ECLI:NL:RBROT:2023:10617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
C/10/616284 / HA ZA 21-313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid executeur en derden in erfrechtelijke geschillen met verwijzing naar schadestaat

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2023, staat de aansprakelijkheid van de executeur en derden centraal in het kader van de nalatenschap van [naam01]. De eiser, in zijn hoedanigheid als vereffenaar, heeft [gedaagde01], [gedaagde02], en [gedaagde03] aangeklaagd wegens tekortkomingen en onrechtmatig handelen bij de uitvoering van hun taken. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 26 april 2023 vastgesteld dat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten in haar rol als executeur, wat heeft geleid tot schade voor de nalatenschap. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat zowel [gedaagde01] als [gedaagde02] onrechtmatig hebben gehandeld, waardoor zij aansprakelijk zijn voor de geleden schade.

De vereffenaar heeft verzocht om verwijzing naar een schadestaatprocedure, omdat de exacte schade nog niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de vereffenaar in de gelegenheid gesteld om de schade te begroten, maar heeft het verzoek om een voorschot op de schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vereffenaar onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de schade en het causale verband met de tekortkomingen van de gedaagden.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de zaak door te verwijzen naar de schadestaatprocedure om de schade verder te kunnen vaststellen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de vereffenaar begroot en zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616284 / HA ZA 21-313
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser01] ,
in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van:
[naam01] ,
kantoorhoudende te Rotterdam,
eiser,
advocaten: mr. Chr. Groenewoud en mr. C.J.M. Verheggen,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te Barendrecht,
gedaagde sub 1,
advocaat mr. M.J.P. Schipper,
2.
[gedaagde02],
wonende te Woerden,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. N.M.A. Deckers en mr. K.G.J. Boddaert,
3
COATING BEHEER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde sub 3,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben,
4.
[gedaagde03] ,
wonende te Nieuwerbrug aan den Rijn,
gedaagde sub 4,
advocaten: mr. J.C.Th. Papeveld, mr. V.J.K. Welten en mr. M. van der Meulen.
Partijen worden hierna ‘de vereffenaar’, ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’, ‘Coating Beheer’ en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 april 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 19 mei 2022.
  • de akte van de vereffenaar met bijlagen 78 tot en met 84;
  • de antwoordakte van [gedaagde01] ;
  • de antwoordakte van [gedaagde02] .
1.2.
De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

Het tussenvonnis van 26 april 2023

2.1.
In het tussenvonnis van 26 april 2023 heeft de rechtbank (voor zover relevant voor het verdere verloop van de procedure):
  • voor recht verklaard dat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitoefening van haar taak als executeur van de nalatenschap van [naam01] , althans dat zij in de vervulling van haar verplichtingen als zodanig in ernstige mate tekort is geschoten en dat haar daarvan een verwijt kan worden gemaakt en dat zij aansprakelijk is voor de schade die de nalatenschap van [naam01] inclusief de gezamenlijke schuldeisers van de nalatenschap naar aanleiding daarvan heeft geleden;
  • voor recht verklaard dat [gedaagde01] en [gedaagde02] onrechtmatig hebben gehandeld jegens de nalatenschap van [naam01] inclusief de gezamenlijke schuldeisers van de nalatenschap en dat zij op basis daarvan aansprakelijk zijn voor de schade die de nalatenschap inclusief de gezamenlijke schuldeisers naar aanleiding daarvan heeft geleden;
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeeld om de schade van de nalatenschap als gevolg van de door hen gepleegde rechtshandelingen aan de vereffenaar te vergoeden;
  • voor recht verklaard dat met betrekking tot het woonhuis geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden tussen [gedaagde01] en [gedaagde02] .
2.2.
De rechtbank heeft de vereffenaar in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de hoogte van de door de nalatenschap geleden schade, waarbij de vereffenaar [gedaagde01] ’s huwelijksvermogelijksrechtelijke positie met betrekking tot het woonhuis dient te betrekken. De rechtbank heeft bepaald dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hierop bij antwoordakte mogen reageren.
De akte van de vereffenaar
2.3.
