ECLI:NL:RBROT:2023:1070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
10/010576-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor plegen ontucht met minderjarige, rekening houdend met tijdsverloop

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de zomer van 2006, toen de aangeefster, destijds 12 jaar oud, op een binnenvaartschip werd misbruikt door een Filipijnse matroos. De aangeefster deed op 16 december 2020 aangifte van seksueel misbruik, waarna de verdachte werd geïdentificeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als specifiek, gedetailleerd en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en politieonderzoek. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met de aangeefster, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/010576-22
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling
Op 16 december 2020 heeft aangeefster [aangeefster01] zich bij de politie gemeld. Zij heeft verklaard dat haar ouders vroeger op een binnenvaartschip voeren en dat zij in de zomer van 2006 op dat schip seksueel is misbruikt door een Filipijnse matroos met de naam [naam01] . Deze matroos was samen met een andere Filipijnse matroos in dienst op het schip van haar ouders en hij sprak Engels. De aangeefster was toen 12 jaar oud en de matroos was tussen de 20 en 30 jaar oud. De matroos had haar gezoend en zijn vingers in haar vagina gestopt. Ook moest ze zijn geslachtsdeel vastpakken. Op 15 januari 2021 heeft de aangeefster aangifte gedaan van seksueel misbruik. In haar aangifte heeft zij verklaard dat de Filipijnse matroos toenadering zocht, haar hand op zijn lichaam legde en haar vervolgens zoende. Hij zei daarbij dat als ze haar mond zou houden, niemand erachter zou komen. Die zomervakantie zochten de aangeefster en de verdachte elkaar meermalen op en dan gebeurde er altijd wel iets. Dat ging van zoenen tot tongzoenen en elkaar aanraken. Ze heeft zijn geslachtsdeel aangeraakt en moest hem aftrekken. Hij heeft aan haar borsten gezeten en heeft haar gevingerd. Dit was haar eerste seksuele ervaring. Het misbruik had de hele zomervakantie geduurd.
De aangeefster heeft dit op enig moment aan haar vriendin [naam02] verteld, die het vervolgens tegen de schooldirectie heeft verteld. Daarna zijn de ouders van de aangeefster in kennis gesteld en is de politie aan boord geweest van het schip van haar ouders. Het schip is na die zomer verkocht.
De vader van de aangeefster heeft verklaard dat ze het schip na de zomer van 2006 hebben verkocht. Zijn dochter had hem verteld dat een Filipijnse matroos aan haar had gezeten. Ze hebben toen de politie gebeld en de matrozen zijn per direct van boord gestuurd. Uit onderzoek van de politie blijkt dat hiervan een registratie is opgemaakt op naam van de verdachte op 22 oktober 2006.
Getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij de aangeefster in 2006/2007 les gaf en gesprekken met haar heeft gevoerd. De aangeefster heeft haar verteld over misbruik door een Filipijnse matroos op het schip van haar ouders. De matroos zat in haar onderbroek en het ging verder dan enkel strelen. Ze weet nog dat ze daar erg van schrok.
Getuige [getuige02] heeft verklaard dat de aangeefster haar destijds heeft verteld dat de Filipijnse matroos haar had gezoend en gevingerd. Deze getuige ging toen een weekend mee varen en herinnert zich nog dat zij de betreffende matroos nog heeft uitgescholden vanwege wat haar was verteld.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij sinds 2004 op schepen werkt als matroos. Sinds 2004 werkte hij samen met een andere Filipijnse matroos op een schip. Hij verbleef en sliep op dat schip, hij sprak Engels en hij werd aangesproken met de naam [naam01] . Verder heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen en is hij niet op de zitting verschenen.
De aangeefster heeft naar het oordeel van de rechtbank een specifieke, gedetailleerde en betrouwbare verklaring afgelegd. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de bewijsvraag uit van haar verklaring. Deze verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de voornoemde getuigenverklaringen. Bovendien volgt uit het onderzoek van de politie dat er op naam van de verdachte een registratie staat van 22 oktober 2006 waarin wordt vermeld dat hij werd verdacht van ontucht met een minderjarige van 12 jaar oud.
