ECLI:NL:RBROT:2023:10715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/10/651879 / HA ZA 23-102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot opheffing beslag in geschil over draagkracht betonvloer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [persoon01] en [persoon02] (hierna gezamenlijk aangeduid als [persoon01] c.s.) en Guldendrecht B.V. en Guldenberg Racing B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Guldendrecht c.s.). De zaak betreft een incidentele vordering tot opheffing van conservatoir beslag dat door [persoon01] c.s. is gelegd op de bedrijfshal van Guldendrecht. De hoofdzaak draait om de vraag of de door [persoon01] c.s. aangelegde betonvloer in de bedrijfshal van Guldendrecht voldoet aan de afgesproken draagkracht van 2.500 kg/m2. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de draagkracht van de vloer en dat deskundigen moeten worden ingeschakeld om dit te beoordelen. De rechtbank heeft de incidentele vordering van [persoon01] c.s. afgewezen, omdat niet is gebleken dat Guldendrecht de voorzieningenrechter onjuist heeft geïnformeerd. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Guldendrecht c.s. toegewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij partijen zich moeten uitlaten over de benoeming van een deskundige en de aan deze te stellen vragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651879 / HA ZA 23-102
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van

1.[persoon01] ,

2.
[persoon02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
eisers in het incident,
advocaat mr. R.G.M. van der Pas te Ulvenhout,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GULDENDRECHT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GULDENBERG RACING B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
verweersters in het incident,
advocaat mr. B. Steeghs te Amsterdam.
Eisers worden hierna afzonderlijk [persoon01] en de [persoon02] genoemd en gezamenlijk [persoon01] c.s. Gedaagden worden hierna afzonderlijk Guldendrecht en Guldenberg Racing genoemd en gezamenlijk Guldendrecht c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 januari 2023;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de oproepingsbrief van deze rechtbank van 3 mei 2023;
  • de brief van deze rechtbank van 29 juni 2023 met een zittingsagenda;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende vermeerdering van eis in conventie, met producties;
  • de brief van mr. A.F.L. Heijting namens Guldenrecht c.s. van 17 juli 2023 met vier foto’s;
  • de brief van mr. Heijting van 20 juli 2023 met producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 juli 2023;
  • de spreekaantekeningen van mr. Heijting;
  • de brief van mr. Heijting van 14 augustus 2023 met een reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Na vonnisbepaling heeft de rechtbank nog de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoek van mr. Van der Pas van 30 augustus 2023 om een incidentele conclusie houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te mogen nemen;
  • de incidentele conclusie houdende verzoek voorlopige voorziening van [persoon01] c.s., met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met productie.

2.De feiten

2.1.
[persoon02] en [persoon01] nemen beiden als vennoot deel in de vennootschap onder firma V.O.F. [naam VOF01] (verder: de vof). De vof exploiteert een betonbedrijf.
2.2.
Guldenberg Racing exploiteert sinds 2011 een autobedrijf. Guldendrecht is op 21 juni 2022 opgericht. Bestuurder en enigaandeelhouder van zowel Guldenberg Racing als Guldendrecht is de heer [naam01] .
2.3.
De heer [naam01] was voor zijn (door Guldenberg Racing geëxploiteerde) autobedrijf op zoek naar een nieuwe bedrijfshal. Op zeker moment, rond mei 2021, kreeg hij een bedrijfshal op het oog in Barendrecht, gelegen aan het [adres01] . De heer [naam01] wilde de bedrijfshal kopen via de op dat moment nog op te richten vennootschap Guldendrecht. Omdat de vloer van de bedrijfshal moest worden vervangen, heeft de heer [naam01] op 25 mei 2022 telefonisch contact opgenomen met de [persoon02] en om een prijsindicatie gevraagd voor het aanbrengen van een betonvloer.
2.4.
Op 1 juni 2022 heeft de [persoon02] telefonisch prijsopgave gedaan voor het realiseren van een nieuwe betonvloer.
2.5.
Begin juni 2022 hebben de heer [naam01] en de [persoon02] per WhatsApp contact gehad over de belastbaarheid van de betonvloer:
4 juni 2022, de heer [naam01] : “Hi [persoon02] . Wordt er gerekend aan de specificaties en belastbaarheid, scheurgevoeligheid etc van het beton ? Doe jij dat ook? Of is het nog verstandig dat ik daar aan laat rekenen door iemand ?”
9 juni 2022, de [persoon02] : “Morgen heb ik contact met iemand die dat alles kan uitrekenen groetjes [persoon02] ”
2.6.
Op 1 juli 2022 heeft Guldendrecht de eigendom van de bedrijfshal verkregen.
2.7.
Op 1 juli 2022 hebben [persoon01] c.s. een opdrachtbevestiging gestuurd aan de heer [naam01] . Die opdrachtbevestiging was geadresseerd aan
“GULDENBERG Porsche & Autosport Specialist”. In de opdrachtbevestiging staat, voor zover relevant:
“Hierbij doen wij U, na gezamenlijk overleg, onze opdrachtbevestiging toekomen voor het uitvoeren van betonwerkzaamheden ten behoeve van het project – [adres01] , [postcode01] in Barendrecht:
- Sloop-, en grondwerk, het plaatsten van stalen buispalen, stellen en storten van 937 m2 (op staal gefundeerde) geïsoleerde betonvloer.
Voor een totaalbedrag van
€ 321.968,00 excl. BTW 21%
[…]
Startdatum werkzaamheden – 1 juli 2022.
Onze prijsopgave is gebaseerd op onderstaand bijgevoegde begroting, d.d. 01-07-2022 met hierin verwoord onze aannames en een specificatie van de werkzaamheden per bestekpost.
Op onze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden, d.d. 01-07-2020, VOF [naam VOF01] van toepassing. Deze voorwaarden zijn bijgesloten.”
2.8.
In de begroting, waarnaar in de opdrachtbevestiging van 1 juli 2022 wordt verwezen, staat, voor zover relevant:

