ECLI:NL:RBROT:2023:1071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
10/107896-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor plegen ontucht met driejarige kleindochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn driejarige kleindochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 juli 2020 tot en met 28 augustus 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan hem toevertrouwde minderjarige. De verdachte heeft zijn geslachtsdeel aan het slachtoffer getoond en haar gevraagd dit te betasten. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze werden ondersteund door andere getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn zwijgrecht ingeroepen, maar heeft later wel een verklaring afgelegd waarin hij de handelingen deels bevestigde, maar ontkende dat hij zich heeft afgetrokken in haar bijzijn.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten om een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit besluit is genomen omdat de rechtbank van mening is dat de verdachte baat heeft bij een verplichte ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen van de daden van de verdachte voor het slachtoffer en zijn omgeving. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/107896-21
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit voor het laatste gedachtestreepje van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (zich aftrekken en zich laten aftrekken door het slachtoffer). Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier wel blijkt van op en neer gaande bewegingen, maar niet van aftrekken in de zin van een seksuele handeling.
4.1.2.
Beoordeling rechtbank
Verklaringen
Op 14 november 2020 hebben verbalisanten een informatief gesprek zeden gevoerd met [naam01] , de moeder van [minderjarige01] . [naam01] verklaarde dat [minderjarige01] had verteld dat opa [verdachte01] - de verdachte - zijn piemel aan haar had laten zien. Dit was volgens [minderjarige01] gebeurd in haar slaapkamer toen ze haar verjaardag vierde op 24 oktober 2020 en in het zwembad toen ze bij de verdachte in [plaats02] logeerde in de zomervakantie van 2020. Daarbij zou de verdachte tegen [minderjarige01] hebben gezegd dat het hun geheimpje was en dat ze het niet tegen papa en mama mocht zeggen. [minderjarige01] had [naam01] verder verteld dat ze de piemel van de verdachte moest aanraken. Hierbij maakte ze aaibewegingen met haar wijsvinger. De verdachte had op haar slaapkamer ook zelf aan zijn piemel gezeten volgens [minderjarige01] . [minderjarige01] vertelde dat ze toen bang was, omdat het leek alsof het tot leven kwam. [naam01] deed, eveneens op 14 november 2020, aangifte namens [minderjarige01] . Als bijlage bij de aangifte zijn notities gevoegd die zij heeft gemaakt van gesprekken met [minderjarige01] .
Op 26 november 2020 is [minderjarige01] gehoord in een kindvriendelijke studio. Daar heeft zij verklaard dat opa [verdachte01] zijn piemel liet zien toen ze samen op haar slaapkamer waren. Ze verklaarde dat de verdachte aan zijn eigen piemel voelde en dat hij haar vroeg dat ook te doen. [minderjarige01] verklaarde dat ze niet wist waarom de verdachte dat aan haar vroeg, maar dat het hun geheimpje was. Op het moment dat de verhoorder [minderjarige01] vroeg waar ze de piemel had aangeraakt, deed ze haar hand om de vinger van de verhoorder en ging ze een paar keer naar voren en naar achter met haar hand om die vinger heen. [minderjarige01] vertelde dat ze bij het zwembad ook de piemel van de verdachte heeft aangeraakt. Hierbij maakte zij dezelfde bewegingen met haar hand. Op het moment dat de verhoorder aan [minderjarige01] vroeg of de verdachte ook iets met zijn piemel deed zei ze “ja”. En op de vraag wat opa dan deed zei ze “ook zo” en ze maakte van haar hand een vuist en ging een paar keer naar voren en naar achter met haar vuist. Daarna verklaarde ze dat zij de verdachte ook moest aanraken.
