel op het onderbeen, een bloedende wond op de hiel en een afscheuringsbreuk van het sprongbeen), werd toegebracht, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn bestelbus aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag vertoond waardoor hij een aanhanger achter een stilstaande personenauto heeft aangereden. Die aanhanger is vervolgens losgeraakt en heeft het slachtoffer geraakt. De verdachte kent als ervaren chauffeur de gevaren op de weg en weet dat hij zijn aandacht op de weg moet houden om steeds tijdig te kunnen anticiperen en (vooral) te reageren, ook op een onverwachte situatie zoals in deze zaak, wanneer een voertuig om wat voor reden dan ook op de weg stil komt te staan. Hij heeft dit ten tijde van het ongeval in onvoldoende mate gedaan en dit is (mede) te wijten aan zijn telefoongebruik voorafgaand aan het ongeval. Dit rijgedrag is een ernstig feit omdat de verdachte hiermee een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval veel pijn en stress heeft ervaren, fysiotherapeutische behandeling nodig heeft gehad en niet in staat was om inkomen te vergaren, blijkt uit zijn bij de politie afgelegde verklaring. Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Op de zitting heeft de verdachte verteld dat hij zijn leven op orde heeft en een baan heeft in de vleesdistributie waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is rekening gehouden met de ernst van het feit en is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor dit soort feiten. Als er sprake is van aanmerkelijke schuld waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, gaan die oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van 6 maanden. Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ook zijn werk als chauffeur, wordt aanleiding gezien om een lagere taakstraf op te leggen en – zoals door de officier van justitie is geëist – om de rijontzegging in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. De voorwaardelijke rijontzegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en de verdachte te doordringen voorzichtig en oplettend te blijven in het verkeer.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat
de ontzegging van de rijbevoegdheidniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en F. Tosun, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 februari 2023.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [naam locatie01]
,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-één of meer mobiele telefoons in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele
telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele
telefoon(s) en/of
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en/of
-niet tijdig heeft opgemerkt dat op de rijbaan meerdere voertuigen stilstonden (in
verband met een veiligheidscontrole door de politie) en/of meerdere personen bij
die voertuigen stonden en/of
-niet heeft opgemerkt dat een - in politieuniform geklede en als zodanig herkenbare
- ambtenaar van politie, die zich achter die stilstaande voertuigen had opgesteld,
het verkeer aanwijzingen gaf om een rijstrook naar links op te schuiven om die
stilstaande voertuigen te passeren en/of
-ondanks die aanwijzingen met onverminderde snelheid bleef doorrijden in de
richting van die politieambtenaar en/of die stilstaande voertuigen en/of personen
en/of
-niet heeft opgemerkt dat die politieambtenaar (inmiddels) probeerde zijn,
verdachtes, aandacht te trekken met heftige bewegingen (zwaaien en springen)
en/of
die politieambtenaar genoodzaakt was om weg te springen om niet te worden
aangereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met het achterste voertuig (een
aanhanger), waardoor dat voertuig tegen één van de bij die stilstaande voertuigen
staande personen, genaamd [slachtoffer01] , is aangebotst of aangereden,
waardoor die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten beklemmingsletsel van
de rechter enkel met zwelling en huidletsel op het onderbeen, een bloedende wond
op de hiel en een afscheuringsbreuk van het sprongbeen), of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(bestelbus), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de [naam locatie01] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-één of meer mobiele telefoons in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele
telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele
telefoon(s) en/of
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en/of
-niet tijdig heeft opgemerkt dat op de rijbaan meerdere voertuigen stilstonden (in
verband met een veiligheidscontrole door de politie) en/of meerdere personen bij
die voertuigen stonden en/of
-niet heeft opgemerkt dat een - in politieuniform geklede en als zodanig herkenbare
- ambtenaar van politie, die zich achter die stilstaande voertuigen had opgesteld,
het verkeer aanwijzingen gaf om een rijstrook naar links op te schuiven om die
stilstaande voertuigen te passeren en/of
-ondanks die aanwijzingen met onverminderde snelheid bleef doorrijden in de
richting van die politieambtenaar en/of die stilstaande voertuigen en/of personen
en/of
-niet heeft opgemerkt dat die politieambtenaar (inmiddels) probeerde zijn,
verdachtes, aandacht te trekken met heftige bewegingen (zwaaien en springen)
en/of
die politieambtenaar genoodzaakt was om weg te springen om niet te worden
aangereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met het achterste voertuig (een
aanhanger), waardoor dat voertuig tegen één van de bij die stilstaande voertuigen
staande personen, genaamd [slachtoffer01] , is aangebotst of aangereden.