ECLI:NL:RBROT:2023:10727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10/336511-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsfraude en oplichting met vervalste documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verzekeringsfraude. De verdachte, geboren in 1999, had een schadeclaim ingediend bij de verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden na een verkeersongeval op 11 augustus 2019. Hij claimde een bedrag van € 138.148,96, waarvan € 38.000,- aan voorschotten was uitgekeerd. Tijdens het onderzoek bleek dat de verdachte valse documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. Op 28 april 2022 heeft de verdachte in een gesprek met Nationale Nederlanden toegegeven dat hij valse stukken had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting en poging tot oplichting in eendaadse samenloop met het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van de verzekeringsmaatschappij en dat zijn handelen schade had toegebracht aan de maatschappij en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/336511-22
Datum uitspraak: 8 november 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van (poging tot) oplichting. Het staat vast dat de verdachte betrokken was bij een verkeersongeval als gevolg waarvan hij schade heeft geleden. De omvang van de schade staat echter nog niet vast: die zal nog het onderwerp van discussie vormen in een civiele procedure. Daarom kan de rechtbank nu niet vaststellen hoe groot het benadelingsbedrag is geweest, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld door welke specifieke oplichtingsmiddelen Nationale Nederlanden bewogen is om voorschotten uit te keren aan de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels) hebben gebruikt, waardoor die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest van 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889 overwogen dat de enkele omstandigheid dat een oplichtingsmiddel is gebezigd, niet voldoende is om tot een veroordeling ter zake van oplichting te komen. Daarvoor is tevens vereist dat de ander (mede) onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot een in art. 326 Sr omschreven prestatie.
Vaststaat dat de verdachte op 11 augustus 2019 als bestuurder van zijn auto van achteren is aangereden door de bestuurder van een andere auto. Ten behoeve van de verdachte is vervolgens een personenschadeclaim ingediend bij de aansprakelijke WAM-verzekeraar Nationale-Nederlanden. Er werd voornamelijk verlies aan verdienvermogen geclaimd, omdat de verdachte door het ongeval zijn werkzaamheden als belangenbehartiger in personenschadeclaims niet langer kon uitvoeren. Nationale-Nederlanden heeft naar aanleiding van deze personenschadeclaim een bedrag van € 38.000,- aan voorschotten aan de verdachte uitgekeerd. In totaal heeft de verdachte – zoals is te zien in de voorlopige schadestaat van 20 juli 2020 – een bedrag van € 138.148,96 geclaimd.
Toen Nationale Nederlanden verdachtes claim onderzocht, rees het vermoeden dat de stukken die de verdachte ter onderbouwing daarvan had overgelegd vals waren. De verdachte is met dit vermoeden geconfronteerd. Op 28 april 2022 heeft de verdachte in een gesprek bij Nationale-Nederlanden toegegeven dat hij valse stukken had overgelegd. In een e-mail aan Nationale-Nederlanden heeft de verdachte aangegeven welke stukken hij heeft vervalst. Ook bij de politie en ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard stukken te hebben vervalst om zo zijn verlies aan verdienvermogen te kunnen aantonen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend een aangifte inkomstenbelasting, een aangifte omzetbelasting en een bankafschrift te hebben vervalst, zoals onder 3 ten laste gelegd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat (poging tot) oplichting niet kan worden bewezen omdat de werkelijke omvang van de door verdachte geleden schade nog niet vaststaat. Omtrent die civielrechtelijke kwestie hoeft de rechtbank zich in deze strafzaak echter niet uit te spreken. Gelet op het dreigbriefarrest, ECLI:NL:HR:1971:AB4227 is de rechtbank van oordeel dat daargelaten of de verdachte gerechtigd is tot enig geldbedrag, in de wijze waarop de verdachte heeft gehandeld besloten ligt dat hij heeft gehandeld met oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling. De verdachte heeft met zijn handelwijze op bedrieglijke wijze misbruik gemaakt van het reguliere verwachtingspatroon van verzekeringsmaatschappijen bij het afhandelen van schadeclaims. Op grond van de door de verdachte verstrekte onjuiste informatie en vervalste stukken heeft Nationale-Nederlanden immers voorschotten uitgekeerd aan de verdachte. Uit de bankafschriften valt op te maken dat dit een bedrag van € 38.000,- is geweest. De verdachte heeft geprobeerd om nog meer geld te verkrijgen van Nationale-Nederlanden (te weten een bedrag van € 96.048,96), maar dit is hem niet gelukt omdat Nationale-Nederlanden toen al twijfelde aan de gegrondheid van zijn claim.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 28 april 2022 te
Rotterdam en/of Den Haag,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen,
Verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden heeft bewogen tot de afgifte
van enig goed, te weten een geldbedrag ter hoogte van 38.000,00 euro,
door een schadeclaim in te dienen verband houdende met een auto-ongeval op 11
augustus 2019, waarbij verdachte:
- heeft verzwegen dat hij een Ziektewetuitkering ontving op het moment van het
auto-ongeval, en
- Nationale Nederlanden niet naar waarheid heeft geïnformeerd over zijn verlies
aan verdienvermogen, en- meerdere valse bescheiden heeft overhandigd, waaronder kopieën van (een)
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting en omzetbelasting (2019) (bijlage 33 en
34), en
eenbankafschrift (van bankrekening [iban_nummer01] - bijlage 32);
2.
