Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mr. J. Pearson, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 21 september 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van zijn huurwoning door Stichting Woonstad Rotterdam, die op 22 juni 2021 een vonnis tot ontruiming had verkregen. De rechtbank had eerder op 22 september 2023 een tussenvonnis uitgesproken waarin ontruiming werd verboden totdat op het verzoekschrift was beslist. Tijdens de zitting op 19 oktober 2023 werd de advocaat van verzoeker gehoord, terwijl de verweerster, vertegenwoordigd door GGN, niet aanwezig was maar wel een verweerschrift had ingediend.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij sinds 15 november 2022 in schuldhulpverlening zit en dat hij een inkomen heeft van € 5.000,- per maand, terwijl zijn huur € 702,- per maand bedraagt. De huur voor oktober 2023 was tijdig betaald, en verzoeker heeft toegezegd dat ook de huur voor november op tijd zal worden voldaan. GGN heeft geen bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van het verzoek, mits er een voorwaarde in het vonnis wordt opgenomen dat bij niet-betaling van de huur de ontruiming kan worden doorgezet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, gezien het vonnis van 22 juni 2021 en de aankondiging van ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en geconcludeerd dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt. De voorlopige voorziening is toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.