SPECIFICATIE HEIWERK:
het plaatsen van stalen buispalen in de grond
- 110 st. buispalen, afmetingen 219/230 mm van 20 m lang met (druk)vloerbelasting van 2.500 kg per m2
€ 171.096,00 excl. BTW 21%
[…]
SPECIFICATIE BETONVLOER:
- Totale oppervlakte: 937,00 m2
- Betondikte: 0,20 m
- Betonkwaliteit C30/37 Mk XC2 Ck F4 vloeistofdicht.
- Wapening: dubbelnet rond 7 150/150 mm
- Staalkwaliteit: FeBSOO
- Supportliggers en bontstenen.
Afwerking betonvloer: monolithisch afgewerkt
€ 91.826,00 excl. BTW 21%
Leveren en aanbrengen
- vloerisolatie met ankerplaat 2400x1200x100 mm
€ 17.803,00 excl. BTW 21%
Leveren en aanbrengen
- 500m infuusdicht vloerverwarmingsbuizen van 20 mm dik
- 2x10gr. Verdelers
- 1x12gr. Verdeler
- 1 adapter
€ 12.643,00 excl. BTW 21%
Werkzaamheden en leveringen welke hierin niet zijn genoemd, zijn door ons niet gerekend.
Minder- en meerwerk nadien zullen worden doorberekend en/of verrekend.
[…]”
2.9.
Aansluitend op het aanbrengen van de betonvloer wilde de heer [naam01] een verdiepingsvloer laten realiseren in de bedrijfshal. Omdat bleek dat daarvoor twaalf extra heipalen nodig waren, heeft de heer [naam01] aan [persoon01] c.s. een meerwerkopdracht verstrekt voor het aanbrengen van twaalf heipalen. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 25.000,00 incl. btw.
2.10.
In het kader van de voorbereidingen voor het realiseren van de verdiepingsvloer had Guldendrecht een constructeur ingeschakeld. Die constructeur constateerde dat het in de opdrachtbevestiging van [persoon01] c.s. opgenomen aantal van 110 heipalen (voor het aanbrengen van de betonvloer) onvoldoende zou zijn. Per WhatsAppbericht van 12 juli 2022 heeft de heer [naam01] aan de [persoon02] laten weten dat er volgens de constructeur minimaal 156 heipalen nodig waren.
2.11.
Vervolgens heeft de heer [naam01] Constructie Adviesbureau Booms (verder: Adviesbureau Booms) ingeschakeld. Adviesbureau Booms heeft een constructieadvies opgesteld en een palenplan voorgerekend met 139 heipalen, 128 voor de betonvloer en elf voor de verdiepingsvloer (kennelijk één minder dan in eerste instantie gedacht, zie hiervoor onder 2.9). Daarnaast bleek uit het constructieadvies dat de vloer ten minste 22 cm dik moest zijn, in plaats van 20 cm dik (zoals opgenomen in de opdrachtbevestiging van [persoon01] c.s.). Het constructieadvies van Adviesbureau Booms vormde de basis van het door [persoon01] c.s. uit te voeren werk.
2.12.
Omdat er meer werkzaamheden en materialen nodig waren dan begroot (onder meer het aanbrengen van meer heipalen en het aanbrengen van een dikkere vloer) hebben [persoon01] c.s. drie aanvullende facturen bij Guldendrecht in rekening gebracht. De facturen belopen in totaal een bedrag van € 91.763,02. Het gaat om de volgende facturen:
Factuur 2022017
Datum: 1 augustus 2022
Bedrag: € 23.595,00 incl. btw
Heeft betrekking op:
“extra bewapening- en betonlevering tbv hoogteverschil betonvloer”
Factuur 2022018
Datum: 10 augustus 2022
Bedrag: € 63.328,02 incl. btw
Heeft betrekking op: extra aantal heipalen ten opzichte van begroting uit offerte (139 heipalen minus 110 heipalen).
Factuur 2022019
Datum: 10 augustus 2022
Bedrag: € 4.840,00 incl. btw
Heeft betrekking op:
“Werkzaamheden tbv afvlakken van de vloer”
2.13.
Per e-mail van 12 augustus 2022 heeft de heer [naam01] aan [persoon01] c.s. een voorstel gedaan voor de betaling van de aanvullende facturen. In die e-mail staat, voor zover relevant:
“Als compromis stel ik voor:
[…]
Ik benadruk nogmaals dat ik uberhaupt alleen de aanvullende facturen zal betalen onder de volgende voorwaarden:
lk ben bereid om de aanvullende kosten welke [naam VOF01] aan mij heeft gefactureerd (Deklaratienr. 2022077, 2022078, 2022019) a E 75.837,21 excl. Btw te voldoen onder de volgende voorwaarden:
1. Het beton wordt gestort op 16 augustus, en derhalve wordt het gehele project op 17 augustus opgeleverd. Uitstel kan enkel door schríftelijk verzoek en bewijs van overmacht.
2. De betonvloer heeft over het gehele oppervlak een
minimaledikte van 22cm zoals opgegeven door de constructeur en waarvoor ik nu extra moet betalen. (kan gecontroleerd worden)
3. Het extra staal, verstevigingen t.b.v. verdiepingsvloer en funderingsrand voorzijde worden volledig volgens specificaties geconstrueerd (tekeningen van constructeur bijgevoegd in de voorgaande email).
4. Van de heipalen ontvang ik een volledig rapport met daarin de ‘kalender-waardes’.
5. Er zullen geen extra kosten meer worden gedeclareerd/gefactureerd voor dit gehele project.”
2.14.
Per e-mail van (eveneens) 12 augustus 2022 zijn [persoon01] c.s. akkoord gegaan met de door de heer [naam01] opgesomde voorwaarden, met dien verstande dat zij – voor zover relevant – bij de tweede voorwaarde uit de e-mail van de heer [naam01] de volgende opmerking hebben geplaatst:
“Punt 2.
De betonvloer heeft over het gehele oppervlak eenminimaledikte van 22cm zoals opgegeven door de constructeur en waarvoor ik nu extra moet betalen. (kan gecontroleerd worden)
We zijn bereid, in overleg, voor het storten de aangegeven hoogte van de vloer samen ter plaatste door te nemen.”
2.15.
Per e-mail van 13 augustus 2022 heeft de heer [naam01] daarop als volgt gereageerd:
“ [naam VOF01] moet aan deze 22cm dikte voldoen volgens de opdracht bestaande vanaf 4 juli 2022. Namelijk een betonvloer leveren met draagkracht 2500kg/m2.
Tevens komen we nu met deze aanvullende voorwaarden overeen dat ik nog eens extra kosten betaal om aan de 22cm dikte te voldoen.”
2.16.
Op 16 augustus 2022 hebben [persoon01] c.s. de betonvloer gestort.
2.17.