hij
in de periode van periode van
24 juli 2020tot en met 28 april 2022 te Rotterdam en/of Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen,
(Verzekeringsmaatschappij) Nationale Nederlanden te bewegen tot de afgifte van
enig goed, te weten
- een aanvullend voorschotbedrag van 10.000 euro en/of aansluitend een
maandelijks voorschotbedrag van 5.000,-, tot een totaalbedrag ter hoogte van
134.148,96 euro
als onderdeel van zijn schadeclaim verband houdende met een auto-ongeval op 11
augustus 2019, waarbij verdachte:
- heeft verzwegen dat hij een Ziektewetuitkering ontving op het moment van het
auto-ongeval en;
- Nationale Nederlanden niet naar waarheid heeft geïnformeerd over zijn verlies
aan verdienvermogen en,
- meerdere valse bescheiden heeft overhandigd, waaronder
kopieën van (een) aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting en omzetbelasting
(2019) (bijlagen 33 en 34), en
eenbankafschrift (van bankrekening
[iban_nummer01] , bijlage 32);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij
in de periode van 11 augustus tot en met 28 april 2022 te Rotterdam
en/of Den Haag, meermalen, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt
vanvervalste geschriften die bestemd waren
om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
-
eenvalse kopie van een aangiftebiljet inkomstenbelasting (2019) en
kopieën van aangiftebiljetten omzetbelasting (2019) (bijlagen 33 en 34) in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden, en -
eenvals afschrift van een bankrekening ( [iban_nummer01] ) (bijlage 32) in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden, en
- valse stukken ter onderbouwing van zijn verlies aan verdienvermogen in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 bewezen verklaarde feit in zodanige nauwe samenhang staat met de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, dat de feiten als eendaadse samenloop worden gekwalificeerd.
De bewezen feiten leveren op:
oplichting
en
poging tot oplichting
in eendaadse samenloop met
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel
225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verzekeringsmaatschappij opgelicht door een valse schadeclaim in te dienen. Hierbij heeft hij onjuiste informatie verstrekt en gebruik gemaakt van door hemzelf gemaakte vervalste stukken. Hierdoor heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat verzekeraars in hun cliënten en de door hen overgelegde bescheiden moeten kunnen stellen. Ook heeft hij financiële schade toegebracht aan de verzekeraar en daarmee indirect aan andere verzekerden en aan de samenleving als geheel. De kosten die – direct of indirect – het gevolg zijn van verzekeringsfraude worden immers doorberekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder door de kinderrechter is veroordeeld wegens poging tot oplichting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hiervan zal wegens het tijdsverloop echter worden afgezien. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De volhardende opstelling van de verdachte ten aanzien van het te gelde maken van zijn recht op schadevergoeding, waarmee hij de strafwaardigheid van zijn handelen lijkt te willen afzwakken, is bij die afweging in het nadeel van de verdachte betrokken. In dat verband wordt overigens nog opgemerkt dat het een feit van algemene bekendheid is dat frauduleus handelen op zich al kan leiden tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van een claim.
In het voordeel van de verdachte is meegewogen dat hij openheid van zaken heeft gegeven. Dit alles doet er echter niet aan af dat de straffen die door de officier van justitie zijn gevorderd onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 55, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren,
waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf
dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 11 augustus 2019 tot en met 28 april 2022 te
Rotterdam en/of Den Haag, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(Verzekeringsmaatschappij) Nationale Nederlanden heeft bewogen tot de afgifte
van enig goed, te weten een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 38.000,00 euro,
door een schadeclaim in te dienen verband houdende met een auto-ongeval op 11
augustus 2019, waarbij verdachte:
- heeft verzwegen dat hij een Ziektewetuitkering ontving op het moment van het
auto-ongeval, en/of;
- Nationale Nederlanden niet naar waarheid heeft geïnformeerd over zijn verlies
aan verdienvermogen, en/of
- meerdere valse bescheiden heeft overhandigd, waaronder kopieën van (een)
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting en/of omzetbelasting (2019) (bijlage 33 en
34), en/of bankafschriften (van bankrekening [iban_nummer01] - bijlage 32);
2.
hij
in of omstreeks de periode van periode van 11 augustus 2019 tot en met 28 april
2022teRotterdam en/of Den Haag, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(Verzekeringsmaatschappij) Nationale Nederlanden te bewegen tot de afgifte van
enig goed, te weten
- een aanvullend voorschotbedrag van 10.000 euro en/of aansluitend een
maandelijks voorschotbedrag van 5.000,-, tot een totaalbedrag ter hoogte van
(ongeveer) 134.148,96 euro
als onderdeel van zijn schadeclaim verband houdende met een auto-ongeval op 11
augustus 2019, waarbij verdachte:
- heeft verzwegen dat hij een Ziektewetuitkering ontving op het moment van het
auto-ongeval en/of;
- Nationale Nederlanden niet naar waarheid heeft geïnformeerd over zijn verlies
aan verdienvermogen en/of,
- meerdere valse bescheiden heeft bescheiden heeft overhandigd, waaronder
kopieën van (een) aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting en/of omzetbelasting
(2019) (bijlagen 33 en 34), en/of bankafschriften (van bankrekening
[iban_nummer01] , bijlage 32);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 11 augustus tot en met 28 april 2022 te Rotterdam
en/of Den Haag, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren
om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
- valse kopieën van (een) aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting (2019) en/of
kopieën van aangiftebiljetten omzetbelasting (2019) (bijlagen 33 en 34) in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden, en/of
- valse afschriften van een bankrekening ( [iban_nummer01] ) (bijlage 32) in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden, en/of
- valse stukken ter onderbouwing van zijn verlies aan verdienvermogen in te
dienen ter onderbouwing van een ingediende schadeclaim verband houdende met
een auto-ongeval op 11 augustus 2019 bij Nationale Nederlanden.