ECLI:NL:RBROT:2023:10582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/870 / FT EA 23/871
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekers die in financiële problemen verkeren. Verzoekers hebben op 31 augustus 2023 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij een schuldregeling hebben aangeboden aan hun schuldeisers. Dit aanbod hield in dat zij 73,47% aan de preferente schuldeisers en 36,73% aan de concurrente schuldeisers zouden betalen. Echter, één van de schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser], weigerde in te stemmen met deze regeling en stelde dat het aanbod niet maximaal haalbaar was, onder andere omdat de overwaarde van de koopwoning van verzoekers niet was meegenomen in het aanbod.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 is de rechtbank geconfronteerd met de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoekers niet transparant en controleerbaar was, omdat belangrijke activa, zoals de overwaarde van de woning, niet in het aanbod waren opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van [schuldeiser] zwaarder wogen dan die van verzoekers, en dat het aanbod niet het uiterste was wat verzoekers konden bieden. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen.

De rechtbank heeft tevens aangegeven dat zij in een afzonderlijke beslissing zal oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en het maximaliseren van de aangeboden regeling in het kader van schuldsanering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 26 oktober 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2]
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 31 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser], in behandeling bij YUR Advocaten, hierna te noemen: [schuldeiser];
die weigert mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Mr. A. Sintniklaas heeft namens [schuldeiser] voorafgaand aan de zitting op 6 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 16 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • M. van Dueren den Hollander, werkzaam bij de gemeente Hoeksche Waard (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • B. Kers, bestuurder bij [schuldeiser];
  • mr. A. Sintniklaas, werkzaam bij YUR Advocaten, namens [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan twee preferente en zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 115.921,35 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van 28 april 2023 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 73,47% aan de preferente schuldeisers en 36,73% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 138.000,82. De schuldenlast uit het WSNP-verzoek blijkt lager te zijn, te weten € 115.921,35. De uitkering aan de schuldeisers zal derhalve hoger zijn, namelijk 88,67% aan de preferente schuldeisers en 44,34% aan de concurrente schuldeisers.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekers hebben op basis van hun dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime (40 uur per week) en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Verzoekster werkt parttime (32 uur per week) en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan de schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 31.260,49 op verzoekers.

3.Het verweer

Namens [schuldeiser] zijn producties overgelegd. Ter zitting heeft [schuldeiser] – kort samengevat – zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van [schuldeiser] hebben verzoekers voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. Zo is de koopwoning van verzoekers niet meegenomen in het aanbod, terwijl er sprake is van overwaarde op de woning. Hierdoor kan er in de ogen van [schuldeiser] een hoger percentage worden aangeboden aan de schuldeisers, misschien wel een 100% uitbetaling. [schuldeiser] stelt zich daarnaast op het standpunt dat een herfinanciering meer in de redelijkheid ligt en eveneens zou leiden tot een hogere uitbetaling. Ook stelt [schuldeiser] zich op het standpunt dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekers zich maximaal inspannen om zoveel mogelijk baten voor hun schuldeisers te verwerven.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is. Na het aanbod is gebleken dat een deel van het vermogen, onder andere bestaande uit de overwaarde van de koopwoning van verzoekers, niet is meegenomen in het aanbod. Ook is in het aanbod niet uitgelegd, waarom dit vermogen niet is meegenomen in het aanbod. Door de schuldeisers hierover niet te informeren, is in de ogen van de rechtbank geen sprake van een transparant en controleerbaar aanbod.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht en dat het maximaal haalbare is aangeboden aan de schuldeisers. Hierbij stelt de rechtbank vast dat de (overwaarde van de) koopwoning van verzoekers door schuldhulpverlening niet is meegenomen in het aanbod. Daarnaast stelt de rechtbank ook vast dat het opgebouwde tegoed op de Rabobank Toekomstspaarrekening niet is meegenomen in het aanbod.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekers of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.