Op 29 augustus 2022 heeft Guldendrecht een bedrag van € 25.000,00 incl. btw aan [persoon01] c.s. betaald. Deze betaling betrof de meerwerkopdracht voor de extra heipalen die nodig waren voor het aanbrengen van de verdiepingsvloer. [persoon01] c.s. hebben dit bedrag in mindering gebracht op de factuur die betrekking had op het totaalaantal extra heipalen (de factuur met nummer 2022018 en met een factuurbedrag van € 63.328,02).
2.18.
Op 10 november 2022 heeft Adviesbureau Booms in opdracht van Guldendrecht een rapport opgesteld. Guldendrecht had Adviesbureau Boom gevraagd de draagkracht van de vloer theoretisch door te rekenen. In het rapport staat, voor zover relevant:
“in mijn eerdere rapportage is de vloer uitgewerkt in een dikte van 220 mm met een toelaatbare veranderlijke belasting van 25 kN/m2
in het werk bestaat twijfels of de vloer 210 mm of 220 mm is.
de tralieliggers zijn uitgevoerd in een hoogte van 100 mm
bij 210 mm betekent dit dus een bovendekking van 210-30-20-100-20 = 40 vloerveld
[…]
te zien is dat dan in alle situaties de ben[o]digde wapening groter is dan de aanwezige wapening
(A 7-150 = 257 mm2)
Indien de vloer dus daadwerkelijk zo is uitgevoerd, voldoet deze niet voor de gevraagde belasting! [2]
2.19.
Bij advocatenbrief van 24 november 2022 aan [persoon01] c.s. heeft Guldendrecht – samengevat weergegeven – zich op het standpunt gesteld dat de betonvloer onvoldoende draakgracht heeft en [persoon01] c.s. gesommeerd om binnen zes weken een vloer op te leveren die voldoende draagkracht heeft.
2.20.
Op 2 december 2022 heeft DEJA Bouwadviseur B.V. (verder: DEJA) in opdracht van [persoon01] c.s. een (definitief) rapport opgesteld. [persoon01] c.s. hadden DEJA gevraagd de vloer te controleren op toelastbare belastingen. Bij die controle heeft DEJA zich gebaseerd op
“[d]e stukken van de oorspronkelijke constructeur”, verwijzend naar het constructieadvies van Adviesbureau Booms. DEJA komt op basis van dat constructieadvies tot de conclusie dat
“deze vloer voldoet aan een draagvermogen van 2500 kg/m2”.
2.21.
Op 30 december 2022 hebben [persoon01] c.s. ten laste van Guldendrecht conservatoir beslag laten leggen op de bedrijfshal van Guldendrecht.
2.22.
Op 9 januari 2023 heeft de Gemeente Barendrecht aan Guldendrecht een omgevingsvergunning verleend. In het daartoe strekkende besluit staat, voor zover relevant:
“Burgemeester en wethouders hebben op 3 januari 2023 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor het legaliseren van een onderheide betonvloer in de bedrijfshal op/aan de locatie [adres01] , [postcode01] Barendrecht.
Burgemeester en wethouders hebben op 9 januari 2023 besloten, gelet op artikel 2.1 en 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning te verlenen.
De omgevingsvergunning wordt verleend voor de activiteit bouwen (art. 2.1, lid 1a Wabo).”
2.23.
Op 10 januari 2023 heeft Nebest B.V. (verder: Nebest) in opdracht van de heer [naam01] een rapport opgesteld. De heer [naam01] had Nebest gevraagd de vloer aan een beperkt-destructief nader onderzoek te onderwerpen. Nebest heeft de dikte van de vloer op elf locaties gemeten en komt tot de conclusie dat
“[d]e gemiddelde gemeten vloerdikte per meetlocatie varieert tussen de 194 en 248 mm”en dus dat de vloer niet op alle gemeten locaties 22 cm of dikker is.
2.24.
Op 20 januari 2023 heeft Studio Flex B.V. (verder: Studio Flex) in opdracht van Guldendrecht een rapport opgesteld. Guldendrecht had Studio Flex gevraagd de maximale gebruiksbelasting van de vloer te berekenen in drie verschillende configuraties. De drie configuraties wijken onder meer af in het aantal heipalen, de dikte van de betonvloer en de hoogte van de supportliggers. Per configuratie concludeert Studio Flex B.V. wat de maximale toelaatbare gebruiksbelasting is, variërend van 7,5 kN/m2 tot 25,0 kN/m2. [3]
2.25.
Op 18 april 2023 heeft Guldendrecht ten laste van [persoon01] c.s. conservatoir beslag laten leggen op hun woning en onder Rabobank.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[persoon01] c.s. vorderen – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Guldendrecht c.s. veroordeelt om de ten laste van [persoon01] c.s. gelegde beslagen op te heffen op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Guldendrecht c.s. in de kosten van het incident.
3.2.
[persoon01] c.s. leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. Guldendrecht c.s. hebben nagelaten om de voorzieningenrechter die het verlof heeft verleend juist en volledig te informeren over voor de behandeling van het verzoek relevante feiten en omstandigheden. Guldendrecht c.s. hebben namelijk (i) gesteld dat de betonvloer onvoldoende belasting aankan (terwijl uit de omgevingsvergunning blijkt dat de vloer een draagkracht heeft van 2.500 kg/m2) en (ii) doen voorkomen alsof zij nog geen vergunning hadden verkregen (terwijl zij die wel hadden verkregen).
3.3.
Guldendrecht c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering van [persoon01] c.s., met veroordeling van [persoon01] c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de werkelijke proceskosten, die zij op € 2.841,08 begroten. Guldendrecht c.s. voeren daartoe het volgende aan. De incidentele vordering is een herhaling van zetten, want op de mondelinge behandeling hebben [persoon01] c.s. gevraagd om opheffing en dat is toen afgewezen. Het is niet mogelijk om bij voorlopige voorziening opheffing van beslag te vorderen, omdat opheffing een definitief karakter heeft. Verder hebben Guldendrecht c.s. de voorzieningenrecht
nietonjuist of onvolledig geïnformeerd, zodat er ook geen inhoudelijke gronden zijn om de gevorderde voorziening toe te wijzen. Omdat het opgeworpen incident in feite een verkapt hoger beroep is tegen de afwijzing van het eerdere verzoek, moeten [persoon01] c.s. de werkelijke proceskosten vergoeden.

4.Het geschil in de hoofdzaak

in conventie

4.1.
[persoon01] c.s. vorderen – samengevat en na vermeerdering van eis – hoofdelijke veroordeling van Guldendrecht c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
1. een bedrag van € 66.763,02, te vermeerderen met (primair) de contractuele rente van 1% per maand dan wel (subsidiair) de wettelijke handelsrente, te berekenen vanaf:
a. (primair) de dag van het verstrijken van de op de respectievelijke facturen vermelde termijnen; dan wel
b. (subsidiair) de dag van dagvaarding;
2. een bedrag van € 1.442,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3. de kosten van deze procedure, de kosten van het gelegde beslag daaronder begrepen.
4.2.
[persoon01] c.s. leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. [persoon01] c.s. hebben in opdracht van Guldendrecht c.s. een betonvloer aangelegd in de bedrijfshal van Guldendrecht. Gedurende het werk bleek dat [persoon01] c.s. meer werkzaamheden moesten verrichten dan op voorhand ingeschat. Partijen zijn toen overeengekomen dat Guldendrecht c.s. voor de extra werkzaamheden een bedrag van € 91.763,02‬ incl. btw zou voldoen, mits aan een aantal voorwaarden was voldaan. Aan die voorwaarden is voldaan, zodat Guldendrecht c.s. het bedrag van € 91.763,02 incl. btw aan [persoon01] c.s. verschuldigd zijn. Guldendrecht c.s. hebben daarvan al een bedrag van € 25.000,00 incl. btw voldaan, zodat een vordering resteert van € 66.763,02 incl. btw. Verder zijn Guldendrecht c.s. de buitengerechtelijke kosten verschuldigd, die € 1.442,63 bedragen.
4.3.
Guldendrecht c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [persoon01] c.s. in hun vorderingen tegen Guldenberg Racing. Voor het overige concluderen zij tot afwijzing van de vorderingen van [persoon01] c.s. met veroordeling van [persoon01] c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proces- en nakosten. Daartoe voeren zij het volgende aan:
  • [persoon01] c.s. hebben een overeenkomst gesloten met Guldendrecht – niet met Guldenberg Racing. [persoon01] c.s. zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vorderingen tegen Guldenberg Racing.
  • Partijen zijn een totaalprijs overeengekomen. [persoon01] c.s. hebben daarom geen recht op vergoeding van meerwerk.
  • [persoon01] c.s. zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. De betonvloer heeft namelijk geen draakgracht van 2.500 kg/m2, zoals partijen zijn overeengekomen. Voor zover [persoon01] c.s. al een vordering hebben op Guldendrecht, is Guldendrecht daarom gerechtigd haar betalingsverplichting op te schorten.
in reconventie
4.4.
Guldendrecht c.s. vorderen dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [persoon01] c.s. (toerekenbaar) zijn tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst jegens Guldendrecht, althans jegens Guldenberg Racing, doordat [persoon01] c.s. een vloer hebben gerealiseerd die niet beschikt over een draagkracht van 2.500 kg/m2;
de aannemingsovereenkomst tussen [persoon01] c.s. en Guldendrecht, althans Guldenberg Racing (gedeeltelijk) ontbindt in de zin dat Guldendrecht is bevrijd van enige verplichting jegens [persoon01] c.s. met veroordeling van [persoon01] c.s. tot (terug)betaling aan Guldendrecht van een bedrag van € 147.949,12, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2023, althans vanaf de dag van het vonnis;
[persoon01] c.s. veroordeelt tot betaling aan Guldendrecht van een bedrag van € 3.086,30 aan kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2023, althans vanaf de dag van het vonnis;
[persoon01] c.s. veroordeelt tot betaling aan Guldendrecht van een bedrag van € 1.379,49 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2023, althans vanaf de dag van het vonnis;
[persoon01] c.s. veroordeelt tot het overleggen van de in randnummer 4.17 van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie genoemde bescheiden binnen zeven dagen na het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00, te vermeerderen met € 2.500,00 per dag dat [persoon01] c.s. niet voldoen aan de veroordeling;
[persoon01] c.s. veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
de door [persoon01] c.s. ten laste van Guldenberg c.s. gelegde beslagen opheft.
4.5.
Guldendrecht c.s. leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag:
  • Partijen zijn overeengekomen dat de betonvloer een draagkracht moest hebben van 2.500 kg/m2. Dat blijkt niet het geval te zijn. [persoon01] c.s. zijn dan ook tekortgeschoten in de nakoming van de op hen rustende verbintenis. Dat geeft Guldendrecht c.s. het recht de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden.
  • Bij wijze van ongedaanmakingsverbintenis moeten [persoon01] c.s. een deel van de aanneemsom terugbetalen, te weten € 147.949,12 incl. btw. Dit ziet op de posten ‘afwerking betonvloer’ (€ 91.826,00, excl. btw), vloerisolatie (€ 17.803,00, excl. btw) en de verwarmingsbuizen (€12.643,00 excl. btw) uit de begroting bij de overeenkomst (zie onder 2.8).
  • Guldendrecht c.s. hebben kosten gemaakt voor het vaststellen van aansprakelijkheid. [persoon01] c.s. moeten die kosten, in totaal € 3.086,30, vergoeden. Dit betreft € 1.246,30 voor het rapport van Nebest en € 1.840,00 voor het rapport van Studio Flex.
  • [persoon01] c.s. zijn de buitengerechtelijke kosten verschuldigd, die € 1.379,49 bedragen.
  • Guldendrecht c.s. hebben recht op de stukken die relevant zijn voor de aanvraag van de benodigde vergunningen.
4.6.
[persoon01] c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Guldendrecht c.s., met veroordeling van Guldendrecht c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de daadwerkelijke proceskosten. [persoon01] c.s. betwisten dat de betonvloer
nietvoldoet en dat zij verantwoordelijk zijn voor de constructie. Verder voeren zij aan dat de vergunning al lang is verleend, zodat Guldendrecht c.s. daarvoor geen stukken nodig hebben. Bovendien hebben zij pas recht op die stukken nadat Guldendrecht c.s. tot betaling zijn overgegaan.