De vereffenaar verzoekt primair de procedure alsnog te verwijzen naar een schadestaatprocedure, onder toewijzing van het gevorderde voorschot, omdat hij een deel van de schade van de nalatenschap op dit moment nog niet kan begroten.
Voor zover dit verzoek niet wordt gevolgd, voert de vereffenaar (samengevat) het volgende aan over de schade die de nalatenschap heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde01] en het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en [gedaagde02] :
Extra vordering Rabobank
De vereffenaar stelt dat de Rabobank [gedaagde01] door de afgifte van de ruimschoots toereikend-verklaring in de gelegenheid heeft gesteld om extra geld op te blijven nemen, waardoor haar schuld bij de Rabobank is toegenomen met een bedrag van € 182.311,64 (de vereffenaar noemt ook een bedrag van € 179.311,64 maar dit zal een verschrijving zijn). Dit bedrag kan niet uit (alleen) het woonhuis worden voldaan.
Kosten vereffening
De vereffenaar stelt dat [gedaagde01] en [gedaagde02] de kosten moeten betalen van de extra werkzaamheden die de vereffenaar heeft moeten verrichten door het tekortschieten van [gedaagde01] en het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en [gedaagde02] . De vereffenaar begroot deze kosten vooralsnog (de rechter-commissaris zal het loon uiteindelijk moeten vaststellen) op een bedrag van € 90.096,53 exclusief btw (€ 109.016,80 inclusief btw). Ter onderbouwing van deze begroting legt de vereffenaar een overzicht [1] van de extra werkzaamheden over.
Kosten advocaat
De vereffenaar stelt dat [gedaagde01] en [gedaagde02] aansprakelijk zijn voor de advocaatkosten die de vereffenaar heeft moeten maken voor:
- de onderhavige procedure en het opstellen van de diverse beslagrekesten, ter hoogte van
€ 90.285,20 exclusief btw (€ 109.245,03 inclusief btw) [2] ;
- de overige werkzaamheden zoals strategiebepaling, correspondentie met overige partijen en de tuchtrechtelijke procedures tegen twee notarissen, ter hoogte van € 109.519,90 exclusief btw (€ 132.519,08 inclusief btw) [3] tot en met 16 mei 2023;
- verschotten ter hoogte van € 7.649,87 [4] .
Deskundigenkosten
De vereffenaar stelt dat [gedaagde01] en [gedaagde02] de kosten moeten betalen van het advies dat de vereffenaar bij prof. mr. drs. [naam02] heeft ingewonnen voor de tuchtprocedure en de onderhavige procedure. Deze kosten bedragen € 3.769,15 inclusief btw (de factuur van [naam02] van 14 juli 2021) plus de nog niet bekende kosten voor de opinie die [naam02] nog zal factureren.
Potentiële waardevermindering woonhuis en de huurpenningen
De vereffenaar stelt dat de eventuele waardevermindering van de woning sinds het overlijden van [naam01] is aan te merken als schade die voor rekening van [gedaagde01] en [gedaagde02] moet komen. De vereffenaar heeft het woonhuis nog niet mogen inspecteren, zodat hij nog niet kan beoordelen of sprake is van een waardevermindering, aldus de vereffenaar.
De vereffenaar stelt verder dat [gedaagde02] ook de door hem genoten huurinkomsten bij wijze van schadevergoeding aan de nalatenschap moet voldoen [5] . Om de hoogte hiervan te kunnen vaststellen, zal [gedaagde02] zijn boeken en overige bescheiden moeten openleggen, aldus de vereffenaar. De vereffenaar vordert bij wijze van voorschot een bedrag van € 72.000,- (48 maanden x € 1.500,- per maand).
Nakomende kosten
De vereffenaar stelt dat mogelijk nog een civiele procedure tegen notarissen [naam03] en [naam04] zal moeten worden gevoerd en dat de kosten hiervan voor rekening van [gedaagde01] en [gedaagde02] moeten komen. Deze kosten kan de vereffenaar op dit moment nog niet begroten.
Ook stelt de vereffenaar dat mogelijk een ontruimingsprocedure moet worden gestart tegen de bewoners van het woonhuis als zij de woning niet vrijwillig zullen verlaten. De kosten hiervan moeten volgens de vereffenaar worden gekwalificeerd als schade die voor rekening van [gedaagde01] en [gedaagde02] moet komen. De vereffenaar kan deze kosten op dit moment nog niet begroten.