4.1.2.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 01 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te [plaats02] , in elk geval in Nederland en Duitsland,
meermalen met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- brengen van zijn vingers in haar vagina en
- (tong)zoenen van haar en- zich laten aftrekken en laten betasten van zijn penis en
- betasten van en knijpen in haar borsten en
- betasten van en wrijven over haar schaamstreek;
2
hij op tijdstippen in de periode van 01 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te [plaats02] , in elk geval in Nederland, en Duitsland
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen
- (tong)zoenen van haar en- zich laten aftrekken en laten betasten van zijn penis en
- betasten van en knijpen in haar borsten en
- betasten van en wrijven over haar schaamstreek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
1.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met het destijds 12 jaar oude slachtoffer. Hij werkte als matroos op het schip van de ouders van het slachtoffer en heeft op dat schip seksuele handelingen met haar verricht die onder meer bestonden uit (tong)zoenen, het betasten en vingeren van het slachtoffer en zich laten aftrekken door het slachtoffer. De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 29 jaar. De verdachte heeft met zijn handelen het welzijn en de ontwikkeling van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens. Als volwassene van 29 jaar had hij rekening moeten houden met de geestelijke ontwikkeling van het slachtoffer en de geringe mate waarin zij op dat moment in haar leven in staat was de gevolgen van het plegen van dergelijke seksuele handelingen te overzien. Het schip, haar thuis in die periode, had een plek moeten zijn waar zij zich veilig en geborgen kon voelen.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van het misbruik. Dat geldt ook voor dit slachtoffer dat de gevolgen van het handelen van de verdachte tijdens de politieverhoren en het door haar uitgeoefende spreekrecht naar voren heeft gebracht. Zij heeft daarin verwoord hoe verwarrend en complex de situatie voor haar als 12-jarige was en hoe dit haar leven en seksuele ontwikkeling heeft beïnvloed en nog steeds beïnvloedt. Minderjarigen moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij is voorbijgegaan aan de belangen van het slachtoffer en haar door zijn handelen de mogelijkheid heeft ontnomen om in deze fase van haar leven haar persoonlijkheid en seksualiteit op haar eigen tempo te ontwikkelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 21 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie in Nederland.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Nu het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen richtlijnen geeft voor de bewezen verklaarde feiten, heeft de rechtbank bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, gelet op het tijdsverloop van de zaak en het ontbreken van informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft zich bij de politie grotendeels beroepen op zijn zwijgrecht waar het ging om zijn persoonlijke omstandigheden, de reclassering heeft hem niet kunnen bereiken en hij is niet naar de zitting gekomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4119,40 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding die ziet op de kosten voor de transpositiepraktijk, de kosten voor de aanvullende zorgverzekering en de reiskosten komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal derhalve geheel worden toegewezen. De gevorderde schadevergoeding die ziet op de kosten voor de behandeling bij het Sport Performance Centre Rijnmond zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.554,-, nu uit de door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde stukken blijkt dat de werkgever van de benadeelde partij voor deze kosten € 1.000,- heeft bijgedragen.
Het behoeft geen betoog dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank sluit daarbij aan bij Letselcategorie 3 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, die ziet op een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, gepleegd door een ouder persoon bij een zeer jeugdig slachtoffer en ook op het zedenmisdrijf zonder seksueel binnendringen onder verzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het gedurende een langere periode stelselmatig is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat het psychisch letsel dat in deze categorie is omschreven het beste aansluit bij de omstandigheden van de onderhavige zaak. Voorts heeft de raadsvrouw tijdens haar betoog een uitspraak aangehaald die zag op verkrachting, hetgeen niet vergelijkbaar is met deze zaak. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot € 5.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden materiële schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 (moment van aangifte) en dat het te vergoeden immateriële schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2006 (mutatie bij politie).
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.125,46 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 55, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 8.125,46 (zegge: achtduizendhonderdvijfentwintig euro en zesenveertig eurocent), bestaande uit € 3.125,46 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 8.125,46(hoofdsom,
zegge: achtduizendhonderdvijfentwintig euro en zesenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.125,46 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te [plaats02] , in elk geval in Nederland, en/of Duitsland,
(meermalen) met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- (tong)zoenen van haar en/of
- zich laten aftrekken en/of laten betasten van zijn penis en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of
- betasten van en/of wrijven over haar schaamstreek;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te [plaats02] , in elk geval in Nederland, en/of Duitsland
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- (tong)zoenen van haar en/of
- zich laten aftrekken en/of laten betasten van zijn penis en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of
- betasten van en/of wrijven over haar schaamstreek.