5.De beoordeling in het incident

Incidentele vordering van [persoon01] c.s. niet toewijsbaar

5.1.
De rechtspraak en literatuur zijn verdeeld over de vraag of het mogelijk is om bij voorlopige voorziening een vordering in te stellen tot opheffing van conservatoir gelegde beslagen. Die vraag kan in deze zaak echter onbeantwoord blijven, omdat de vordering (ook) om inhoudelijke gronden niet toewijsbaar is. De rechtbank licht toe waarom.
5.2.
Voor zover de incidentele vordering is ingesteld tegen Guldenberg Racing, wijst de rechtbank de incidentele vordering af omdat het beslag niet door Guldenberg Racing is gelegd. Dat impliceert dat zij ook niet tot opheffing kan worden veroordeeld.
5.3.
Voor zover de incidentele vordering is ingesteld tegen Guldendrecht, geldt het volgende. Uitgangspunt bij de beoordeling is artikel 21 Rv. Dat artikel bepaalt dat een partij verplicht is de voor de beslissing
relevantefeiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Een gevolgtrekking kan in dit geval zijn dat de door Guldendrecht gelegde beslagen moeten worden opgeheven.
5.4.
Het betoog dat Guldendrecht de voorzieningenrechter bewust onjuist heeft geïnformeerd over de draagkracht van de vloer slaagt niet. Zoals hierna (in de beoordeling in de hoofdzaak) zal blijken, staat nog niet vast of de vloer wel of niet voldoende draagkracht heeft. Er is een deskundige voor nodig om dat vast te stellen.
5.5.
Ook de stelling dat Guldendrecht bewust achterwege heeft gelaten dat zij al een vergunning had verkregen, kan niet tot toewijzing van de incidentele vordering leiden. Of Guldendrecht wel of niet al een vergunning had verkregen, was voor de beslissing van de voorzieningenrechter namelijk geen dragend element. Guldendrecht wilde het beslag immers leggen ter zekerheid van betaling, niet tot verkrijging van de stukken die zij nodig heeft om een vergunning aan te vragen.
5.6.
Nu niet is gebleken dat Guldendrecht de voorzieningenrechter over
relevantefeiten onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd, bestaat er geen grond de gelegde beslagen op te heffen. Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog op dat uit hetgeen [persoon01] c.s. hebben aangevoerd niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Guldendrecht (artikel 705 lid 2 Rv), zodat dat evenmin grondslag biedt om de beslagen op te heffen.
Proceskosten
5.7.
[persoon01] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De vraag ligt voor of er gronden zijn om [persoon01] c.s. in de
werkelijkeproceskosten te veroordelen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
5.8.
Guldendrecht c.s. merken terecht op dat [persoon01] c.s. reeds tijdens de mondelinge behandeling de rechtbank hebben verzocht de beslagen op te heffen. Als grond voerden [persoon01] c.s. toen aan dat Guldendrecht de voorzieningenrechter onjuist had geïnformeerd
door niet te vermelden dat reeds een omgevingsvergunning was verleend. De rechtbank heeft dat verzoek toen afgewezen.
5.9.
De rechtbank stelt vast dat [persoon01] c.s. in hun incidentele conclusie een tweede, nieuwe feitelijke grond hebben aangevoerd, namelijk dat uit de
inhoudvan de omgevingsvergunning zou blijken dat de vloer
weleen draagkracht heeft van 2.500 kg/m2. Weliswaar is die nieuwe feitelijke grond geen reden om het beslag op te heffen (zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen), maar het leidt er wel toe dat de rechtbank geen aanleiding ziet om [persoon01] c.s. te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Dat zou anders zijn geweest als [persoon01] c.s. de feitelijke grondslag van hun vordering
niethadden gewijzigd of aangevuld.
5.10.
Dat betekent dat [persoon01] c.s. in de reguliere proceskosten zullen worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Guldendrecht c.s. vastgesteld op een bedrag van € 598,00 (1 punt x € 598,00).

