ECLI:NL:RBROT:2023:10686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling wegens onvoldoende documentatie en onduidelijkheid over schuldenlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet. Verzoeker, die een schuld van in totaal € 13.682,08 heeft bij zes schuldeisers, heeft een schuldregeling aangeboden waarbij hij 26,898% aan de preferente schuldeisers en 13,449% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Echter, één van de schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser01], heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling, omdat zij van mening is dat het aanbod niet goed gedocumenteerd is en niet in verhouding staat tot de totale schuldvordering. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 is gebleken dat verzoeker mogelijk nog andere schulden heeft die niet in het aanbod zijn meegenomen, waaronder een aanzienlijke schuld van ongeveer € 33.000,00 uit een eerder huwelijk.

De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van [schuldeiser01] om in te stemmen met de schuldregeling redelijk was. De rechtbank concludeert dat het aanbod van verzoeker niet goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Er zijn onduidelijkheden over de hoogte van de schuldenlast en het aanbod wijkt af van wat in het verzoekschrift is vermeld. Bovendien is er geen duidelijk overzicht van de totale schuldenlast verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van [schuldeiser01] zwaarder wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers, en wijst het verzoek om [schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 1 november 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 21 juli 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een schuldeisers, te weten:
- [schuldeiser01] , hierna te noemen: [schuldeiser01] ;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [schuldeiser01] , schuldeiser;
  • mevrouw [naam02] , moeder van schuldeiser,
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zes schuldeisers, waarvan één preferente en vijf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van
€ 13.682,08 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 5 april 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 26,898% aan de preferente schuldeisers en 13,449% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de totale schuldenlast € 13.831,98.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op voortzetting van zijn PW-uitkering. Verzoeker volgt nu een opleiding van een jaar als ervaringsdeskundige. Deze opleiding loopt nog tot en met mei 2024. Deze opleiding verloopt goed. Verzoeker is voornemens om na afloop van deze opleiding een (fulltime) baan te zoeken. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat het budgetbeheer goed verloopt.
Verzoeker heeft ter zitting desgevraagd verklaard niet te weten of er nog meerdere schuldeisers zijn. Verzoeker heeft alle bij hem bekende stukken aangeleverd bij de Kredietbank.
Vijf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser01] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.442,38 op verzoeker.

3.Het verweer

[schuldeiser01] heeft ter zitting te kennen gegeven dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. [schuldeiser01] heeft te kennen gegeven dat zij een regresvordering heeft op verzoeker. Hieraan ligt ook een rechtelijke uitspraak ten grondslag. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. [schuldeiser01] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. Er is geen overzicht van de totale schuldenlast verstrekt. In het aanbod is volgens [schuldeiser01] geen rekening gehouden met alle schulden. Verzoeker is ook een bekende bij de Kredietbank in Trier. Verzoeker heeft onder meer een schuld van zo’n € 33.000,00 uit een eerder huwelijk, welke niet is meegenomen. Daarnaast heeft hij nog andere schulden uit het verleden. Met die schulden is ook geen rekening gehouden bij het gedane aanbod. [schuldeiser01] heeft verder te kennen gegeven er geen vertrouwen in te hebben dat verzoeker zich maximaal zal inspannen voor de schuldeisers. Verzoeker geeft weliswaar aan dat hij wil gaan werken, maar hij heeft in het verleden ook nooit gewerkt.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser01] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Het aanbod waar de andere schuldeisers mee akkoord zijn gegaan wijkt voor wat betreft de hoogte van de schuldenlast en/of het aangeboden percentage af van hetgeen in het verzoekschrift staat. Bovendien is ter zitting gebleken dat verzoeker (mogelijk) nog meerdere schuldeisers heeft, welke niet op de schuldenlijst zijn opgenomen. Eén van deze schuldeisers zou al een bedrag van zo’n € 33.000,00 te vorderen hebben op verzoeker. Verzoeker heeft hier ter zitting geen uitsluitsel over gegeven. De rechtbank kan dan ook niet met zekerheid vaststellen of de hoogte van de schuldenlast klopt en of het aanbod is gedaan op basis van de juiste uitgangspunten (of dat de schuldenlast eigenlijk materieel hoger is). In de aanbiedingsbrief is weliswaar vermeld dat het voorstel een prognose is en dat afhankelijk van de reserveringsmogelijkheden van verzoeker het uiteindelijke resultaat hoger of lager kan uitvallen, maar de rechtbank is van oordeel dat de schuldeisers er geen rekening mee hoefden te houden dat het uiteindelijke resultaat lager zou worden doordat de schuldenlast gedurende het minnelijk traject zou toenemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser01] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.