De huwelijksvermogensrechtelijke positie van [gedaagde01]
2.4.
Over de huwelijksvermogensrechtelijke positie van [gedaagde01] met betrekking tot het woonhuis voert de vereffenaar het volgende aan. [gedaagde01] en [naam01] zijn voorafgaand aan hun huwelijk huwelijksvoorwaarden aangegaan, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Deze huwelijksvoorwaarden zijn bij akte van 2 juli 1996 gewijzigd, waarbij een finaal verrekenbeding bij overlijden is opgenomen. Dit beding houdt in dat bij het einde van het huwelijk door overlijden door de echtgenoten wordt afgerekend alsof tussen hen de wettelijke gemeenschap van goederen heeft bestaan. Het woonhuis stond op naam van [naam01] en was gedurende het huwelijk geen eigendom van [gedaagde01] . Gelet op het verrekenbeding moet als gevolg van het overlijden de
waardevan het woonhuis in de verrekening worden betrokken en niet dit vermogensbestanddeel zelf.
Voorschot
2.5.
De vereffenaar verzoekt tot slot een voorschot toe te kennen van in ieder geval een bedrag van € 179.311,64 ten laste van [gedaagde01] , wegens toename van de schuld aan de Rabobank, en € 72.000,- ten laste van [gedaagde02] wegens genoten huurinkomsten.
De antwoordakte van [gedaagde01]
2.6.
[gedaagde01] maakt geen bezwaar tegen verwijzing naar de schadestaatprocedure maar wel tegen het verzochte voorschot. Zij betwist de hoogte van de door de vereffenaar gestelde schade en voert hiertegen (samengevat) het volgende aan:
  • ten aanzien van de schuld bij de Rabobank: de vereffenaar stelt niet wat het verband is tussen de afgifte van de ruimschoots-verklaring en het oplopen van de schuld en houdt ten onrechte geen rekening met het wegvallen van de hypotheekschuld. Bovendien zag de geldlening op zowel het woonhuis als de achterliggende percelen, anders dan de vereffenaar stelt;
  • ten aanzien van de kosten vereffening: de vereffenaar heeft te veel en niet noodzakelijke kosten gemaakt en onderbouwt de kosten bovendien onvoldoende door geen specificaties over te leggen;
  • ten aanzien van de kosten advocaat en kosten deskundigen: hierover bestaat nog geen zekerheid, de vereffenaar heeft te veel en deels niet noodzakelijke kosten gemaakt en onderbouwt de kosten onvoldoende door geen specificaties over te leggen. Bovendien worden de advocaatkosten geacht te zijn verdisconteerd in de proceskostenveroordeling;
  • ten aanzien van de potentiële waardevermindering van het woonhuis: het staat nog niet vast dat het woonhuis een lagere waarde heeft dan ten tijde van het overlijden;
  • ten aanzien van de nakomende posten: de noodzaak van het voeren van een civiele procedure tegen de betreffende notarissen staat nog niet vast, evenmin als de noodzaak voor het maken van kosten voor de ontruiming van het huis.
2.7.
Over haar huwelijksvermogensrechtelijke positie voert [gedaagde01] aan dat zij als gevolg van het overlijden van [naam01] en de werking van de wettelijke verdeling eigenaar is geworden van de woning. De nalatenschap heeft verder een schuld van € 587.000,- aan [gedaagde01] op grond van de huwelijksvoorwaarden, zodat een eventuele vordering van de vereffenaar daarmee moet worden verrekend. Subsidiair beroep [gedaagde01] zich op opschorting.
De antwoordakte van [gedaagde02]
2.8.