6.De beoordeling in de hoofdzaak

Inleidende opmerkingen

6.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, bespreekt de rechtbank de vorderingen gezamenlijk.
6.2.
Er is geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en die is ook niet in strijd met de goede procesorde, zodat recht gedaan wordt op de gewijzigde eis.
Is de vof procespartij?
6.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen of ook de vof als procespartij is verschenen. De dagvaarding is namelijk – samengevat weergegeven – ingesteld door [persoon02] en [persoon01] , handelend in hun hoedanigheid van beherende vennoten van de vof. Een zuivere lezing van de woorden
“handelend in hun hoedanigheid van”zou naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie moeten leiden dat (ook) de vof procespartij is. [persoon01] c.s. hebben bij monde van hun advocaat echter aangegeven dat zij niet hebben beoogd de vof procespartij te maken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat alleen [persoon02] en [persoon01] procespartij zijn.
Met wie hebben [persoon01] c.s. gecontracteerd?
6.4.
[persoon01] c.s. hebben hun vorderingen zowel tegen Guldendrecht als Guldenberg Racing ingesteld en vorderen hoofdelijke veroordeling. De rechtbank zal de vorderingen tegen Guldenberg Racing echter afwijzen, omdat Guldenberg Racing naar het oordeel van de rechtbank geen contractspartij is. Guldendrecht c.s. hebben immers onbetwist gesteld dat partijen na de (definitieve) opdrachtbevestiging hebben afgesproken dat Guldendrecht, als eigenaar van de bedrijfshal, had te gelden als contractspartij. Dat de vof haar facturen vervolgens aan Guldendrecht – en niet aan Guldenberg Racing – heeft gestuurd, bevestigt naar het oordeel van de rechtbank overigens het bestaan van die afspraak. Dat de heer [naam01] de correspondentie met [persoon01] c.s. voerde vanuit zijn e-mailaccount van Guldenberg Racing en dat de offertes aan die entiteit zijn uitgebracht, doet aan deze afspraak niet af.
6.5.
Dat Guldenberg Racing geen contractspartij is, heeft eveneens tot gevolg dat haar vorderingen in reconventie voor afwijzing gereedliggen.
Juridisch uitgangspunt
6.6.
[persoon01] c.s. hebben in opdracht van Guldendrecht een betonvloer aangebracht in de bedrijfshal van Guldendrecht. De vraag die in deze procedure centraal staat is of de betonvloer voldoende draagkracht heeft en zo nee, of [persoon01] c.s. daar de gevolgen van moeten dragen.
6.7.
Uitgangspunt bij de beoordeling zijn de artikelen en 7:754 en 7:760 BW. De overeenkomst tussen partijen is immers een overeenkomst van aanneming als bedoeld in artikel 7:750 BW. Op grond van de artikelen 7:754 en 7:760 BW komen – kort weergegeven – de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk voor rekening van de aannemer, tenzij die ondeugdelijke uitvoering is te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van plannen, tekeningen en/of berekeningen die de opdrachtgever heeft verstrekt. In dat laatste geval komen de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering voor rekening van de opdrachtgever, mits de aannemer zijn waarschuwingsplicht niet heeft geschonden.
6.8.
Dat [persoon01] c.s. een op hen rustende waarschuwingsplicht hebben geschonden, is gesteld noch gebleken. De rechtbank laat de waarschuwingsplicht bij de verdere beoordeling daarom buiten beschouwing.
6.9.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de volgende drie vragen zal moeten beantwoorden:
Is het werk ondeugdelijk uitgevoerd?
Zo ja, heeft Guldendrecht plannen, tekeningen en/of berekeningen aan [persoon01] c.s. verstrekt op basis waarvan het werk is uitgevoerd?
Zo ja, is de ondeugdelijke uitvoering te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van de plannen, tekeningen en/of berekeningen die Guldendrecht heeft verstrekt?
Vraag 1: Is het werk ondeugdelijk uitgevoerd?
Wat hebben partijen over de draagkracht van de vloer afgesproken?
6.10.
De rechtbank zal eerst vaststellen wat partijen over de draagkracht van de vloer hebben afgesproken.
6.11.
Bij het sluiten van de overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat de betonvloer een draagkracht moet hebben van 2.500 kg/m2. Dat is tussen partijen niet in geschil. In de e-mailcorrespondentie van 12 augustus 2022 lijken partijen echter een aanvullende eis te zijn overeengekomen. In die correspondentie wordt namelijk als voorwaarde genoemd dat de vloer (ook) minimaal 22 cm dik moet zijn. Volgens Guldendrecht was een dikte van 22 cm noodzakelijk om een draagkracht van 2.500 kg/m2 te kunnen waarborgen. In zoverre was de eis van 22 cm dikte – in de ogen van Guldendrecht – dus geen
aanvullendeeis, maar een
noodzakelijkeeis om aan het draagkrachtvereiste te kunnen voldoen.
6.12.
Ter zitting heeft Guldendrecht echter verklaard dat voor haar van doorslaggevende betekenis is dat de betonvloer een draagkracht heeft van 2.500 kg/m2 en dat de dikte van de vloer voor haar van ondergeschikt belang is. Met andere woorden: als de vloer niet overal 22 cm dik is, maar desondanks voldoende draagkracht heeft (wat volgens Guldendrecht overigens niet mogelijk is), levert dat geen tekortkoming op.
Heeft de betonvloer voldoende draagkracht?
