ECLI:NL:RBROT:2023:10679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
raadkamernummer 23-021835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van inbeslagname van grijze roodstaart papegaaien na tijdsverloop en nieuwe feiten

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 november 2023, is het klaagschrift van de klaagster, die in 1963 te [geboorteplaats01] is geboren, ontvankelijk verklaard. De klaagster had een klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de inbeslagname van twee grijze roodstaart papegaaien op 12 augustus 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een nieuw feit, namelijk het tijdsverloop sinds de inbeslagname en de eerdere beslissing van 18 oktober 2022, die niet alle relevante omstandigheden in overweging heeft genomen. De klaagster heeft aangevoerd dat de papegaaien ten onrechte in beslag zijn genomen en dat er geen voortgang is geweest in de zaak. De officier van justitie, mr. E. Pols, heeft de klaagster in haar standpunt ondersteund, maar ook gewezen op het feit dat de klaagster haar recht op teruggave van de papegaaien blijft claimen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inbeslagname niet langer voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, mede door het tijdsverloop en de trage voortgang van de zaak. De rechtbank heeft daarom het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van de papegaaien aan de klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
raadkamernummer : 23-021835
datum : 7 november 2023
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klaagster01] , klaagster,

geboren op [geboortedatum01] 1963 te [geboorteplaats01] ,
wonende op het adres: [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3063 BG) Rotterdam, Oostzeezijk 114B,
ten kantore van haar advocaat mr. W.A.E.M. Amesz.

Procedure

Het klaagschrift is op 30 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft het klaagschrift op de openbare raadkamerzitting van 7 november 2023 behandeld. De rechtbank heeft de klaagster, haar advocaat en de officier van justitie, mr. E. Pols, op zitting gehoord.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat op 12 augustus 2023 te Rotterdam op grond van artikel 94 Sv onder de klaagster beslag is gelegd op twee grijze roodstaart papegaaien.
Dit beslag is gelegd in het kader van een strafvorderlijk onderzoek ter zake van overtreding van de Wet Dieren.

Standpunt klaagster en standpunt officier van justitie

Het beklag strekt tot teruggave van de papegaaien aan de klaagster.
Aanvankelijk is namens de klaagster aangevoerd dat de papegaaien ten onrechte in beslag zijn genomen en dat sinds de inbeslagname geen voortgang is geweest in de zaak. Ter zitting is aangevoerd dat uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat officier van justitie
mr. L.F. Schellekens al op 12 augustus 2022 (datum inbeslagname) heeft besloten tot teruggave van de papegaaien aan de rechtmatige eigenaar, zijnde de klaagster, maar dat is tot op heden niet gebeurd. De klaagster is afgelopen donderdag voor het eerst gehoord. Het tijdsverloop tussen de inbeslagname en het verhoor vormt daarom een nieuwe omstandigheid, die maakt dat klaagster ontvankelijk dient te worden verklaard in het beklag.
De advocaat heeft het OM verzocht het proces-verbaal van verhoor aan hem beschikbaar te stellen. Hij wilde dit aan de rechtbank overhandigen, maar het is nog niet nagezonden. Voor zover hetgeen is aangevoerd voor de rechtbank onvoldoende is, wordt verzocht de zaak te schorsen dan wel kort aan te houden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het proces-verbaal van verhoor op te vragen bij de politie.
Ten aanzien van de toestand van de papegaaien ten tijde van inbeslagname is aangevoerd dat de papegaaien binnen 48 uur na inbeslagname hadden moeten worden onderzocht door een dierenarts, maar dit gezondheidsonderzoek heeft pas op 19 augustus 2022 plaatsgevonden. Het is mogelijk dat zij die week bijvoorbeeld geen water hebben gehad. Het formulier toont niet aan dat de papegaaien verwaarloosd waren.
De officier van justitie acht de klaagster ontvankelijk in het beklag, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:81). In dit arrest is bepaald dat hernieuwd beklag in beginsel openstaat na een eerdere, onherroepelijke beslissing, onder andere als sprake is van tijdsverloop. De rechter beoordeelt dan of het (voortduren van) beslag aan de eisen voldoet. De klager dient in een hernieuwd beklag wel met argumenten te komen die niet eerder zijn besproken. Daarvan is geen sprake. De klaagster wilde haar papegaaien terug en wil dat nog steeds. De dierenarts die de papegaaien heeft onderzocht schrijft in de algemene conclusie als antwoord op de vraag of, gelet op diens bevindingen als veterinair arts, aan de dieren de nodige (veterinaire) zorg is onthouden
’ja’. De officier van justitie heeft verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren.

Beoordeling

Bij beschikking van deze rechtbank van 18 oktober 2022 is een beslissing genomen op het beklag tegen inbeslagname van de papegaaien.
De rechtbank stelt voorop dat een hernieuwd beklag mogelijk is indien sprake is van tijdsverloop sinds de inbeslagneming en de beslissing op het eerdere klaagschrift en/of in een wijziging van de omstandigheden die van zodanige aard zijn dat zij nopen tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag. Van dit laatste zal doorgaans sprake zijn als een klager in een hernieuwd beklag (mede) met een beroep op het – meer dan geringe – tijdsverloop sinds de beslissing op het eerdere klaagschrift en uiteenzet dat en waarom voortzetting van het beslag niet langer in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In zo’n geval beoordeelt de rechter of voortzetting van het beslag (nog steeds) in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat de hulpofficier van justitie, zo blijkt uit de kennisgeving van inbeslagname van 12 augustus 2022, heeft geadviseerd tot teruggave van de papegaaien aan de rechtmatige eigenaar. Dit feit is niet aan de orde gekomen in de procedure die heeft geleid tot de beslissing van deze rechtbank van 18 oktober 2022. Dit gegeven wordt daarom beschouwd als een nieuw feit, zodat de klaagster ontvankelijk zal worden verklaard in het beklag.
De papegaaien zijn een week na inbeslagname, op 19 augustus 2022, onderzocht door een dierenarts. De dierenarts heeft (uitsluitend) als commentaar genoteerd dat de papegaaien te mager zijn. De rechtbank kan in deze procedure niet beoordelen noch (laten) onderzoeken wat er in één week kan zijn veranderd aan de conditie van de papegaaien, maar kan ook niet uitsluiten dat die week van invloed is geweest. Daarom en in het licht van genoemde beslissing tot teruggave van de papegaaien aan de rechtmatige eigenaar, is de rapportage van de dierenarts op dit moment niet zonder meer doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of aan deze dieren de nodige zorg is onthouden, als bedoeld in de Wet Dieren. Mede gelet op het tijdsverloop en de trage voortgang in deze zaak voldoet de inbeslagneming naar het oordeel van de rechtbank niet langer aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het klaagschrift zal dan ook gegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beklag gegrond;
  • gelast de teruggave aan de klaagster van de twee grijze roodstaart papegaaien.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.J.A.M. Cooijmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.