ECLI:NL:RBROT:2023:10677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10.159051.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en beschadigen van een iPhone, vrijspraak van mishandeling en bedreiging

Op 28 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie, het beschadigen van de iPhone van zijn ex-vriendin, en mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vuurwapen voorhanden had, aangezien het wapen in een tasje zat dat van hem was en DNA-materiaal van de verdachte op het wapen was aangetroffen. De mishandeling en bedreiging werden echter niet bewezen verklaard, omdat het bewijs onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor deze feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen van mishandeling en bedreiging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, en legde een voorwaardelijke straf op om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.159051.23
Datum uitspraak: 28 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. E. Kaya, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 27 september 2023, met uitzondering van het contactverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 en 3
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling kan bewezen worden. Er ligt een aangifte, er zijn foto’s waarop blauwe plekken te zien zijn en er ligt een verklaring van de getuige [getuige01] die op het moment van de mishandeling met aangeefster aan de telefoon was. Daarnaast heeft de verdachte zelf verklaard dat hij aangeefster bij de armen heeft vastgepakt.
Ook de onder feit 3 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven kan worden bewezen. Er is geen reden om aan de verklaring van aangeefster, dat de verdachte in het Papiaments dreigende woorden heeft geuit, te twijfelen. Die verklaring wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige01] . Hoewel de in de tenlastelegging opgenomen [slachtoffer01] en [slachtoffer02] geen aangifte hebben gedaan, waren zij daar wel aanwezig en is de bedreiging ook in hun richting geuit.
Dat de verbalisanten niets over een bedreiging hebben geverbaliseerd kan zijn omdat de woorden in een voor hen onbekende taal zijn gedaan.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 2 (mishandeling)
Aangeefster [slachtoffer03] en de verdachte hadden op 29 juni 2023 ruzie in de woning van aangeefster.
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar toen meermalen met zijn vuisten op haar onderarmen en op haar kuiten heeft geslagen en dat zij toen is gaan schreeuwen. Daarna zou de verdachte met haar telefoon gegooid hebben. Volgens de verdachte heeft hij aangeefster niet geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster onvoldoende steun vindt in het dossier. De getuige [getuige01] , die met aangeefster aan de telefoon was, heeft verklaard dat zij een klap tegen de speaker van de telefoon hoorde en dat zij aangeefster vervolgens hoorde schreeuwen. Deze verklaring wijkt af van hetgeen aangeefster daarover heeft verteld.
Op de foto’s die de verbalisanten ter plaatse van de armen van aangeefster hebben gemaakt is enkel een verkleuring op één onderarm te zien. De rechtbank kan echter op basis van deze foto’s onvoldoende vaststellen waardoor de verkleuring is veroorzaakt en hoe oud deze verkleuring was. Ook aan de foto’s die aangeefster een paar dagen later (op 3 juli 2023) naar de politie heeft gestuurd kent de rechtbank onvoldoende bewijswaarde toe. Uit deze foto’s blijkt ook niet wanneer de verwondingen zijn opgelopen. De rechtbank merkt ten overvloede daarbij op dat op de foto’s een blauwe plek op een bovenarm en op een bovenbeen te zien is, wat niet overeenkomt met de verklaring van aangeefster dat de verdachte haar op de onderarmen en kuiten zou hebben geslagen.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde mishandeling niet bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feit 3 (bedreiging)
De verdachte zou bij zijn aanhouding aangeefster [slachtoffer03] , haar moeder [slachtoffer02] en haar stiefvader [slachtoffer01] in het Papiaments hebben bedreigd met de woorden:
“wacht maar tot ik vrijkom, dan ga ik jullie allemaal schieten”.
De verdachte ontkent deze bedreiging te hebben geuit.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer03] dat de verdachte specifiek de woorden “ik ga jullie allemaal schieten”, zou hebben geschreeuwd, wordt niet ondersteund door de overige stukken in het dossier.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat de verdachte in het Papiaments zou hebben gezegd:
“Wacht maar als ik vrij kom, dan ga je zien wat er met jou gaat gebeuren. Kijk uit dat je hier niet meer woont”. Dit is iets anders dan waar de aangeefster over heeft verklaard en met name hebben deze woorden niet dezelfde dreigende strekking. [slachtoffer02] en [slachtoffer01] hebben niets over deze bedreiging gezegd, terwijl zij ook bij de aanhouding aanwezig waren. Ook de verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden hebben niet in hun proces-verbaal geverbaliseerd dat de verdachte tijdens zijn aanhouding nog iets in een vreemde taal zou hebben geschreeuwd.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de tenlastegelegde bedreiging niet bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen niet van hem is, dat hij niet wist dat het in zijn tasje zat en dat het mogelijk door [slachtoffer01] daarin is gestopt.