De verdachte heeft zich bij zijn verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij een verklaring afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat [minderjarige01] in de zomer van 2020 bij hem en zijn toenmalige vrouw logeerde in [plaats02] . Toen hij op enig moment met de deur open - zoals hij en zijn toenmalige vrouw dat altijd deden - stond te plassen, kwam [minderjarige01] het toilet binnen en stond ze naar hem te kijken. Toen heeft hij haar gevraagd of ze zijn penis vast wilde houden. Later zaten de verdachte en [minderjarige01] in het zwembad en heeft de verdachte nogmaals zijn penis aan haar laten zien. Over de gebeurtenis op 24 oktober 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij alleen met [minderjarige01] op haar kamer was en dat hij onder haar hoogslaper op een matras lag. Daar heeft hij ook zijn penis aan haar laten zien. Dat deed hij zonder dat [minderjarige01] dat vroeg. De verdachte heeft ontkend dat hij zichzelf toen heeft aftrokken en dat [minderjarige01] hem toen heeft afgetrokken. Hij heeft ook verklaard dat hij niet denkt dat [minderjarige01] liegt, maar dat hij zich niet herinnert dat hij zich heeft afgetrokken in haar bijzijn. Volgens de verdachte zou het kunnen dat hij tegen [minderjarige01] heeft gezegd dat het geheim moest blijven.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop als uitgangspunt voor de beoordeling. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader (een deel van) de handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. De wet bepaalt dat de enkele verklaring van het veronderstelde slachtoffer onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen (artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
In dit geval wordt de verklaring van [minderjarige01] afgelegd tijdens het studioverhoor ondersteund door ander bewijs. Derden hebben verklaard dat [minderjarige01] en haar broertje in de zomer van 2020 in [plaats02] hebben gelogeerd, dat daar toen een zwembadje was en dat de verdachte op 24 oktober 2020 alleen met [minderjarige01] in haar kamer was. De verdachte heeft de verklaring van [minderjarige01] in zoverre bevestigd dat hij in de zomervakantie van 2020, toen [minderjarige01] met haar broer logeerde in de woning van de verdachte en zijn toenmalige vrouw in [plaats02] , zijn piemel heeft laten zien en dat [minderjarige01] de penis van de verdachte toen heeft aangeraakt. De verklaringen van [minderjarige01] en de verdachte over de gebeurtenissen op 24 oktober 2020 zijn ook deels gelijkluidend, want zowel de verdachte als [minderjarige01] verklaren dat zij samen op de slaapkamer van [minderjarige01] waren en dat de verdachte daar zijn penis aan [minderjarige01] heeft laten zien. Ook heeft de verdachte verklaard dat het best zou kunnen dat hij tegen [minderjarige01] heeft gezegd dat het geheim moest blijven.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [minderjarige01] zoals zij tijdens het studioverhoor heeft afgelegd specifiek, gedetailleerd en daarmee betrouwbaar is. De rechtbank gaat dan ook bij de beoordeling van de bewijsvraag uit van haar verklaring en zal ook de ten laste gelegde en door de verdachte ontkende handelingen bewezen verklaren. De rechtbank benadrukt hierbij dat [minderjarige01] , die op dat moment de leeftijd van vier jaar had, tijdens het studioverhoor met haar hand voordoet hoe ze de piemel van de verdachte vasthield en welke bewegingen ze daarbij maakte. Dergelijke handelingen passen niet bij iemand van vier jaar. Bovendien heeft ook de verdachte aangegeven geen reden te hebben om te twijfelen aan de verklaringen van [minderjarige01] .
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode 20 juli 2020 tot en met 28 augustus 2020 te [plaats02]
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum02] -2016, door in de nabijheid van die [minderjarige01]
- zijn, verdachtes, penis te ontbloten en (vervolgens) te tonen aan die [minderjarige01] en
- die [minderjarige01] zijn, verdachtes, ontblote penis te laten betasten en
- zich af trekken en zich door die [minderjarige01] te laten aftrekken;
2
hij op 24 oktober 2020 te [plaats03]
met [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum02] -2016, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [minderjarige01] en
- door die [minderjarige01] laten betasten van zijn, verdachtes penis en
- aftrekken van zichzelf en zich door die [minderjarige01] laten aftrekken;
3
hij op tijdstippen in de periode 20 juli 2020 tot en met 24 oktober 2020 te [plaats02] en te [plaats03] , [minderjarige01] , een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
immers heeft verdachte in het zicht en ten overstaan van die [minderjarige01] geboren op [geboortedatum02] -2016, zichzelf afgetrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
beide feiten gepleegd in eendaadse samenloop met:
3.
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de dochter van zijn stiefzoon; zijn stiefkleindochter [minderjarige01] . Hij heeft haar zijn geslachtsdeel laten zien, heeft zijn geslachtsdeel door haar laten betasten, heeft haar aftrekbewegingen laten maken en heeft zichzelf ook afgetrokken in haar bijzijn. Deze seksuele handelingen vonden plaats toen [minderjarige01] bij hem bleef logeren in de zomervakantie en in haar slaapkamer bij haar thuis. Gelet op de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer, namelijk drie jaar (feit 1) en net vier jaar (feit 2) oud, verkeerde zij jegens de verdachte in een afhankelijke positie.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaring die de vader van het slachtoffer tijdens de zitting heeft voorgelezen, blijkt onmiskenbaar dat het handelen van de verdachte ingrijpende gevolgen heeft gehad voor [minderjarige01] , maar ook voor haar familie. Minderjarigen moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij is voorbijgegaan aan de belangen van het slachtoffer en haar door zijn handelen de mogelijkheid heeft ontnomen om haar persoonlijkheid en seksualiteit op haar eigen tempo te ontwikkelen. Dat de handelingen gepleegd zijn door een persoon die zij bij uitstek had moeten kunnen vertrouwen en op een locatie waar zij zich veilig had moeten voelen, maakt het gedrag van de verdachte extra verwijtbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 21 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 december 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een 58-jarige verdachte van het seksueel misbruiken van de destijds vierjarige dochter van zijn voormalige stiefzoon, die eenmaal eerder werd veroordeeld voor vergelijkbaar gedrag in 2003 en die sinds onderhavige kwestie geen enkel contact meer heeft met het meisje in kwestie, noch met haar vader (zijn voormalige stiefzoon), noch met diens moeder (zijn ex-vrouw) en die ondanks op advies van zijn advocaat zwijgt over het ten laste gelegde, uitlatingen heeft gedaan die wijzen op een aanwezig probleembesef en heeft uitgesproken bereid te zijn tot medewerking aan diagnostiek en behandeling. De verdere persoonlijke omstandigheden van de verdachte verlopen met en zonder problematiek. Hij heeft stabiele huisvesting, vast werk (ook al zit hij momenteel in de ziektewet) en hij is financieel gezien gezond. Tegelijkertijd kent de verdachte een belaste opgroei in het verlengde waarvan het geenszins kan worden uitgesloten dat er sprake is van traumata en doorwerking hiervan op het ten laste gelegde. De verdachte kent een sterk beperkt sociaal vangnet dat thans feitelijk enkel nog bestaat uit één zus. Er lijkt geen sprake van middelenproblematiek. De verdachte kent geen daadwerkelijke geschiedenis met de geestelijke gezondheidszorg en/of hulpverlening anderszins.