[gedaagde02] betwist de hoogte van de schade die de vereffenaar begroot en betwist ook dat de schade aan hem kan worden toegerekend. Ten aanzien van de schadeposten voert [gedaagde02] (samengevat) het volgende aan:
  • ten aanzien van de werkzaamheden met betrekking tot klachten notarissen: deze kosten zijn niet gemaakt door toedoen van [gedaagde02] , waren niet noodzakelijk en komen niet voor zijn rekening;
  • ten aanzien van de aansprakelijkstellingen notarissen: er is geen causaal verband tussen de gedragingen van [gedaagde02] en de gemaakte kosten; de kosten moeten worden verhaald op de notarissen;
  • ten aanzien van de beslagen: [gedaagde02] betwist dat hij aansprakelijk is voor deze kosten wegens gebrek aan causaal verband;
  • ten aanzien van de woning: ten tijde van de aankoop van de woning waren de huurders al daarin aanwezig. De nalatenschap is juist begunstigd door [gedaagde02] omdat hij heeft bewerkstelligd dat verhuur van het woonhuis nu wel (in sommige gevallen) is toegestaan. [gedaagde02] betwist voorts dat de woning in een slechte(re) staat verkeert door zijn toedoen, aangezien de woning ten tijde van de aankoop al in een zeer slechte staat verkeerde en [gedaagde02] juist herstelwerkzaamheden heeft verricht. [gedaagde02] betwist ook de wijze waarop de vereffenaar de schade begroot, omdat, het onrechtmatig handelen weggedacht, niet zeker is dat de woning in 2018 zou zijn verkocht. De huurinkomsten zijn voorts niet aan te merken als schade van de nalatenschap en bovendien brengt de vereffenaar dubbel schade in rekening omdat hij ook een vergelijking wenst met de situatie van verkoop in 2018. Voor zover [gedaagde02] schadeplichtig is, kan bovendien slechts de winst in de schadebegroting worden betrokken, niet de omzet, en [gedaagde02] betwist dat er sprake is van winst, gelet op de kosten die hij heeft moeten maken;
  • ten aanzien van de kosten vereffening: [gedaagde02] betwist de hoogte van deze kosten, die de rechter-commissaris bovendien zal moeten vaststellen. De vereffenaar handelt in strijd met een goede procesorde dan wel in strijd met hoor en wederhoor, aangezien hij geen specificaties van zijn werkzaamheden overlegt. De schade moet worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing;
  • ten aanzien van de kosten advocaat: [gedaagde02] voert aan dat deze kosten buitensporig hoog zijn en dat de vereffenaar handelt in strijd met een goede procesorde dan wel in strijd met hoor en wederhoor, aangezien hij geen specificaties van zijn werkzaamheden overlegt. De schade moet daarom worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing. Er kan ook geen sprake zijn van een werkelijke proceskostenveroordeling;
  • ten aanzien van de overige (advocaat)kosten: deze kosten kunnen niet aan [gedaagde02] worden toegerekend. Bovendien zijn deze kosten buitensporig hoog, ontbreken specificaties en is er geen ruimte voor een werkelijke proceskostenveroordeling;
  • ten aanzien van de verschotten: er is geen ruimte voor een werkelijke proceskostenveroordeling;
  • ten aanzien van de kosten deskundigen: de kosten voor het inschakelen van deskundige [naam02] komen niet voor rekening van [gedaagde02] omdat deze kosten niet door zijn toedoen zijn gemaakt. Het vragen van een opinie was bovendien onnodig gelet op de deskundigheid van de vereffenaar;
  • ten aanzien van nakomende kosten: toekomstige procedures zijn onnodig, aldus [gedaagde02] en de kosten daarvan dienen in ieder geval niet voor zijn rekening te komen. Het feit dat er huurders in het woonhuis aanwezig zijn, kan voorts niet aan [gedaagde02] worden toegerekend. [gedaagde02] betwist dat de gestelde toekomstige schade als “p.m.-post” kan worden toegewezen.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
2.9.
Voor zover de schadebegroting direct mogelijk is, begroot de rechter de schade direct. De rechtbank heeft in het tussenvonnis aangenomen dat begroting nu al mogelijk is en hebben partijen in de gelegenheid gesteld zich over de begroting uit te laten. De rechtbank kan naar nu blijkt de schade op dit moment nog niet vaststellen. Zo is de hoogte van een deel van de schadeposten nog niet duidelijk, te weten de kosten van de deskundige, de eventuele waardevermindering van het woonhuis en de mogelijke winst van [gedaagde02] uit hoofde van de verhuur van het woonhuis. Ook staat nog niet vast of de nalatenschap schade zal lijden door eventuele toekomstige werkzaamheden en procedures. De vereffenaar heeft de mogelijkheid van schade wel aannemelijk gemaakt, gelet op ten minste de extra werkzaamheden die hij heeft moeten (laten) verrichten door de tekortkoming van [gedaagde01] en het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en [gedaagde02] . De rechtbank zal de zaak daarom alsnog verwijzen naar de schadestaatprocedure om de schade nader vast te stellen [6] .