Verder is op het vuurwapen een DNA-mengprofiel aangetroffen dat van de verdachte afkomstig kan zijn, maar dat is onvoldoende om tot een veroordeling te kunnen komen. Het valt niet uit te sluiten dat de match het gevolg is van overdracht. Het tasje waar het wapen in zat is van verdachte. Zijn DNA zal in het tasje hebben gezeten en zo op het wapen terecht zijn gekomen.
4.2.2.
Beoordeling
Het vuurwapen zat in een tasje dat van de verdachte is en dat hij bij zich had. DNA-materiaal matchend met dat van de verdachte is in een mengprofiel op de trekker/kolf/haan en aan de binnenzijde van de loop van het vuurwapen aangetroffen. Dat het aangetroffen DNA-spoor door overdracht op het vuurwapen is terechtgekomen is niet aannemelijk, omdat dit ook in de loop van het wapen is gevonden. Voor overdracht is direct contact nodig, aangezien DNA niet door de lucht wordt verspreid of pootjes heeft. Het is ook niet aannemelijk dat het vuurwapen door [slachtoffer01] in het tasje is gestopt, omdat er geen DNA-materiaal dat matcht met zijn DNA is aangetroffen.
De rechtbank concludeert op basis van de uitkomsten van het DNA-onderzoek in combinatie met het aantreffen van het wapen in een tasje dat verdachte bij zich had, dat hij het vuurwapen voorhanden had.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring feit 4 zonder nadere motivering
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 4 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 29 juni 2023 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm Flobert en
- daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 29 juni 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een
iPhonedie aan [slachtoffer03] toebehoorde heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 29 juni 2023 een geladen vuurwapen bij zich gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot (ondeskundig) vuurwapengebruik waarbij slachtoffers kunnen vallen. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik hebben. De gevolgen van dit alles zijn vrijwel dagelijks in de media. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
De verdachte heeft daarnaast de iPhone van aangeefster beschadigd door deze tegen de grond te gooien.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vernieling is veroordeeld, maar niet ter zake de Wet wapens en munitie.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 september 2023. Uit het rapport volgt dat de reclassering vooralsnog geen delictpatroon bij de verdachte ziet. Wel zien zij bij de verdachte mogelijk recidiveverhogende factoren op de leefgebieden psychosociaal functioneren, huisvesting, relaties met anderen, werk, financiën en houding. De verdachte komt over als iemand die niet zelfstandig in staat is zijn problemen op te lossen. Zijn kwetsbare positie acht de reclassering zorgelijk en verplichte hulpverlening is dan ook geïndiceerd.
Het recidiverisico kan niet worden ingeschat, omdat de verdachte een ontkennende verdachte is.
Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met het slachtoffer, het inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, en met name het bezit van een (geladen) vuurwapen, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, het strafblad van de verdachte, het rapport van de reclassering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdediging heeft verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van het voorhanden hebben van een (geladen) vuurwapen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande en omdat de rechtbank de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijspreekt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank net als de officier van justitie geen aanleiding om aan de verdachte een contactverbod op te leggen, omdat er geen contact meer is tussen de verdachte en aangeefster en de verdachte zelf ook geen contact meer wil.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank het toezicht en de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu niet aan de wettelijke vereisten van artikel 14e Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, en zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding, met vaste structuur;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en zijn schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 september 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm Flobert en/of
- daarbij behorende munitie
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Rotterdam zijn levensgezet, [slachtoffer03] heeft mishandeld door
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer02] tegen haar benen en armen, althans tegen haar lichaam, te slaan en/of stompen;
3
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Rotterdam [slachtoffer03] en/of [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer03] en/of [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar tot ik vrijkom, dan ga ik jullie allemaal schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een Iphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer03] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;