De reclassering adviseert de verdachte bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan een proeftijd en bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en een ambulante behandeling, zodat er binnen dat kader meer zicht kan komen op het ten laste gelegde gedrag, de hieraan ten grondslag liggende problematiek en zodat er behandeling kan worden ingezet gericht op het minimaliseren van de kans op herhaling van dergelijk gedrag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal in dit geval echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is namelijk van oordeel dat zowel de verdachte als de maatschappij het meest gebaat zijn bij een verplichte ambulante behandeling van de verdachte. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte inzicht krijgt in de achtergrond van zijn handelen en handvatten krijgt aangereikt, zodat de kans op herhaling wordt verkleind. De verdachte heeft ter zitting verteld dat hij zelf ook de noodzaak van een behandeling inziet en dat hij welwillend tegenover een dergelijke behandeling staat. De rechtbank houdt bij de strafmaat ook rekening met de gevolgen die zijn handelen reeds heeft gehad. Hij is zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen en vrienden kwijt en hij heeft moeten verhuizen. De rechtbank houdt tenslotte nog rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft weliswaar voor de zitting lang gezwegen op advies van zijn advocaat, maar uit taps en het reclasseringsrapport blijkt dat de verdachte er zelf juist liever over wilde praten en hij heeft dat op de zitting ook gedaan.
Gelet op het vorenstaande zal, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aan de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de voorwaarden die hierna worden genoemd worden verbonden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er verder toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank stelt de proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel op drie jaar, omdat de problemen van de verdachte kennelijk al langer spelen en recidive moet worden voorkomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] . De benadeelde partij vordert - na vermindering - een vergoeding van € 746,30 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Nu niet is betwist dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten materiële schade is toegebracht, de hoogte van de vordering niet is betwist en deze ook niet onredelijk voorkomt, zal de vordering tot vergoeding van de materiële schade worden toegewezen.
Nu niet is betwist dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, en de vordering billijk voorkomt, zal ook deze vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.746,30 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 247, 248, 248d en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen bij Reclassering Nederland te Rotterdam en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zijn gedrag en eventuele problematiek diagnosticeren en laat zich behandelen door polikliniek De Waag en/of ambulant behandelcentrum Fivoor en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2016;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
176 (honderdzesenzeventig) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
88 (achtentachtig) dagen;
veroordeelt de veroordeelde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [minderjarige01] , te betalen een bedrag van
€ 2.746,30 (zegge: tweeduizendzevenhonderdzesenveertig euro en dertig eurocent), bestaande uit € 746,30 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [minderjarige01] te betalen
€ 2.746,30(hoofdsom,
zegge: tweeduizendzevenhonderdzesenveertig euro en 30 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.746,30 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
37 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode 20 juli 2020 tot en met 28 augustus 2020 te [plaats02]
meermalen, althans eenmaal ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum02] -2016, door in de nabijheid van die [minderjarige01]
- zijn, verdachtes, penis te ontbloten en/of (vervolgens) te tonen aan die [minderjarige01] en/of
- die [minderjarige01] zijn, verdachtes, (ontblote) penis te laten betasten en/of
- zich af trekken en/of zich door die [minderjarige01] te laten aftrekken;
2
hij op 24 oktober 2020 te [plaats03]
met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum02] -2016, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [minderjarige01] en/of
- door die [minderjarige01] laten betasten van zijn, verdachtes penis en/of
- aftrekken van zichzelf en/of zich door die [minderjarige01] laten aftrekken;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 juli 2020 tot en met 24 oktober 2020 te [plaats02] en/of te [plaats03] , in elk geval in Nederland,
[minderjarige01] , een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
immers heeft verdachte in het zicht en/of ten overstaan van die [minderjarige01] geboren op [geboortedatum02] -2016, zichzelf afgetrokken.