Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer M.M. Draer, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- de heer J. Hoogendoorn, werkzaam bij [schuldeiser].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met vijf concurrente schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 25,94% van zijn totale schuldenlast van € 7.196,94 wilde aflossen. Vier van de vijf schuldeisers stemden in met deze regeling, maar één schuldeiser, aangeduid als [schuldeiser], weigerde akkoord te gaan en stelde voorwaarden voor instemming.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de weigering van [schuldeiser] om in te stemmen met de regeling niet redelijk was, gezien het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord ging. De rechtbank oordeelde dat het aangeboden akkoord, dat was getoetst door de Kredietbank Rotterdam, goed gedocumenteerd was en dat verzoeker al het mogelijke had gedaan om zijn schulden te voldoen. Bovendien zou de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling minder gunstig zijn voor de schuldeisers dan het aangeboden akkoord.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en [schuldeiser] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan en er geen griffierecht verschuldigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.