ECLI:NL:RBROT:2023:10621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
668144 / HA RK 23-1066
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in strafzaken na einduitspraak

Op 8 november 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in verband met twee strafzaken. Het verzoek tot wraking was ingediend na een mondeling vonnis van de rechter, waarin het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoeker niet meer mogelijk was om de rechter te wraken, aangezien de rechter al een einduitspraak had gedaan. Dit betekent dat de behandeling van de zaak door de rechter was geëindigd op het moment dat het wrakingsverzoek werd gedaan. De rechtbank verklaarde verzoeker daarom niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek, op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en het Wrakingsprotocol van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/668144 / HA RK 23-1066
Beslissing van 8 november 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. L.J.M. Janssen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de twee gevoegde strafzaken tegen verzoeker. Deze strafzaken hebben de parketnummers 10-217608-13 en 10-27653-15. De dossiers van deze strafzaken zijn ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
- het e-mailbericht van verzoeker aan de wrakingskamer, gedateerd 2 november 2023.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting op 30 oktober 2023 blijkt dat de rechter in de hiervoor omschreven strafzaken mondeling vonnis heeft gewezen, inhoudende – kort gezegd – dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van verzoeker als verdachte. Dat vonnis is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaken door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op de genoemde terechtzitting na het uitspreken van het vonnis door de rechter door verzoeker mondeling gedaan. Dat is dus nadat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak heeft gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.I. Mentink, voorzitter, mr. K.A. Baggerman en mr. A.J.M. van Breevoort, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.