In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekers die in financiële problemen verkeren. Verzoekers hebben op 31 augustus 2023 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij een schuldregeling hebben aangeboden aan hun schuldeisers. Dit aanbod hield in dat zij 73,47% aan de preferente schuldeisers en 36,73% aan de concurrente schuldeisers zouden betalen. Echter, één van de schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser], weigerde in te stemmen met deze regeling en stelde dat het aanbod niet maximaal haalbaar was, onder andere omdat de overwaarde van de koopwoning van verzoekers niet was meegenomen in het aanbod.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 is de rechtbank geconfronteerd met de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoekers niet transparant en controleerbaar was, omdat belangrijke activa, zoals de overwaarde van de woning, niet in het aanbod waren opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van [schuldeiser] zwaarder wogen dan die van verzoekers, en dat het aanbod niet het uiterste was wat verzoekers konden bieden. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen.
De rechtbank heeft tevens aangegeven dat zij in een afzonderlijke beslissing zal oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en het maximaliseren van de aangeboden regeling in het kader van schuldsanering.