ECLI:NL:RBROT:2023:10722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/10/656843 / JE RK 23-975
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt problematisch, wat leidt tot spanningen bij de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie in de afgelopen maanden niet is verbeterd en dat de vader, door zijn houding, de noodzakelijke hulpverlening blokkeert.

Tijdens de mondelinge behandeling is de zorg uitgesproken dat de houding van de vader kan leiden tot een verzoek tot gezagsbeëindiging. De kinderrechter heeft de vader aangespoord om mee te werken aan hulpverlening en het traject van parallel ouderschap, wat essentieel is voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 mei 2024, met de mogelijkheid voor de gecertificeerde instelling om een verzoek tot opheffing in te dienen indien nodig. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de kinderen behoefte hebben aan rust en dat de ouders hun verantwoordelijkheden moeten nemen om de situatie te verbeteren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/656843 / JE RK 23-975
datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2011 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
[vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N. Schiettekatte te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 mei 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de herstelbeschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 augustus 2023;
  • de briefrapportage van de GI van 31 augustus 2023 met als bijlage het plan van aanpak van 31 augustus 2023;
  • de aanvullende rapportage van de Raad van 25 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 mei 2023 [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 30 oktober 2023. De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de Raad is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verzocht voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu resteert de beslissing op de periode van 30 oktober 2023 tot uiterlijk 30 mei 2024.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het resterende deel van het verzoek gehandhaafd.
In de afgelopen periode is er sprake geweest van veel strijd en slechte communicatie tussen de ouders. Dit levert spanning op bij de kinderen. Indien kinderen lange tijd in een situatie verkeren, waarin de ouders slecht met elkaar communiceren, leren zij niet om ruzies op een adequate manier op te lossen en raken zij hierdoor erg beschadigd. Het kan ertoe leiden dat zij in hun latere leven moeite hebben met het aangaan van relaties. In de zomervakantie is er ruzie ontstaan tussen de vader en de kinderen, waarop de kinderen bij de vader zijn vertrokken. Er heeft vervolgens een periode geen contact plaatsgevonden. De Raad heeft zorgen over de emotieregulatie van de vader. Het is niet gelukt om hulpverlening voor de ouders in te zetten. Er wordt gedacht aan de inzet van een vertrouwenspersoon voor de kinderen en psycho-educatie. Het ontbreekt op dit moment aan een vorm van samenwerking met de vader. De Raad vindt dat het traject parallel ouderschap moet worden ingezet. Ook zal de GI het geven van een schriftelijke aanwijzing aan de vader moeten overwegen.
4.2.
De GI heeft naar voren gebracht dat in de beschikking van 30 mei 2023 een duidelijke opdracht is gegeven om hulpverlening in te zetten voor de ouders. De vader wil niet meewerken aan de hulpverlening. De GI heeft een schriftelijke aanwijzing overwogen, maar de ervaring is dat dit niet veel meerwaarde heeft. De vader is wel bereid om telefonisch in gesprek te gaan met de jeugdbeschermer. De vrees bestaat dat de GI met het geven van een schriftelijk aanwijzing de samenwerking met de vader zal verliezen. De GI vindt een traject parallel ouderschap passend, maar hier is de medewerking van beide ouders voor nodig. De moeder heeft schriftelijk akkoord gegeven, maar de vader wil hier niet aan meewerken. Het inzetten van hulpverlening voor de kinderen is ingewikkeld, omdat zij hier niet op zitten te wachten. Dat geldt ook voor een gesprek met de jeugdbeschermer. De kinderen vinden dat zij reeds de hulp krijgen die zij nodig hebben. [voornaam minderjarige01] kan bij haar mentor terecht en zij heeft verder geen hulpvraag. [voornaam minderjarige02] gaat naar de Mall en krijgt hulp op school. De GI ziet daarom geen noodzaak voor de inzet van verdere hulpverlening voor de kinderen.
4.3.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat de moeder open staat voor een traject parallel ouderschap. Dit komt echter niet van de grond, omdat de vader zijn medewerking weigert. De kinderen hebben geleerd om aan te geven wanneer zij vastlopen. De moeder probeert hierop te reageren met hulp van school en maatschappelijk werk. De kinderen moeten niet gedwongen worden tot iets waar zij niet op zitten te wachten. De situatie is niet ideaal voor de kinderen, omdat zij normaal contact moeten kunnen onderhouden met beide ouders. De situatie is echter niet zodanig dat de ontwikkeling van de kinderen wordt verstoord. De moeder ervaart niet dat er sprake is van twee strijdende ouders. Het is wel duidelijk dat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren. Nu de vader ter zitting heeft toegezegd om alsnog te gaan meewerken aan parallel ouderschap, is de moeder bereid om het nog een keer te proberen.
