ECLI:NL:RBROT:2023:10579
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en saneringsgezinde houding
In deze zaak heeft verzoekster op 15 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster inkomsten ontvangt uit een WW-uitkering en een schuldenlast heeft van € 21.893,80. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is gebaseerd op de vraag of verzoekster te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Verzoekster heeft een schuld aan Stichting Wasko die is ontstaan in 2021 en betrekking heeft op kinderopvang. Ondanks het ontvangen van kinderopvangtoeslag is deze schuld onbetaald gebleven, wat de rechtbank als verwijtbaar beschouwt. Daarnaast heeft verzoekster schulden bij het CJIB wegens verkeersboetes en onbetaalde motorrijtuigenbelasting, die eveneens niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank concludeert dat verzoekster geen saneringsgezinde houding heeft getoond en dat er onvoldoende feiten zijn die toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek af, maar merkt op dat indien verzoekster haar situatie stabiliseert, een volgend verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft.