ECLI:NL:RBROT:2023:10592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/790 en FT EA 23/791
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met betrekking tot een faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 175.628,90, heeft op 8 augustus 2023 een verzoek ingediend voor een schuldregeling. Dit verzoek was gericht aan achttien schuldeisers, waarvan één preferente en zeventien concurrente schuldeisers. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 0,232% aan de preferente schuldeisers en 0,116% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met de afloscapaciteit van verzoeker, die arbeidsongeschikt is en afhankelijk is van een uitkering.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 hebben zestien van de achttien schuldeisers ingestemd met de regeling, terwijl Krol en Juristu, twee schuldeisers, dit hebben geweigerd. Krol en Juristu hebben hun weigering onderbouwd met de stelling dat het aangeboden bedrag te laag is en dat er een procedure loopt over de koop van een kapsalon. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vorderingen van Krol en Juristu slechts een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod zwaarder wegen dan die van Krol en Juristu. Daarom heeft de rechtbank Krol en Juristu bevolen in te stemmen met de schuldregeling en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 1 november 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 8 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • G.A. Krol Advocantenkantoor B.V. (hierna: Krol);
  • Juristu Incassodiensten B.V., in behandeling bij De Ruijter & Willemsen Gerechtsdeurwaarders (hierna: Juristu);
  • Eden Springs B.V. (hierna: Eden Springs);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Eden Springs heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 18 oktober 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening),
De weigerende schuldeiser zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en zeventien concurrente schuldeisers met negentien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 175.628,90 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 2 augustus 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 0,232% aan de preferente schuldeisers en 0,116% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op voortzetting van zijn ZW-uitkering. Verzoeker is arbeidsongeschikt. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat er in juli 2024 een periodieke uitkering vanuit de levensverzekering vrij komt. De aangeboden regeling voorziet daarom in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft desgevraagd verklaard dat er naar zijn weten geen procedures meer lopen. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verder heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het aanbod dat aan de crediteuren is gedaan, is gebaseerd op zesendertig maanden, terwijl de looptijd van een wettelijke schuldsaneringsregeling met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden bedraagt. De schuldeisers zijn dus beter af met het aangeboden percentage in de minnelijke regeling.
Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Krol en Juristu stemmen hier niet mee in. Krol heeft een vordering van € 2.127,03 op verzoeker, welke 1,2% van de totale schuldenlast beloopt. Juristu heeft een vordering van € 257,08 op verzoeker, welke 0,1% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening hebben Krol en Juristu te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Juristu heeft aan haar weigering bovendien nog ten grondslag gelegd dat er een procedure bij de rechtbank loopt omtrent de koop van de kapsalon. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Krol en Juristu geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting nader toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Krol en Juristu bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Krol en Juristu in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Krol en Juristu een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van in totaal 1,3%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zestien van de achttien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker thans niet in staat is om te werken. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomsten uit arbeid zal kunnen verwerven dat substantieel hoger is dan zijn huidige inkomsten. Er is gekozen voor een prognose akkoord, waarbij een eventuele toename in inkomen evenwel nog ten goede zal komen aan de schuldeisers. Daarbij is gebleken dat verzoeker per juli 2024 een periodieke uitkering krijgt vanuit zijn levensverzekering. Het aangeboden percentage zal dan ook vermoedelijk nog omhoog gaan ten voordele van de schuldeisers.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Krol en Juristu, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Krol en Juristu te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Krol en Juristu zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Krol en Juristu om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Krol en Juristu in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.