Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Vordering
2.Feiten
3.Procedure
4.Conclusie officier van justitie
5.Standpunt verdediging
6.Beoordeling vordering
7.Beslissing
tenuitvoerleggingvan een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De officier van justitie had op 6 juli 2023 een vordering ingediend om het voorwaardelijk opgelegde strafdeel gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, waarbij zij aanvankelijk 12 maanden had gevorderd, maar dit wijzigde naar 6 maanden tijdens de zitting. De vordering was gebaseerd op een rapport van Tactus Verslavingszorg, waarin de situatie van de veroordeelde werd besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1962 op de Nederlandse Antillen en thans gedetineerd, zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering en opname in een forensische GGZ-instelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de conclusie van de reclassering, die aangaf dat de kans op ernstige recidive hoog is en dat er geen mogelijkheden tot gedragsverandering zijn.
Na het horen van de officier van justitie, de raadsman en een deskundige, heeft de rechtbank besloten om een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot 6 maanden, ten uitvoer te leggen. De rechtbank oordeelde dat het niet in het belang van de samenleving zou zijn als de veroordeelde na 12 maanden onbehandeld op vrije voeten zou komen. De beslissing houdt in dat de vrijheidsbeneming die de veroordeelde heeft ondergaan, in mindering zal worden gebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De overige voorwaarden blijven gedurende de proeftijd van kracht.