ECLI:NL:RBROT:2023:10586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/711 en FT EA 23/712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. De verzoeker, die te maken heeft met achttien schuldeisers, heeft een schuldregeling aangeboden waarbij hij 1,52% aan de preferente schuldeisers en 0,76% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De schuldeisers zijn opgeroepen, maar de meeste zijn niet verschenen. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 hebben twee van de schuldeisers, Free Fitness en Novalink, ingestemd met de regeling, terwijl Freo B.V. dat niet deed. Freo heeft een vordering van € 25.001,04, wat 15,17% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt.

De rechtbank heeft beoordeeld of Freo in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeert dat de belangen van de verzoeker en de andere schuldeisers die wel instemden, zwaarder wegen dan die van Freo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat de verzoeker onder beschermingsbewind staat, wat de kans op nieuwe schulden verkleint. De rechtbank heeft daarom het verzoek om Freo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Freo veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en mr. T.M.M. de Laat, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 1 november 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 20 juli 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • Novalink, in behandeling bij Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders (hierna: Novalink);
  • Free Fitness Rotterdam, in behandeling bij Van Hoek & Partners B.V. (hierna: Free Fitness);
  • Freo B.V., in behandeling bij Cannock (hierna: Freo),
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Free Fitness heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 6 oktober 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer G.J. van Rossen, werkzaam bij Modus Vivendi, beschermingsbewindvoerder, daarnaast uitvoerder van het minnelijk traject (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer mr. I.P. van Rossen, advocaat van verzoeker,
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat Novalink alsnog heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en zeventien concurrente schuldeisers met negentien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 166.724,97 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 1 december 2020 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,52% aan de preferente schuldeisers en 0,76% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Op 22 mei 2023 is aan de schuldeisers een heroverweging gezonden.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt parttime (26 uur per week). Verzoeker heeft ter zitting verklaard op dit moment niet meer te kunnen werken. Verzoeker heeft een bedrijfsongeval gehad, waar hij nog steeds last van heeft. Uitbreiding van de uren is mogelijk, zodra verzoeker daartoe lichamelijk in staat is. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft een beschermingsbewindvoerder. De vaste lasten worden door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan. Er is thans sprake van een (financieel) stabiele situatie.
Zeventien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Freo stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 25.001,04 op verzoeker, welke 15,17% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Freo heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op het aangeboden akkoord. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Freo geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Freo bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Freo in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Freo een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 15,1738%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeventien van de achttien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Modus Vivendi. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een parttime baan. Ter zitting is gebleken dat verzoeker op dit moment niet in staat is om fulltime te werken. Verzoeker is evenwel gemotiveerd om, zodra hij daartoe lichamelijk in staat is, meer uren te gaan werken. Er is gekozen voor een prognose akkoord, waarbij een eventuele toename in inkomen nog ten goede zal komen aan de schuldeisers. Verzoeker staat bovendien onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 in beginsel achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Freo, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Freo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Freo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- Beveelt Freo om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- Veroordeelt Freo in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.