In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 142.588,10. Verzoeker heeft op 24 juli 2023 een verzoek ingediend om een dwangakkoord aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder ING Bank en DirectPay, die beiden hebben geweigerd in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenentwintig van de drieëntwintig, akkoord is gegaan met de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit van verzoeker. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers, ING en DirectPay, slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van ING en DirectPay. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn fulltime werk en de verwachting dat zijn inkomen niet substantieel zal toenemen. Bovendien zou de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, die sinds 1 juli 2023 is gewijzigd, minder gunstig zijn voor de schuldeisers dan het aangeboden akkoord. De rechtbank heeft daarom besloten om ING en DirectPay te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit stelt verzoeker in staat om zijn schulden te blijven betalen zonder in de toestand te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.