ECLI:NL:RBROT:2023:10726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/10/659155 / JE RK 23-1330
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over ontwikkeling en schoolgang

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, tot 5 augustus 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], met name door het ontbreken van een structurele schoolgang en de daaruit voortvloeiende zorgen omtrent zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De eerste ondertoezichtstelling werd uitgesproken op 25 januari 2021 en is eerder verlengd tot 5 november 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023 was de moeder van [voornaam minderjarige01] aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Kuijer. De GI heeft aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn, zoals de recente schoolgang van [voornaam minderjarige01], maar dat het nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De moeder daarentegen heeft verzocht om afwijzing van het verzoek van de GI, stellende dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is en dat zij in staat is om de zorg voor [voornaam minderjarige01] zelf te organiseren.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, de zorgen over [voornaam minderjarige01] blijven bestaan. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 februari 2024, met de mogelijkheid voor een tussentijdse toetsing. De GI is verzocht om de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum te informeren over de actuele stand van zaken. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/659155 / JE RK 23-1330
datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Kuijer te Berkel en Rodenrijs.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 20 juli 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 25 september 2023;
  • het ontwikkelingsperspectiefplan schooljaar 2023-2024 van Recon openluchtschool van 1 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
2.3.
De eerste ondertoezichtstelling is uitgesproken op 25 januari 2021. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 5 november 2023. De behandeling van het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Er dient nu beslist te worden op de periode van 5 november 2023 tot uiterlijk 5 augustus 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het resterende deel van het verzoek gehandhaafd.
Vanuit de school heeft de GI informatie ontvangen dat [voornaam minderjarige01] in de afgelopen schoolweek 4 dagen naar school is gegaan. De GI is blij met de verbetering die [voornaam minderjarige01] laat zien. Dat [voornaam minderjarige01] een gesprek met de kinderrechter heeft gevoerd waarin hij heeft aangegeven dat hij het leuk vindt op school, is positief. Er wordt echter wel gezien dat hij in de overige schoolweken steeds 1 of 2 dagen afwezig was in verband met ziekte. De GI heeft er vertrouwen in dat de stijgende lijn zal doorzetten, maar het is op dit moment te vroeg om de ondertoezichtstelling af te sluiten. De GI vindt de inzet van hulpverlening nog steeds wenselijk. Het is tot op heden niet gelukt om hulpverlening op te starten. Er is eerder een vermoeden van autisme bij [voornaam minderjarige01] uitgesproken. De school geeft aan dat zij een angstige jongen zien, hoewel [voornaam minderjarige01] dit zelf niet herkent. De inzet van hulp en coaching voor [voornaam minderjarige01] gericht op het zelf naar school gaan, zou wenselijk zijn. De moeder heeft hier zelfstandig niets voor geregeld.
4.2.
Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. De moeder is van oordeel dat een ondertoezichtstelling niet meer nodig is, omdat niet langer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. In het afgelopen jaar zijn er forse stappen gezet. De drempel voor hem om naar school te gaan is verlaagd. [voornaam minderjarige01] heeft het naar zijn zin op school. Dat [voornaam minderjarige01] momenteel naar school gaat, is op zijn eigen initiatief. De GI heeft daarin niets betekend. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige01] minder last van fysieke klachten. Het uit bed krijgen van [voornaam minderjarige01] in de ochtend zorgde voorheen voor spanning. Er is nu meer rust in het gezin. Het belangrijkste is dat [voornaam minderjarige01] met plezier naar school gaat en het vertrouwen is er dat dit ook in de komende tijd zo blijft. De moeder vindt dat zij geen hulp nodig heeft. Zij is in staat om dit zelf te organiseren indien dit nodig is.

5.De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot de navolgende beoordeling. Er bestaan al langere tijd forse zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . Die ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in het sinds 2015 ontbreken van een structurele schoolgang en de daaruit voortvloeiende zorgen omtrent zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. In de afgelopen jaren is er maar zeer beperkt vooruitgang geboekt. Ook de sinds 2016 lopende ondertoezichtstelling leek daar weinig verbetering in te brengen. Maar uit het ontwikkelingsperspectiefplan van de school van [voornaam minderjarige01] d.d. 1 oktober 2023 volgt dat het patroon met betrekking tot de schoolgang lijkt te zijn doorbroken, in die zin dat hij vanaf de start van het schooljaar wekelijks naar school gaat. [voornaam minderjarige01] is ook zelf naar de rechtbank gekomen om met de kinderrechter over de verbetering van zijn situatie te praten. Dit is een zeer positieve ontwikkeling, maar deze ontwikkeling is wel pril te noemen, gelet op het verloop van de ondertoezichtstelling tot op heden. Voorkomen moet worden dat [voornaam minderjarige01] terugvalt in oude patronen en zijn schoolgang opnieuw stagneert. Het is daarom belangrijk dat de GI in de komende maanden betrokken blijft om dit te kunnen blijven monitoren en erop toe te zien dat de noodzakelijke hulpverlening ingezet en voortgezet wordt. Blijvende zorg daarbij is de medewerking van de moeder. Zij heeft in het verleden bij voortduring in meer of mindere mate verzet tegen hulpverlening laten zien en ook laten zien dat op de momenten dat [voornaam minderjarige01] het moeilijk heeft, zij te vaak voor de optie kiest om [voornaam minderjarige01] daarin te volgen. Ook tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek heeft de moeder helaas gedemonstreerd dat zij niet de zelfbeheersing kan opbrengen om met een positief gevoel de behandeling van het verzoek bij te wonen. De kinderrechter betreurt dat, want [voornaam minderjarige01] heeft alle steun nodig om de richting die hij nu is ingeslagen, vast te houden. De kinderrechter stelt vast dat het gedwongen kader nodig is om ervoor te zorgen dat die prille positieve ontwikkeling zich voortzet en er verdere stappen worden gemaakt.
5.1.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter is daarbij van oordeel dat het voor [voornaam minderjarige01] van belang is dat hem perspectief op een afronding van de hulpverlening in gedwongen kader wordt geboden als blijk van waardering voor de recente positieve ontwikkelingen en zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen tot 5 februari 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW). De behandeling wordt voor het overige verzochte aangehouden, zodat er een tussentijds toetsmoment plaatsvindt en bezien kan worden of een overdracht naar het vrijwillig kader al dan niet tot de mogelijkheden behoort.
5.2.
De GI wordt verzocht de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma-datum te informeren over de actuele stand van zaken en verdere processuele wensen, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbende en haar advocaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 5 februari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling voor het overige verzochte aan;
6.4.
en alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 januari 2024 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de belanghebbende en mr. R. Kuijer op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma-datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbende en mr. R. Kuijer.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. van Loef als griffier, en op schrift gesteld op 16 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.