ECLI:NL:RBROT:2023:10635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
10-254422-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De officier van justitie had op 6 juli 2023 een vordering ingediend om het voorwaardelijk opgelegde strafdeel gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, waarbij zij aanvankelijk 12 maanden had gevorderd, maar dit wijzigde naar 6 maanden tijdens de zitting. De vordering was gebaseerd op een rapport van Tactus Verslavingszorg, waarin de situatie van de veroordeelde werd besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1962 op de Nederlandse Antillen en thans gedetineerd, zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering en opname in een forensische GGZ-instelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de conclusie van de reclassering, die aangaf dat de kans op ernstige recidive hoog is en dat er geen mogelijkheden tot gedragsverandering zijn.

Na het horen van de officier van justitie, de raadsman en een deskundige, heeft de rechtbank besloten om een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot 6 maanden, ten uitvoer te leggen. De rechtbank oordeelde dat het niet in het belang van de samenleving zou zijn als de veroordeelde na 12 maanden onbehandeld op vrije voeten zou komen. De beslissing houdt in dat de vrijheidsbeneming die de veroordeelde heeft ondergaan, in mindering zal worden gebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De overige voorwaarden blijven gedurende de proeftijd van kracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-254422-22
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1962,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ( [afkorting PI01] ),
raadsman mr. H.F.C Hoogendoorn namens mr. J. Gravesteijn , advocaat te Den Haag.

1.Vordering

Op 6 juli 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de straf die de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank bij vonnis van
14 maart 2023 (verder: het vonnis) voorwaardelijk aan de veroordeelde heeft opgelegd, te weten een gevangenisstraf van 12 maanden.
Ter terechtzitting van 20 juli 2023 heeft de officier van justitie mr. M. Vollebregt de vordering gewijzigd, in die zin dat zij vordert om het voorwaardelijk opgelegde strafdeel gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, te weten voor 6 maanden.
Aan de vordering ligt een rapport van Tactus Verslavingszorg (hierna: de reclassering) van
4 juli 2023 over de veroordeelde ten grondslag.

2.Feiten

Bij het vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is een gevangenisstraf opgelegd van
20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De daaraan gestelde bijzondere voorwaarden zijn:
een meldplicht bij de Reclassering;
een opname in een forensische GGZ-instelling met mogelijkheid tot inname van medicatie;
het ondergaan van een ambulante behandeling na afloop van de klinische behandeling;
het verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
het meewerken aan middelencontrole;
een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding tijdens het verblijf in een beschermde woonvorm.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 4 april 2023 aan de veroordeelde verzonden.
Op 5 juli 2023 is de veroordeelde op grond van artikel 6:3:15 van het Wetboek van Strafvordering aangehouden. De rechter-commissaris in deze rechtbank heeft op 7 juli 2023 op vordering van de officier van justitie de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf bevolen.

3.Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 20 juli 2023.
De officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde zijn gehoord. Voorts is de heer [naam01] , waarnemer van degene die met het reclasseringstoezicht is belast (hierna: de reclasseringswerker), telefonisch als deskundige gehoord. De veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en is niet verschenen.

4.Conclusie officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de voorwaardelijke straf gedeeltelijk, voor de duur van 6 maanden, ten uitvoer wordt gelegd. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat zij enerzijds twijfelt of bij de veroordeelde gedragsverandering zal plaatsvinden, maar dat het anderzijds een gegeven is dat er geen gedragsverandering zal plaatsvinden indien hem geen kans wordt geboden.

5.Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke straf gedeeltelijk, voor een periode van 3 of 6 maanden, ten uitvoer dient te worden gelegd. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De veroordeelde is thans ongemotiveerd om mee te werken aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, omdat tijdens zijn verblijf in de kliniek geen behandeling van de grond is gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat de veroordeelde in de weerstand is geschoten en de communicatie met hem niet meer goed verloopt. Het risico dat de veroordeelde na
12 maanden onbehandeld op vrije voeten komt, is aanwezig. Indien de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gedeeltelijk wordt tenuitvoergelegd, heeft de veroordeelde de mogelijkheid om tot rust komen. Voorts is het van belang dat hij in overleg treedt met zijn vaste advocaat die hem goed kent en hem mogelijk kan motiveren om alsnog mee te werken aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden.

6.Beoordeling vordering

De rechtbank heeft acht geslagen op de standpunten van de officier en de verdediging en heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering en de mening van de deskundige.
Het rapport van de reclassering houdt kort gezegd het volgende in.
De veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de meldplicht, nu hij tijdens het eerste gesprek in dit kader de grenzen van de gedragsregels van de reclassering heeft opgezocht door het uiten van bedreigingen.
De veroordeelde heeft zich voorts niet ingezet voor de klinische opname in FPA De Boog waardoor deze opname is stopgezet. De kans op ernstige recidive wordt als hoog ingeschat waardoor de reclassering op korte termijn geen mogelijkheden meer ziet voor de uitvoering van het toezicht. De reclassering ziet geen mogelijkheden tot gedragsverandering en risicobeperkingen, ook niet na een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
De reclasseringswerker heeft in aanvulling op het rapport het volgende verklaard.
De opmerking in voornoemd rapport inhoudende dat de reclassering geen mogelijkheden ziet tot gedragsverandering en risicobeperkingen, ook niet na een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, betreft een standaard tekstblok. Het advies van FPA de Boog betreft een opname in een kliniek met een hoger beveiligingsniveau waar opnieuw - op een veilige manier - kan worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn met medicatie, gespreksvoering en structurering. De reclassering staat hier achter. De reclasseringswerker vraagt zich af of de veroordeelde uit onmacht aangeeft niet meer mee te willen werken, of uit onwil. Indien de veroordeelde wil meewerken tijdens een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, dan ziet de reclassering mogelijkheden om met de veroordeelde aan de slag te gaan.
Op grond van het voorgaande wordt vastgesteld dat de veroordeelde de hierboven onder
1 en 2 vermelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. Er is daarom in beginsel reden om de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijke strafdeel. De rechtbank zal echter een deel van de voorwaardelijke straf, groot 6 maanden, ten uitvoer leggen. Het wordt niet in het belang van de samenleving geacht indien de veroordeelde na 12 maanden detentie onbehandeld op vrije voeten komt. Mogelijk gaat de veroordeelde alsnog meewerken, of heeft de vaste advocaat van de veroordeelde een goede invloed op hem en om die reden wordt de veroordeelde een kans gegund.
Voor het restant van het voorwaardelijke strafdeel zullen gedurende de resterende proeftijd de algemene en bijzondere voorwaarden blijven gelden.

7.Beslissing

De rechtbank:
gelast de
tenuitvoerleggingvan een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden;
beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van de voorlopige tenuitvoerlegging geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
Deze beslissing is genomen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2023.
De oudste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.