In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 175.628,90, heeft op 8 augustus 2023 een verzoek ingediend voor een schuldregeling. Dit verzoek was gericht aan achttien schuldeisers, waarvan één preferente en zeventien concurrente schuldeisers. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 0,232% aan de preferente schuldeisers en 0,116% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met de afloscapaciteit van verzoeker, die arbeidsongeschikt is en afhankelijk is van een uitkering.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 hebben zestien van de achttien schuldeisers ingestemd met de regeling, terwijl Krol en Juristu, twee schuldeisers, dit hebben geweigerd. Krol en Juristu hebben hun weigering onderbouwd met de stelling dat het aangeboden bedrag te laag is en dat er een procedure loopt over de koop van een kapsalon. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vorderingen van Krol en Juristu slechts een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod zwaarder wegen dan die van Krol en Juristu. Daarom heeft de rechtbank Krol en Juristu bevolen in te stemmen met de schuldregeling en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.