ECLI:NL:RBROT:2023:10616

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
ROT 22/5082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van aanmaningskosten bij naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023, in de zaak tussen eiser en de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de aanmaning van 26 juli 2022 inzake de betaling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de invorderingsambtenaar op 29 september 2022. De rechtbank heeft op 3 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan eiser is aangeboden.

De rechtbank onderzoekt of de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Eiser betoogt dat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat de invorderingsambtenaar de naheffingsaanslag op 11 mei 2022 correct heeft bekendgemaakt via MijnOverheid. Eiser had zich hiervoor aangemeld, waardoor de rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd. De uiterste betaaltermijn voor de naheffingsaanslag was 11 juni 2022, en eiser heeft niet aangetoond dat hij voor deze datum heeft betaald, waardoor hij in verzuim was.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser de aanmaningskosten moet betalen en geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aanmaning van 26 juli 2022 over de betaling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1.1.
Met de uitspraak op bezwaar van 29 september 2022 heeft de invorderingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
De invorderingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. De griffier heeft het Track & Trace-systeem van PostNL geraadpleegd. Bij de aangetekende verzending aan eiser van de uitnodigingsbrief voor de zitting van 3 oktober 2023, gedateerd 31 augustus 2023, staat dat deze op 5 september 2023 is bezorgd, voorzien van een handtekening voor ontvangst. Gelet hierop heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan het adres van eiser is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening gebracht?
4.1.
Eiser betoogt dat de invorderingsambtenaar geen aanmaningskosten in rekening mocht brengen, omdat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de invorderingsambtenaar een aanmaning toestuurt wanneer de schuldenaar in verzuim is. Hij kan daarvoor een vergoeding in rekening brengen. De schuldenaar is in verzuim als hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald. Die termijn is opgenomen in de naheffingsaanslag, die pas in werking treedt nadat de naheffingsaanslag is bekendgemaakt door toezending aan de belanghebbende. Elektronische verzending is mogelijk, voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. [1]
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening gebracht. De invorderingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag op 11 mei 2022 bekendgemaakt via MijnOverheid. De invorderingsambtenaar heeft toegelicht dat het alleen mogelijk is berichten via MijnOverheid te versturen als de geadresseerde zich daarvoor heeft aangemeld. Eiser heeft niet betwist dat hij kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Het betoog van eiser over poststukken doet niet ter zake, omdat sprake is van elektronische verzending. De uiterste betaaltermijn van de naheffingsaanslag was 11 juni 2022. Niet is gebleken dat eiser voor die datum heeft betaald. Eiser was dus in verzuim. De invorderingsambtenaar heeft terecht een aanmaning toegestuurd. Op grond van artikel 4:113, eerste lid, van de Awb, mocht de invorderingsambtenaar een vergoeding van € 8,- in rekening brengen voor het versturen van de aanmaning. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de aanmaningskosten moet betalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de artikelen 2:14, eerste lid, 3:40, 3:41, eerste lid, 4:97, 4:112, eerste lid en 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).