6.13.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de rapporten die partijen in geding hebben gebracht geen uitsluitsel over de vraag of de betonvloer wel of niet voldoende draagkracht heeft. De rechtbank licht dat toe:
  • Rapport Adviesbureau Booms (opgesteld in opdracht van Guldendrecht).Adviesbureau Booms schrijft dat zij een vloer heeft uitgewerkt met een dikte van 22 cm, maar dat in het werk twijfel bestaat of de vloer 21 cm of 22 cm dik is. Na het weergeven van enkele tabellen, komt Adviesbureau Booms vervolgens tot de volgende conclusie:
    “Indien de vloer dus daadwerkelijk zo is uitgevoerd, voldoet deze niet voor de gevraagde belasting!”Het is de rechtbank niet duidelijk wat Adviesbureau Booms met
    daadwerkelijk zobedoelt. Los daarvan geeft het rapport geen antwoord op de vraag of de vloer 21 cm of 22 cm dik is.
  • Rapport DEJA (opgesteld in opdracht van [persoon01] c.s.).DEJA concludeert als volgt:
    “Als de vloer is uitgevoerd conform tekeningen van de bijlage I, is er geen twijfel omtrent de draagkracht van de vloer à 2500 kg/m2.”Ook deze conclusie bevat een aanname, namelijk de aanname dat de vloer conform de bij het rapport gevoegde tekeningen is uitgevoerd. Dat de vloer conform die tekeningen is uitgevoerd, is nu juist wat tussen partijen in geschil is. Het rapport van DEJA biedt op dat punt geen uitsluitsel; DEJA heeft namelijk niet onderzocht of de vloer conform de bijgevoegde tekeningen is uitgevoerd.
  • Rapport Nebest (opgesteld in opdracht van Guldendrecht).Nebest concludeert dat de vloer niet overal 22 cm dik is. Nebest doet echter geen uitlatingen over de draagkracht van de vloer. Daarnaast hebben [persoon01] c.s. gesteld dat het onderzoek van Nebest te beperkt is geweest.
  • Rapport Studio Flex (opgesteld in opdracht van Guldendrecht).Studio Flex heeft drie
    hypothetischesituaties onderzocht. Geen van die situaties sluit echter aan bij de
    werkelijkesituatie. Zo wordt in de hypothetische situaties 1 en 2 ervan uitgegaan dat de vloer
    overal20 cm dik is en wordt in de hypothetische situatie 3 ervan uitgegaan dat de vloer
    overal22 cm dik is. Wanneer wordt uitgegaan van de meetgegevens van Nebest, is de vloer op sommige plekken dunner dan 20 cm, maar op andere plekken juist dikker dan 22 cm. Kortom, geen van de hypothetische situaties doet zich dus voor.
6.14.
Omdat bovengenoemde rapporten geen uitsluitsel bieden over de draagkracht van de betonvloer, acht de rechtbank het nodig zich op dit punt te laten voorlichten door een onafhankelijke deskundige. De rechtbank komt op de persoon van deze deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen hierna terug.
Vraag 2: heeft Guldendrecht plannen, tekeningen en/of berekeningen aan [persoon01] c.s. verstrekt op basis waarvan het werk is uitgevoerd?
6.15.
Hoewel nog niet vaststaat of de eerste vraag (namelijk of het werk ondeugdelijk is uitgevoerd) bevestigend of ontkennend moet worden beantwoord, ziet de rechtbank aanleiding om alvast in te gaan op de tweede vraag: heeft Guldendrecht plannen, tekeningen en/of berekeningen aan [persoon01] c.s. verstrekt op basis waarvan het werk is uitgevoerd?
6.16.
Tussen partijen staat vast dat [persoon01] c.s. zijn gaan bouwen op basis van het constructieadvies van Adviesbureau Booms. Tussen partijen staat eveneens vast dat Adviesbureau Booms door Guldendrecht is ingeschakeld. Daarmee is Guldendrecht de partij die – in de zin van artikel 7:760 BW – het constructieadvies aan [persoon01] c.s. heeft verstrekt. Het antwoord op de tweede vraag luidt dus bevestigend.
6.17.
Dat tussen partijen onduidelijkheid bestond over wie er verantwoordelijk was voor het constructiewerk, maakt dit antwoord niets anders. Guldendrecht ging ervan uit dat het constructiewerk bij de prijs was inbegrepen dus dat [persoon01] c.s. dat voor hun rekening zouden nemen. [persoon01] c.s. daarentegen leefden in de veronderstelling dat Guldendrecht zelf een constructeur zou inschakelen. Feit is echter dat Guldendrecht op enig moment de keuze heeft gemaakt om Adviesbureau Booms in te schakelen. Daarmee is zij de partij die het constructieadvies aan [persoon01] c.s. heeft verstrekt.
Vraag 3: is een eventuele ondeugdelijke uitvoering te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van de plannen, tekeningen en/of berekeningen die Guldendrecht heeft verstrekt?
6.18.
Als komt vast te staan dat de betonvloer onvoldoende draagkracht heeft, zal de rechtbank moeten beoordelen of dat te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van het constructieadvies dat Guldendrecht aan [persoon01] c.s. heeft verstrekt. De rechtbank kan dit zelf niet vaststellen en het partijdebat biedt onvoldoende aanknopingspunten om op dit punt een oordeel te kunnen vellen. De rechtbank acht het daarom nodig zich (ook) hierover door de te benoemen deskundige te laten voorlichten.
Deskundigenbericht
6.19.
De rechtbank is voornemens om de volgende vragen voor te leggen aan de te benoemen deskundige, met het verzoek de antwoorden toe te lichten, indien mogelijk aan de hand van stukken:
Heeft de door [persoon01] c.s. aangebrachte betonvloer een draagkracht van ten minste 2.500 kg/m2?
Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: is de betonvloer aangebracht conform het constructieadvies van Adviesbureau Booms?
