ECLI:NL:RBROT:2023:10583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/732 en FT EA 23/733
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met betrekking tot meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 142.588,10. Verzoeker heeft op 24 juli 2023 een verzoek ingediend om een dwangakkoord aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder ING Bank en DirectPay, die beiden hebben geweigerd in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenentwintig van de drieëntwintig, akkoord is gegaan met de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit van verzoeker. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers, ING en DirectPay, slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken.

De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van ING en DirectPay. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn fulltime werk en de verwachting dat zijn inkomen niet substantieel zal toenemen. Bovendien zou de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, die sinds 1 juli 2023 is gewijzigd, minder gunstig zijn voor de schuldeisers dan het aangeboden akkoord. De rechtbank heeft daarom besloten om ING en DirectPay te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit stelt verzoeker in staat om zijn schulden te blijven betalen zonder in de toestand te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 1 november 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 24 juli 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • Autorijschool de Hoog, in behandeling bij Van Hoek & Partners Incassoservices B.V.;
  • Fitness America Rotterdam, in behandeling bij Van Hoek & Partners Incassoservices B.V.;
  • Fysiotherapie van Campenhout, in behandeling bij Van Hoek & Partners Incassoservices B.V.;
  • ING Bank, in behandeling bij Vesting Finance (hierna: ING);
  • DirectPay, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna: DirectPay);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Van Hoek & Partners Incassoservices B.V. heeft namens Autorijsschool de Hoog, Fitness America Rotterdam en Fysiotherapie van Campenhout voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 12 setpember 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 25 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening),
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift drieëntwintig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en tweeëntwintig concurrente schuldeisers met negenentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 142.588,10 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 28 maart 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,224% aan de preferente schuldeisers en 1,112% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 142.543,39.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd. De verwachting is dat verzoeker bij zijn huidige werkgever zal blijven werken en dat het inkomen niet substantieel zal toenemen. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Voorts heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het aanbod dat aan de crediteuren is gedaan, is gebaseerd op 36 maanden.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoeker heeft zichzelf bovendien vrijwillig onder beschermingsbewind laten stellen. Ondanks dat het beschermingsbewind is opgeheven (in verband met een beroepswisseling van de beschermingsbewindvoerder), hebben verzoeker en schuldhulpverlening verklaard dat budgetbeheer zal worden opgestart ter vervanging van beschermingsbewind. De vaste lasten werden door de beschermingsbewindvoerder voldaan en worden binnenkort door zijn budgetbeheerder voldaan.
Eenentwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING en DirectPay stemmen hier niet mee in. ING heeft een vordering van € 14.013,42 op verzoeker, welke 9,8% van de totale schuldenlast beloopt. DirectPay heeft een vordering van € 2.164,10 op verzoeker, welke 1,5% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft ING te kennen gegeven dat verzoeker geen maximale inspanning levert om een zo hoog mogelijke uitkering voor alle schuldeisers te generen.
DirectPay heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op het gedane aanbod.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben ING en DirectPay geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING en DirectPay bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING en DirectPay in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van ING en DirectPay een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 11,3%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenentwintig van de drieëntwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. De rechtbank acht het bovendien aannemelijk dat het inkomen van verzoeker de komende jaren niet substantieel zal toenemen. Budgetbeheer zal ook worden opgestart ter vervanging van beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ING en DirectPay, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om ING en DirectPay te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ING en DirectPay zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ING en DirectPay om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ING en DirectPay in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.