ECLI:NL:RBROT:2023:10684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/918 en FT EA 23/919
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 15 september 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 25 oktober 2023 bepaald. Verzoekster, die zich heeft aangemeld bij Stroomopwaarts voor hulp bij een arbeidstraject, heeft een Payrollovereenkomst en ontvangt een inkomen van € 1.995,00 per maand. Dit inkomen stelt haar in staat om haar vaste lasten, waaronder de huur, tijdig te betalen. De huur voor november 2023 is inmiddels voldaan, wat door een bankafschrift is aangetoond.

Verweerster, Keetwoning B.V., heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de gevraagde voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat de huurachterstand is opgelopen tot bijna zeven maanden. Verweerster heeft slechts een bedrag van € 250,00 ontvangen, terwijl de volledige gebruiksvergoeding € 660,20 bedraagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op 19 september 2023 heeft aangekondigd de woning van verzoekster te ontruimen.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven en haar schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat verzoekster de lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 1 november 2023
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 15 september 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 15 september 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 25 oktober 2023.
Mevrouw [naam01] , werkzaam bij VDSH Incasso & Gerechtsdeurwaarders heeft namens Keetwoning B.V. (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden en aangegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
De advocaat van verzoekster heeft op 27 oktober 2023 nadere stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij zich heeft aangemeld bij Stroomopwaarts. Hier wordt zij tevens geholpen met een arbeidstraject. Verzoekster heeft inmiddels een Payrollovereenkomst voor bepaalde tijd bij CBBS Payrolling B.V. en is vanuit daar ter beschikking gesteld aan Stroomopwaarts. Haar inkomen per maand bedraagt op grond van die overeenkomst € 1.995,00. Met de huidige inkomsten is verzoekster in staat om de vaste lasten volledig en op tijd te betalen. De huur over de maand november 2023 is bovendien inmiddels voldaan. Verzoekster heeft in dit kader een bankafschrift overgelegd.

3.Het verweer

Verweerster heeft in haar verweerschrift van 23 oktober 2023 te kennen gegeven dat de gevraagde voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. Voor zover de rechtbank anders beslist, verzoekt verweerster om de voorlopige voorziening voor niet langer dan drie maanden te verstrekken. Verweerster heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aan haar standpunt ten grondslag gelegd. Verweerster heeft aangegeven dat de huurachterstand sinds de dagvaarding alleen maar is opgelopen. Deze was ten tijde van dagvaarden drie maanden. Inmiddels is deze opgelopen naar bijna zeven maanden. Verweerster heeft in die periode slechts een bedrag van € 250,00 ontvangen van verzoekster. Dit terwijl de volledige gebruiksvergoeding € 660,20 bedraagt. Verweerster heeft bovendien reeds aangeboden om de ontruiming op te schorten hangende de verzetsprocedure. Verzoekster moest dan wel de lopende gebruiskvergoeding voldoen. Dit is niet gebeurd. Van verweerster kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij deze situatie voortzet nu haar schade alleen maar groter wordt.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 5 september 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 19 september 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 20 juli 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster ontvangt inmiddels inkomsten uit een dienstbetrekking. Verzoekster heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Verzoekster heeft bovendien aangetoond dat zij de huurpenningen van november 2023 heeft voldaan. Verzoekster heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 juli 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres01] te [woonplaats01] ( [postcode01] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.