Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [schuldeiser01] , schuldeiser;
- mevrouw [naam02] , moeder van schuldeiser,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet. Verzoeker, die een schuld van in totaal € 13.682,08 heeft bij zes schuldeisers, heeft een schuldregeling aangeboden waarbij hij 26,898% aan de preferente schuldeisers en 13,449% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Echter, één van de schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser01], heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling, omdat zij van mening is dat het aanbod niet goed gedocumenteerd is en niet in verhouding staat tot de totale schuldvordering. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 is gebleken dat verzoeker mogelijk nog andere schulden heeft die niet in het aanbod zijn meegenomen, waaronder een aanzienlijke schuld van ongeveer € 33.000,00 uit een eerder huwelijk.
De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van [schuldeiser01] om in te stemmen met de schuldregeling redelijk was. De rechtbank concludeert dat het aanbod van verzoeker niet goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Er zijn onduidelijkheden over de hoogte van de schuldenlast en het aanbod wijkt af van wat in het verzoekschrift is vermeld. Bovendien is er geen duidelijk overzicht van de totale schuldenlast verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van [schuldeiser01] zwaarder wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers, en wijst het verzoek om [schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.