Indien het antwoord op vraag 2 ontkennend luidt: waarin wijkt de aangebrachte betonvloer af van het constructieadvies van Adviesbureau Booms en is dit de oorzaak van een gebrek aan draagkracht?
Zijn er overigens nog zaken die van belang kunnen zijn met betrekking tot de hiervoor gestelde vragen of die de deskundige anderszins relevant acht voor de door de rechtbank te nemen beslissingen?
6.20.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. De rechtbank benadrukt dat het de voortgang van de procedure aanzienlijk zou versnellen als partijen ter zake met een eensluidend voorstel komen.
6.21.
Uitgangspunt bij de beantwoording door de deskundige van de vragen 2 en 3 is het constructieadvies van Adviesbureau Booms. Naar de rechtbank begrijpt is dat constructieadvies door partijen niet overgelegd, anders dan als bijlage bij het rapport van DEJA. Die bijlage bevat echter aantekeningen van DEJA en is daarom niet geschikt als basis voor door de deskundige te verrichten onderzoek. De rechtbank zal Guldendrecht daarom opdragen om – bij de akte als bedoeld onder overweging 6.20 – het volledige en definitieve constructieadvies (inclusief palenplan) van Adviesbureau Booms op basis waarvan [persoon01] c.s. de betonvloer hebben aangebracht in geding te brengen. De rechtbank verzoekt partijen om op voorhand af te stemmen welke stukken in dit verband in geding moeten worden gebracht. Mochten partijen daaromtrent onverhoopt andere visies hebben, worden zij verzocht zich daar direct in hun akte over uit te laten.
6.22.
De rechtbank is voornemens om de kosten van de deskundige voorlopig ten laste te brengen van [persoon01] c.s. (enerzijds) en Guldendrecht (anderzijds), ieder voor de helft. [persoon01] c.s. horen volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv als eisende partij met het voorschot te worden belast. De rechtbank kan er echter niet aan voorbijzien dat de bewijslast van de door de deskundige te beantwoorden vragen deels bij [persoon01] c.s. ligt en deels bij Guldendrecht: de bewijslast van de stelling dat de betonvloer niet voldoet, rust op Guldendrecht en de bewijslast van de stelling dat het constructieadvies van Adviesbureau Booms niet deugdelijk is, rust op [persoon01] c.s.
Als de betonvloer voldoet of, als dit niet zo is en dit komt door het advies van Booms, moet Guldendrecht de resterende aanneemsom voldoen
6.23.
Als komt vast te staan dat de betonvloer voldoet of als dat niet zo is en dit komt door het advies van Booms, oordeelt de rechtbank reeds nu dat Guldendrecht de openstaande factuurbedragen aan [persoon01] c.s. moet voldoen.
6.24.
Het verweer van Guldendrecht dat partijen een totaalprijs zijn overeengekomen en dat zij het meerwerk daarom niet hoeft te vergoeden, slaagt niet. Voor zover partijen al een totaalprijs zijn overeengekomen, laat dat onverlet dat partijen op 12 augustus 2022 aanvullende afspraken hebben gemaakt. Per e-mail van die datum heeft de heer [naam01] toegezegd de aanvullende facturen te zullen betalen, mits aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan. De vervulling van een van die voorwaarden is in geschil, namelijk – kort gezegd – de voorwaarde dat de vloer voldoende draagkracht heeft. Als komt vast te staan dat de vloer voldoende draagkracht heeft, zijn de voorwaarden voor betaling in vervulling gegaan en ligt de vordering van [persoon01] c.s. tot betaling van de openstaande factuurbedragen voor toewijzing gereed.
6.25.
Ter zitting heeft Guldendrecht nog betoogd dat het voorstel dat de heer [naam01] in zijn e-mail van 12 augustus 2022 heeft gedaan, is komen te vervallen, maar ook dat verweer slaagt niet. Guldendrecht miskent namelijk dat [persoon01] c.s. het voorstel hebben geaccepteerd. Daarmee was er sprake van een gave (zij het voorwaardelijke) overeenkomst. Van het vervallen van een voorstel kan daarom geen sprake meer zijn (artikel 6:219 lid 2 BW).
Overige beslissingen
6.26.
De rechtbank houdt alle overige beslissingen aan.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [persoon01] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Guldendrecht c.s. tot op heden begroot op € 598,00;
7.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 7.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak (in conventie en reconventie)
7.4.
verwijst de zaak naar de rol van
29 november 2023voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten als bedoeld onder 6.20;
7.5.
bepaalt dat Guldendrecht bij diezelfde akte in geding moet brengen het constructieadvies (inclusief palenplan) van Adviesbureau Booms op basis waarvan [persoon01] c.s. de betonvloer hebben aangebracht, een en ander met inachtneming van de instructies als gegeven onder 6.21;
7.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.
3655/1876

Voetnoten

1.Tijdens de mondelinge behandeling hebben [persoon01] c.s. bij monde van hun advocaat aangegeven dat deze producties te laat zijn ingediend, maar dat zij het niet onbehoorlijk bezwaarlijk vinden als de stukken worden toegelaten. De rechtbank laat de stukken daarom toe, zodat ze onderdeel uitmaken van het procesdossier.
2.Het rapport van Adviesbureau Booms bevat ook tabellen en tekeningen. De rechtbank heeft die hier niet overgenomen.
3.Omgerekend naar kilogram per vierkante meter is dat (afgerond) 765 kg/m2 tot 2.549 kg/m2.