4.4.
Door en namens de vader is aanvankelijk verzocht om het resterende deel van het verzoek van de Raad af te wijzen. De vader is moegestreden. De situatie duurt inmiddels 11 jaar voort en een ondertoezichtstelling heeft tot op heden niet het gewenste resultaat opgeleverd. De vader staat daarom ook niet open voor een traject parallel ouderschap. Dit is in het kader van een eerdere ondertoezichtstelling ook niet van de grond gekomen. Hij heeft niet het vertrouwen dat het de situatie zou kunnen verbeteren. De vader denkt niet dat een ondertoezichtstelling in het belang van de kinderen is. De kinderen zijn wel gebaat bij rust en daar dienen beide partijen aan te werken. Volgens de GI lijken de kinderen zich positief te ontwikkelen. Zij dienen niet te worden geconfronteerd met allerlei vormen van hulpverlening. [voornaam minderjarige02] ontvangt reeds hulp en de vader staat open voor de inzet van hulp voor [voornaam minderjarige01] . De GI maakt geen gebruik van de maatregelen die er zijn, zoals een schriftelijke aanwijzing. De ondertoezichtstelling heeft geen effect en is niet zinvol. Desgevraagd heeft de vader toegezegd om er nog één keer voor te gaan en zich volledig in te zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het lukt de ouders onvoldoende om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken, in het belang van hun kinderen. De kinderen worden hiermee belast. Ook bestaan er zorgen over de emotieregulatie van de vader. De kinderrechter moet constateren dat de situatie in de afgelopen maanden niet of nauwelijks is verbeterd. De vader heeft door zijn opstelling feitelijk voortdurend het op gang komen van de noodzakelijke hulpverlening geblokkeerd of vertraagd, waaronder een traject parallel ouderschap. Daarnaast is gebleken dat in de afgelopen periode gezagsbeslissingen zijn gefrustreerd, doordat de vader geen toestemming wilde verlenen, bijvoorbeeld voor therapie voor [voornaam minderjarige02] . De kinderen blijven hierdoor klem zitten tussen de ouders, terwijl zij juist behoefte hebben aan rust. De kinderen zijn meer en meer afstand aan het nemen van de vader en dat proces is op een gegeven moment niet meer te keren.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is hier uitvoerig over gesproken. De kinderrechter heeft zijn zorg uitgesproken dat de houding van de vader, hoewel invoelbaar is hoe de emotionele last van de situatie de vader daartoe brengt, op heel korte termijn zal leiden tot een verzoek gezagsbeëindiging voor de vader met een grote kans van slagen. Daarmee zal in dit geval de betrokkenheid van de vader bij het leven van de kinderen vrijwel volledig verdwijnen, gelet op de steeds meer verslechterende relatie tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft de vader voorgehouden dat zijn weigering om aan hulpverlening mee te werken, die consequentie zal hebben, terwijl de liefde van de vader voor zijn kinderen duidelijk aanwezig is. Hierop heeft de vader toegezegd om er nog één keer voor te gaan en zich volledig in te zetten. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat in de komende maanden alsnog geprobeerd moet worden om het traject parallel ouderschap op te starten met als doel het zorgelijke patroon te doorbreken. Dit vereist de volledige medewerking en inzet van beide ouders. Het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling is nodig om ervoor te zorgen dat de hulpverlening daadwerkelijk van de grond komt en om het verloop hiervan te kunnen blijven monitoren.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengen tot 30 mei 2024, zoals is verzocht door de Raad (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.4.
Indien in de komende periode onverhoopt blijkt dat de ondertoezichtstelling niet uitvoerbaar is, geeft de kinderrechter mee dat de GI een verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling kan indienen, zodat er een toetsmoment ontstaat waarbij een verzoek tot gezagsbeëindigende maatregel ook aan de orde gesteld kan worden. De kinderen hebben belang bij het krijgen van helderheid over de situatie.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 30 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. van Loef als griffier, en op schrift gesteld op 16 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.