Geen voorschot
2.10.
De vereffenaar heeft er in zijn akte voor gekozen voorschotbedragen te vorderen voor twee specifieke schadeposten. Dit deel van de vordering wordt afgewezen, omdat de schadeposten in dit stadium onvoldoende zijn onderbouwd. Voor de toename van de schuld bij de Rabobank onderbouwt de vereffenaar vooralsnog onvoldoende wat het causale verband is tussen de tekortkoming en/of het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en de gestelde schade, gelet op hetgeen [gedaagde01] heeft aangevoerd over de hypotheekvorm (een zogeheten opeethypotheek), het feit dat het woonhuis is teruggevallen in de boedel zonder hypotheekschuld en het verrekeningsverweer van [gedaagde01] . Ten aanzien van [gedaagde02] onderbouwt de vereffenaar de hoogte van de door hem gevorderde winstafdracht onvoldoende, gelet op het verweer van [gedaagde02] dat de vereffenaar dubbel schade in rekening brengt en ten onrechte geen rekening houdt met de kosten die [gedaagde02] voor de verhuur heeft moeten maken.
Conclusie
2.11.
Gelet op het voorgaande wordt de zaak voor wat betreft de schadeomvang verwezen naar de schadestaatprocedure en wordt het gevraagde voorschot op de schadevergoeding afgewezen.
De proceskosten
2.12.
Zoals in het tussenvonnis van 26 april 2023 is geoordeeld, worden [gedaagde01] , [gedaagde02] , Coating Beheer en [gedaagde03] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Gelet op artikel 706 Rv moeten [gedaagde01] en [gedaagde02] ook de gevorderde beslagkosten voldoen.
De kosten aan de zijde van de vereffenaar worden (inclusief beslagkosten) begroot op:
- dagvaarding € 94,27, waarvan [gedaagde01] , [gedaagde02] , Coating Beheer en [gedaagde03] ieder € 23,57 dienen te betalen;
- beslagexploten € 2.104,20, waarvan € 1.052,10 voor rekening komt van [gedaagde01] en € 1.052,10 voor rekening van [gedaagde02] ;
- griffierecht € 1.666,00, waarvan [gedaagde01] , [gedaagde02] , Coating Beheer en [gedaagde03] ieder € 416,50 dienen te betalen;
- salaris advocaat €
13.339,00,(3 punten × tarief € 4.247,- + 1 punt x tarief € 598,- vanwege het beslag), waarvan € 3.484,25 voor rekening van [gedaagde01] € 3.484,25 voor rekening van [gedaagde02] , € 3.185,25 voor rekening van Coating Beheer, € 3.185,25 voor rekening van [gedaagde03] ;
Totaal € 17.203,47.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] tot vergoeding aan de vereffenaar van de schade van de nalatenschap als gevolg van de door hen gepleegde rechtshandelingen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] , [gedaagde02] , Coating Beheer en [gedaagde03] in de proceskosten, aan de zijde van de vereffenaar tot op heden begroot op € 17.203,47, te weten:
  • € 4.976,42 ten aanzien van [gedaagde01] ;
  • € 4.976,42 ten aanzien van [gedaagde02] ;
  • € 3.625,32 ten aanzien van Coating Beheer;
  • € 3.625,32 ten aanzien van [gedaagde03] ;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M Wouters, mr. M. de Geus en mr. M. Aukema. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.
2474

Voetnoten

1.Bijlage 80 bij de akte van de vereffenaar
2.Bijlage 81 bij de akte van de vereffenaar
3.Bijlage 82 bij de akte van de vereffenaar
4.Bijlage 83 bij de akte van de vereffenaar
5.Artikel 6:104 BW
6.Artikel 612 Rv