ECLI:NL:RBROT:2023:10594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/788 en FT EA 23/789
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker, die een fulltime dienstbetrekking heeft. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder Defam, die weigerde in te stemmen met deze regeling. Verzoeker heeft veertien schuldeisers, waarvan twee preferente en twaalf concurrente, met een totale vordering van € 52.745,80. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 4,17% aan de preferente en 2,08% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat dertien van de veertien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl Defam, met een vordering van € 19.299,37, niet akkoord ging.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de schuldeisers en de verzoeker. Ondanks de weigering van Defam, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers zwaarder wegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat verzoeker zich in een stabiele financiële situatie bevindt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aangeboden regeling een betere uitkomst biedt voor de schuldeisers dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, die aanzienlijke kosten met zich meebrengt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Defam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 1 november 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 8 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeisers, te weten:
- Defam Credit (hierna: Defam);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Defam heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam02] , kennis van verzoeker,
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers met twee vorderingen en twaalf concurrente schuldeisers met dertien vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 52.745,80 verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 19 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,17% aan de preferente schuldeisers en 2,08% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 50.366,35.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime. Het werk betreft (tijdelijk) seizoenswerk. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het seizoenswerk bij zijn huidige werkgever binnenkort afloopt en hij voornemens is ander fulltime werk te zoeken ter vervanging daarvan. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan. Verzoeker bevindt zich thans in een (financieel) stabiele situatie. Verder heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het aanbod dat aan de crediteuren is gedaan, is gebaseerd op zesendertig maanden, terwijl de looptijd van een wettelijke schuldsaneringsregeling met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden bedraagt. De schuldeisers zijn dus beter af met het aangeboden percentage in de minnelijke regeling.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Defam stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 19.299.37 op verzoeker, welke 36,59% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Defam te kennen gegeven dat zij meermaals geprobeerd heeft om een betalingsregeling te treffen. Dit is niet gelukt. Defam heeft bovendien aangegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Verder heeft verzoeker in de visie van Defam niet voldoende inspanning verricht om de schuldenlast te verlagen. Zij hebben er geen vertrouwen in dat verzoeker in de toekomst wel voldoende inspanning gaat leveren. Met inachtneming van de verlaging naar achttien maanden, de afloscapaciteit die gelijk is gebleven ondanks de belofte van werk, en de wetenschap dat meneer eerder in een schuldentraject heeft verzaakt, is Defam van mening dat een dwangbevel en ook een wsnp traject geen juiste beslissing is op dit moment. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Defam heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting verder toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Defam bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Defam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Defam een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 36,59%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker nu beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoeker op dit moment reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Bovendien heeft verzoeker verklaard op zoek te gaan naar een (nieuwe) fulltime baan, zodra het seizoenswerk er op zit. Namens verzoeker is een prognose akkoord aangeboden. Dit houdt in dat, indien verzoeker meer inkomen zal genereren, dit ten goede zal komen aan de schuldeisers.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Defam, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Defam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- Beveelt Defam om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- Veroordeelt Defam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.